Opvallend is, zoals ook de beide redacteuren van The evolution of literature: Legacies of Darwin in European cultures concluderen, dat in de negentiende eeuw in de meeste West-Europese landen en de Verenigde Staten het begrip evolutie een synoniem werd voor vooruitgang: een aanlokkelijk begrippenpaar voor de zo naar progressie strevende negentiende eeuw. Niet alleen op maatschappelijk vlak, maar ook binnen de wetenschapsbeoefening zelf werd de toepasbaarheid van de evolutietheorie ingezien.
In de besproken bundel wordt niet alleen onderzocht hoe vanaf de negentiende eeuw taal en literatuur zich evolutionair hebben ontwikkeld, maar ook hoe het darwinisme als thema in de Engelse, Duitse en Franse literatuur gestalte heeft gekregen. De invloed van het darwinisme op de literaire creativiteit wordt breed geëxploreerd: thema's als degeneratie (of het mooiere ‘verwording’), het ‘generatiedenken’, monstruositeiten, de darwinistische utopie, de aap als mens en de mens als aap, zijn enkele transnationale voorbeelden waarmee de literatuur sinds de tweede helft van de negentiende eeuw rijkelijk werd bedeeld.
Bovengenoemde bundel verscheen in de sinds 2005 uitgegeven reeks Internationale Forschungen zur Allgemeinen und Vergleichenden Literturwissenschaft en verzamelt negentien voordrachten van een lezingenreeks, gehouden aan de universiteit van Durham in 2007 en tijdens de conferentie The evolution of literature: Legacies of Darwin in European cultures in 2008. Aanleiding voor beide evenementen was het naderende Darwinjaar 2009, waarin zowel de 200ste geboortedag van de Engelse naturalist in 1809 als de 150ste verjaardag van de publicatie van diens Origin of species in 1859 internationaal en grootschalig gememoreerd zouden worden. Dat de uitgave ‘pas’ afgelopen jaar verscheen mag geen wonder heten: zoals dat wel vaker gaat met bundels zijn de lijdzaam toeziende redacteuren afhankelijk van enkele onvermijdelijk traag reagerende, want vaak druk bezette, auteurs. De redacteuren Nicholas Saul en Simon J. James hebben zich echter grondig van hun taak gekweten en het resultaat mag er zijn.
Saul en James zijn beiden werkzaam als letterkundige aan de voornoemde Noord-Engelse universiteit. Zij hebben de West-Europese literatuur in de periode na 1850 als voornaamste onderzoeksveld, maar zijn als literatuurhistoricus feitelijk cultuurhistoricus: de literatuur krijgt volgens hen pas betekenis wanneer deze in zijn eigenheid wordt beschouwd en als zodanig wordt gecontextualiseerd. Dit is terug te zien in het boek, dat middels een aantal artikelen de lezer een ruimschoots historisch en historiografisch kader biedt.
Een enkel artikel levert daardoor soms een opgetrokken wenkbrauw op omdat deze qua thematiek niet direct verband lijkt te houden met taal of fictie, zoals het artikel van de in Oxford werkzame Paul Weindling over de vraag of het darwinisme verantwoordelijk kan worden gehouden voor de opkomst van het nationaalsocialisme. De suggestie van Weindling, een autoriteit op het gebied van de uitgebreide en populaire Darwin-nazihistoriografie, is echter interessant. Eind negentiende eeuw werd de eugenetica - geworteld in Darwins principe van seksuele selectie als kunstmatig in de samenleving toe te passen mechanisme - beschouwd als één van de meest hoopvolle wetenschappelijke oplossingen voor de sociale kwestie. De nationaalsocialisten