zich aaneen in concerns, al of niet beursgenoteerd. Tegelijk raakte de assortimentsboekhandel achterop. Boekverkopers hadden veel om over te mokken. Het jonge publiek liep net zo lief een AKO- of Brunakiosk binnen, om maar te zwijgen over de grammofoonplatenzaak. Intussen kaapten de boekenclubs en de openbare bibliotheken de wat oudere lezers van buiten de stad weg. Een boekverkoper, dat was in die jaren een zoon of dochter van de grondlegger van de winkel, in een afbetaald pand - en met een pensioenprobleem.
Vanaf de komst van Libris groeiden er nieuwe verhoudingen. Uitgevers zagen zich geconfronteerd met nog maar een half dozijn partijen aan boekhandelszijde, die met elkaar meer dan driekwart van de boeken afnamen en commerciële eisen konden stellen. Zodoende krikten de boekverkopers hun handelsmarges op en bewogen zich in de richting van een gezonde rentabiliteit. Er ontstond ruimte om te investeren in personeel en winkelinrichting.
Zo luidde de komst van Libris een periode in waarin de rollen omgedraaid waren. Niet de uitgevers waren nog leidend, nu was dat de boekhandel. Meer handelsmarge voor de boekwinkel betekent minder voor de uitgever, zo eenvoudig is dat. Beursgenoteerde concerns gingen het uitgeven van boeken voor het algemene publiek te ongewis vinden. Voortaan concentreerden ze zich op schoolboeken en wetenschappelijke of professionele informatie. Dat zijn overzichtelijke en relatief gesloten markten. Nee, dan het publieksboek. Maar al te vaak waren het buitenstaanders die met de grootste bestsellers aan de haal gingen. Turbo-taal van Jan Kuitenbrouwer, Harry Potter, de dieetboeken van Michel Montignac en Sonja Bakker, steeds opnieuw hadden de grote spelers in de uitgeverij het nakijken. Het was de rekenmeesters een gruwel.
Het is des te gemakkelijker om te spreken van een glorieperiode voor de boekhandel omdat die periode sinds een paar jaar ten einde is. Bijna op slag heeft het online-winkelen de boekhandel beroofd van de klant die weet welk boek hij hebben wil. Een paar muisklikken en dat boek wordt hem thuisbezorgd. De boekwinkel moet het doen met de snuffelaars, de funshoppers en de cadeautjesjagers. De boekverkoper moet dus kiezen: zijn winkeloppervlak terugbrengen of zijn assortiment verbreden met andere waar dan boeken. Van dat proces zijn we nu getuige. De glorieperiode heeft een kwart eeuw geduurd.
Terug naar 1982. Door de inhaalslag die de boekhandel maakte ontstond er ook ruimte om de collectieve promotie voor het boek op evenwichtige en professionele leest te schoeien. De collectieve wat? Spreek het hardop en woord voor woord uit: collectieve propaganda van het Nederlandse boek. En verbaas je. Wie verzint zoiets? Aldous Huxley? George Orwell? Peter Terrin? Er bestaan realiteiten die geen schrijver verzinnen kan. Collectieve propaganda voor het Nederlandse boek komt gelukkig niet van bovenaf maar van onderop en kon alleen beklijven in het land waar burgers en buitenlui de handen ineensloegen om hun voeten droog te houden. Datzelfde deden boekverkopers en boekuitgevers toen ze hun nering bedreigd achtten door nieuwe plagen: bioscoop, radio, televisie. Ze sloegen de handen ineen. Een deel van hun promotiekracht - en van hun promotiebudget - stonden ze af aan een centraal bureau, on-