en nog veel meer; ook digitale collecties. Om al deze verschillende collecties met de juiste zorg te omringen en met gepaste maatregelen te beschermen, wordt een behoudsplan opgesteld waarin ook de prioriteit van de maatregelen is aangegeven. Deze prioriteit berust op de waarde van een specifieke deelcollectie.. Volgens een in de hele erfgoedsector toegepast model wordt deze waarde bepaald. Men hanteert primaire criteria (informatieve waarde, esthetische waarde, historische waarde en maatschappelijke waarde) en secundaire (gebruik, compleetheid, conditie, herkomst). Secundaire criteria kunnen de primaire versterken of verzwakken. De primaire criteria vullen elkaar aan.
Bibliotheekmedewerkers kennen aan deelcollecties per waarde punten toe. Daarbij wordt stevig gediscussieerd, juist over het gewicht van de verschillende criteria. En het is dan verhelderend om te merken dat een uniek handgeschreven middeleeuws getijdenboek lager scoort op informatieve waarde dan een digitale en volledig doorzoekbare kopie van een achttiende-eeuwse krant. De fysieke kranten scoren wel weer lager op esthetische waarde. Moderne wetenschappelijke boeken krijgen minder punten op de historische schaal, maar op de informatieve schaal meer dan de bronnen waarop ze steunen. Dit geldt zeker als ze digitaal beschikbaar zijn.
Deze waardebepaling gaat per deelcollectie en geldt in principe voor elk stuk dat erin is opgenomen. Met deze criteria kijken we nu naar de Beatrijs, het Trivulziogetijdenboek en het Gruuthusehandschrift.
Na de ‘ontdekking’ van de Beatrijs door Hoffmann von Fallersleben in 1821, de eerste uitgave door Jonckbloet in 1844, maar vooral dankzij de bewerking door de dichter P.C. Boutens uit 1908, is de legende een hoogtepunt geworden in de Nederlandse letterkunde. Generaties middelbare scholieren hebben geleerd: ‘Van dichten comt mi cleine bate’. De tekst is overal te vinden. Op de informatieve schaal scoort het originele handschrift dus niet hoog. Het is wel het enige handschrift met deze tekst in het Middelnederlands, de historische waarde is dus heel hoog. Esthetisch springt het handschrift er niet meteen uit. Het is welverzorgd en kent een mooie historiserende initiaal, maar topkunst is het niet.
Dat is heel anders voor het Trivulziogetijdenboek, ooit eigendom van de prinsen van Trivulzio uit Milaan en daarom zo genoemd. Dit handschrift is verlucht met miniaturen van ongeveer acht bij vijf centimeter door de drie beroemdste meesters uit de vijftiende eeuw: Lieven van Lathem uit Antwerpen, Simon Marmion uit Valenciennes en de Meester van Maria van Bourgondië. De miniatuur door Lieven van Lathem op folio 59v van het boek blijkt een aemulatio van het beroemde Lam Gods van Jan van Eijck in Gent. Mensen die dit kunstwerk op de tentoonstelling ‘Machtige & Mooie Middeleeuwen’ in de KB zagen, konden hun ogen niet geloven. Met penseeltjes van één of twee haren moet de meester in deze miniatuur de kleinste details geschilderd hebben. Zonder twijfel scoort dit juweel een tien op esthetische waarde. Op de schaal van de informatieve waarde komt het veel lager uit. De in dit handschrift opgenomen getijden zijn standaard in het repertoire.