literatuur en beeldende kunst. Dit levert spannende verhalen op over lege tonnen bij Roemer Visscher en Jan Steen. En passant kun je als docent vertellen over de betekenis van de literaire vogels die kwinkeleren in het bos als het mei wordt en over de betekenis van de vogelkooitjes die je op schilderijen ziet. Die betekenis is namelijk dezelfde: vogelen = neuken. Met een smartboard voor de klas kun je je literatuurlessen zeer beeldend ondersteunen, er is geen onderwerp uit de literatuur dat zich beter leent voor beeldmateriaal dan de emblemata. Als literatuur ineens over seks blijkt te gaan, dan zitten je leerlingen nog net niet op het puntje van jóuw stoel. Welke leraar Nederlands heeft er met een bundel zeventiende-eeuwse emblemata en sonnetten in de hand zijn klas rondgeleid op de tentoonstelling ‘De Gouden Eeuw viert feest’ in het Frans Hals Museum? Ik gok nul. Bekijk voor de gein eens de paragraaf over emblemata in literatuurmethodes; wat een leegheid en leeghoofdigheid zul je daar aantreffen. ‘Een emblema heeft een motto, een afbeelding en een uitleg’ - dat is het wel zo'n beetje. Het gaat helemaal niet over neuken of over ‘andere’ ondeugden! Maar Roemer Visschers emblemata gaan naast seks toch over gokken, roken en holle praatjes? Net als de schilderijen van Jan Steen? Nou, deze informatie kunnen we de tere kinderzieltjes blijkbaar beter onthouden. Precies wat de lesmethode Literatuur NU van Akveld e.a. (2010) doet, want volgens dit schoolboek bestaan er geen emblemata.
Veel docenten klagen erover dat leerlingen literatuur saai vinden. Dat lijkt me een verkeerde weergave van de realiteit: literatuur is niet saai, de docent is saai. Leerlingen voelen dat er iets niet deugt aan de lessen. Kinderen hebben daar een antenne voor, ze herkennen onoprechtheid meteen. Ze kunnen natuurlijk niet onder woorden brengen wat er niet deugt aan de literatuurlessen, want ze weten niet hoe het wel moet, maar ze voelen aan dat de docent hen ouwe meuk voorschotelt. En dan heb ik het niet over de oude boekjes, nee, ik heb het over de oude inzichten. Een verhaal van vijfhonderd jaar oud is vijfhonderd jaar oud, het gaat er echter om wat we er nü mee doen. Leerlingen missen de urgentie, omdat de docent niet actueel is. Het is alsof de docent natuurkunde zegt: ‘CERN? Nee, daar heb ik nog nooit van gehoord.’ Een natuurkundige die niet weet dat er een deeltjesversneller in Zwitserland staat, wordt weggehoond, een neerlandicus die het nog steeds over de voorhoofse ridderroman heeft, wordt hooguit saai gevonden.
Het valt niet mee om alles wat er op je vakgebied gebeurt bij te houden, want dat moet allemaal tussen de lessen, mentorgesprekken, innovatieochtenden, ouderavonden, open dagen en het correctiewerk door. Doch waarom worden er nooit gastsprekers uitgenodigd? Als je zelf geen goed verhaal kunt houden over de overeenkomsten tussen schilderkunst en emblemata, dan vraag je toch een onderzoeker? Mag ik mezelf als voorbeeld nemen? Ik heb diverse publicaties over rederijkerskluchten op mijn naam staan, ik weet van dat onderwerp meer dan de gemiddelde docent Nederlands - ben ik ooit uitgenodigd een gastles te komen geven? Nee. Op de eerste tien scholen die me vragen, kom ik een gastles geven voor de reiskosten en een fles wijn, aan de scholen daarna vraag ik een zeer laag tarief dat binnen ieder budget past. Ik ben niet de enige die nooit gevraagd wordt, de ivoren torens van de universiteiten en hogescholen