visie en diepvriesvoedsel hebben de breinen van zijn medeburgers verweekt. ‘Psychiatrie is erger dan communisme.’ Onvermijdelijk stuit hij op onbeschofte jongeren, oliedomme academici, geëngageerde intellectuelen, paranoïde communisten, incapabele gemeenteambtenaren, dictatoriale werkgevers, en natuurlijk zijn ‘zedenloze’ moeder. Veel meer dan een satire is de Samenzwering dan ook een zedenkomedie. Het zijn de verschillende bevolkingsgroepen van New Orleans die op een hilarische manier te kijk worden gezet door de parade van hoeren, burgers en buitenlui die aan Ignatius voorbijtrekt.
De gemiddelde komedieschrijver slaagt erin om één of twee personages komisch uit de verf te laten komen; Toole heeft er een dozijn geschilderd. De voortdurend met zijn maagklep worstelende Ignatius zelf natuurlijk, maar ook zijn sloverige moeder, een telefoon- en wijnverslaafde volksvrouw die wanhopige pogingen doet van lager wal af te blijven. Er is de vernederde agent Mancuso, die de ene blunder na de andere maakt en door zijn superieur wordt gedwongen om elke dag in een andere uitzinnige vermomming door de stad te patrouilleren. Er is de playboy-op-leeftijd Gus Levy, die zich nauwelijks bekommert om de broekenfabriek die hij van zijn tirannieke vader heeft geërfd; en zijn verveelde echtgenote die zich, na jaren van bloemschikken en macrameeën, gewapend met een schriftelijke cursus psychologie in het personeelsbeleid van Levy Pants mengt. En wat te denken van de stripteaseuse die als ‘Harlett O'Horror’ een Gone with the Wind-achtig nummer met een schurftige papegaai instudeert?
De memorabelste bijfiguur in Een samenzwering van idioten is ongetwijfeld Burma Jones, de cynische zwarte die aan het begin van het boek door de politie ten onrechte wordt opgepakt, te werk wordt gesteld in de nachtclub Night of Joy, en als geestverwant van Ignatius heroïsche pogingen doet om de burgermaatschappij te saboteren. Net als de andere personages krijgt de door een zonnebril en een wolk sigarettenrook aan verdere beschrijving onttrokken Jones in de eerste plaats karakter door de manier waarop hij praat. ‘Well, I gonna tell that po-lice I gainfully employ’, zegt hij in zijn zuidelijke variant van het Black English. ‘And he say, “Now maybe you be becomin a member of the community.” And I say, “Yeah, I got me a nigger job and nigger pay. Now I really a member of the community. Now I a real nigger. No vagran. Just nigger.” Whoa!’
Tooles virtuoze gebruik van slang, jive talk en komisch-hoogdravende Reilly-taal is een van de belangrijkste literaire kwaliteiten van de Samenzwering. Zeker, het boek is briljant geconstrueerd en het bulkt van de mooie zinnen, de running gags en de gekke metaforen (‘met de witte kiel over zijn jas zag Ignatius eruit als een dinosaurusei dat op het punt van uitkomen stond’). En ja, de korte en langere ‘flitsen’ uit de levens van de personages zijn zo goed gemonteerd dat het een wonder is dat er nooit een film naar het boek is gemaakt. Maar het is de spreektaal die de Samenzwering doet sprankelen en tot een even levendige ervaring maakt als een bezoek aan The Big Easy zelf.
Tooles grote voorbeeld moet medezuiderling Mark Twain zijn; aan de humor en de natuurlijk klinkende monologen van Huckleberry Finn moet hij zich gespiegeld hebben.