Vooys. Jaargang 30
(2012)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| ||||||||||||||
Koen Potgieter
| ||||||||||||||
Racial passing en het Amerikaanse rassensysteemRacial passing vindt haar oorsprong in de curieuze regel waarop menselijk ‘ras’ werd | ||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||
gebaseerd in de Verenigde Staten, de ‘one-drop rule’. Deze regel stelde dat iedereen met ten minste één zwarte voorouder in de stamboom (id est een ‘druppel zwart bloed’) als Afro-Amerikaan werd gezien. Dit betekende dat slechts een zeer kleine zwarte etnische achtergrond genoeg was om Afro-Amerikaan te zijn. (Spickard 1992: 15) Mensen zonder herkenbare zwarte uiterlijkheden werden als zwarte Amerikanen gerekend - en aldus behandeld - door middel van deze regel. Afro-Amerikanen die er blank genoeg uitzagen (omdat het overgrote deel van hun voorouders blank was) konden de beperkingen van het zwarte leven omzeilen door hun zwarte afkomst te verzwijgen. Dit werd passing for white (doorgaan voor blanke) genoemd. Door als blanke door het leven te gaan beschikten zwarte Amerikanen zonder donkere huidskleur over toegang tot economische vooruitgang die normaal gesproken buiten het bereik van zwarten lag en konden ze ook segregatie en potentieel geweld ontlopen. | ||||||||||||||
Een zwart-witte samenlevingHet begin van de twintigste eeuw staat in de Verenigde Staten bekend als het tijdperk dat de cruciale spil vormt in de verstandhouding tussen blank en zwart Amerika. De samenloop van industrialisatie, urbanisatie, massale zwarte volksverhuizing naar noordelijke steden, en de daaropvolgende uitsluitingen en rassenrellen legden een basis voor de zichtbare en onzichtbare grenzen die het leven van zwarte Amerikanen tot in de eenentwintigste eeuw omsluiten. Voor deze grenzen wordt de naam color line gehanteerd, een concept met zowel een economische als sociale en psychologische component. In 1903 voorspelde W.E.B. Du Bois al over de color line dat zij het sociale probleem van de twintigste eeuw zou worden. (Du Bois 1903: 1) Blanken beschermden de grens tussen wit en zwart in deze jaren (en in de gehele eeuw) met de hulp van praktijken die strekten van intimidatie en segregatie tot fysiek geweld en moorden. Rassenrelaties in de Verenigde Staten bevonden zich rond de eeuwwisseling in een kritiek stadium, en geweld tegen zwarte Amerikanen nam in sterke mate toe. Dit bracht een massale uittocht van Afro-Amerikanen uit de zuidelijke staten teweeg (de Great Migration), hoewel zwarten nauwelijks uizicht op een beter leven hadden in andere delen van de Verenigde Staten.Ga naar voetnoot1 De migratie van miljoenen zwarte Amerikanen naar noordelijke steden bleef strikt gereguleerd tot beperkte ruimtes en zwarten woonden in volledig (de facto) gesegregeerde wijken zoals de Chicago South Side of Harlem in New York City, waar zij leefden onder omstandigheden als armoede en massale werkloosheid. In het zuiden van de Verenigde Staten kwamen ondertussen steeds meer lynchings voor en ten minste 3513 Afro-Amerikanen werden op deze meedogenloze wijze | ||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||
tussen 1882 en 1927 (sommige schattingen rekenen een veelvoud van dit getal) vermoord. (Harris 1984: 7)Ga naar voetnoot2 Toch was dit tegelijkertijd een periode waarin zwarte culturele leiders hoopvol naar de toekomst keken. In de schaduw van de verschrikkingen waarmee de color line in stand werd gehouden ontstond een toenemende afkeer van blank Amerika, alsmede een groeiende onderlinge solidariteit en standvastigheid onder zwarten. De eerste jaren van de twintigste eeuw worden gekenmerkt door de opkomst van een zwarte nationalistische trots en bewustzijn, een gevoel van exceptionaliteit dat nog altijd invloedrijk is onder Afro-Amerikanen. De belangrijkste dragers van deze opkomst waren de National Association for the Advancement of Colored People (NAACP) opgericht in 1909, Alain Lockes ‘New Negro’ ideaal (culminerend in de in 1925 uitgegeven bloemlezing die dezelfde naam draagt) en de Harlem Renaissance, een literaire en kunstzinnige stroming in de jaren twintig en dertig. Waar de NAACP en de ‘New Negro’ ideologie geijkt waren op het inlossen van de burgerrechten-belofte en de verbetering van zowel de socio-economische positie als het aanzien van de zwarte Amerikaan, was de Renaissance een forum voor de culturele expressie van de betekenis die het zwarte bestaan in Amerika had. | ||||||||||||||
Passing en imitatie in een periode van opkomende zwarte trotsZoals Alain Locke verklaarde over de ‘New Negro’, was de belangrijkste taak voor zwarte Amerikanen de ‘shaking off [of] the psychology of imitation and implied inferiority’. (Locke 1925: 962) Over de Great Migration stelt hij dat: The wash and rush of this human tide on the beach line of the northern city centers is to be explained primarily in terms of a new vision of opportunity, of social and economic freedom, of a spirit to seize, even in the face of an extortionate and heavy toll, a chance for the improvement of conditions. (Locke 1925: 963) De Harlem Renaissance droeg grotendeels eenzelfde mate van optimisme uit. Evenwel, zoals George Hutchinson toelicht, was de Renaissance een opvallend complexe beweging met een wens van raciale stichtingsdrang en zelfdefinitie tegenover blanke overheersing als onderliggende opvatting. (Hutchinson 2007: 1) Deze zelfdefinitie | ||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||
wordt concreet geuit in Langston Hughes' ‘The Negro Artist and the Racial Mountain’ (1926), een van de belangrijkste essays van de Renaissance. Hughes' aansporing tot zwarte zelfverzekerdheid is het best samengevat in zijn exclamatie: ‘I am a Negro - and beautiful!’. (Hughes 2007: 1512-1513) Belangrijk in dit essay is Hughes' sterke afwijzing van zwarten die zich schamen voor hun etnische afkomst, zij die zeggen: ‘I would like to be white.’ (Hughes 2007: 1512) Met de opkomst van deze nieuwe uitingen van zwarte trots werden aanpassing aan wit Amerika toenemend aangevallen door zwarte intellectuele leiders. De racial passer, die inderdaad zijn of haar omstandigheden verbetert maar de hierbij behorende ‘heavy toll’ negeert, valt daarmee Alain Locke af. Tegelijkertijd maakt de passer zich schuldig aan de voor Langston Hughes onvergeeflijke zonde van het blank willen zijn. Beide noties beïnvloeden vooral het aanzicht van de passer in Larsens roman, maar zijn ook voelbaar in Johnsons Autobiography. Het is belangwekkend om de passing roman te lezen in de context van het ‘New Negro’ en Harlem Renaissance discours dat stond voor de geboorte van een nieuwe zwarte trots. Passing personages konden worden opgevat als ‘verraders van hun ras’ in een periode waarin zwart Amerika gewelddadig werd onderdrukt en onderlinge solidariteit cruciaal was. Ze vallen hun zwarte herkomst af vanwege een verlangen tot meedraaien in de blanke maatschappij, precies het soort imitatie van wit Amerika waartegen de intellectuele leiders van de Harlem Renaissance stelling namen in deze periode. De manier waarop passers worden beoordeeld in The Autobiography of an Ex-Colored Man en Passing verschilt daarom enigermate. The Autobiography of an Ex-Colored Man, enkele jaren vóór de Harlem Renaissance gepubliceerd, is over het algemeen positiever over haar passing personage dan Nella Larsens Passing, een boek dat werd gepubliceerd in 1929, het moment waarop de invloed van de Harlem Renaissance op haar hoogtepunt was. Hoewel de romans verschillende posities aannemen ten opzichte van racial passing, speelt de dood in beide werken een rol die sterk overeenkomt: zij symboliseert het geweld dat de passing figuur wordt aangedaan, wanneer hij of zij de color line overtreedt en zich in ‘witte’ ruimte begeeft. | ||||||||||||||
Uiteenlopende vormen van geweld in The Autobiography of an Ex-Colored ManRond de eeuwwisseling werd passing nog zeer positief opgevat door bijvoorbeeld Charles W. Chesnutt, een prominente Afro-Amerikaanse denker uit deze periode. In zijn roman The House Behind the Cedars worden verstandige passers aangedragen die voor de economische en sociale kansen kiezen die het overtreden van de color line biedt. William L. Andrews legt in zijn voorwoord bij de roman uit dat Chesnutt vigorously opposed any societal attempt to label the taking of such a step [passing] as... unnatural, especially in light of the discrimination a person of mixed race would suffer if he or she acceded to membership in the Negro caste. (Andrews 2000: xiii) | ||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||
Chesnutts roman werd in 1900 geschreven, toen de conventionele aanpassingsdrang nog de boventoon voerde over het gevoel van raciale trots.Ga naar voetnoot3 Johnsons Autobiography of an Ex-Colored Man (1912) wordt nog beïnvloed door deze houding, hoewel een nieuw besef ook opkomt in zijn tekst. De roman verhaalt over het leven van een naamloze ‘ex-kleurling’, die uiteindelijk besluit om voor blanke door het leven te gaan om ‘every possible opportunity to make a white man's success’ te genieten. (Johnson 1912: 141) Johnson veroordeelt passing niet in de tekst, want hij houdt doorlopend een sympathieke houding aan tegenover zijn protagonist. Toch blijft de deur naar een bijschrift open, want de ex-colored man blijft steken in ambivalente gevoelens over zijn besluit om als passer te leven in de afsluiting van het verhaal. (Johnson 1912: 153) Hoewel zijn liefde voor zijn blanke kinderen hem blij maakt dat hij zijn achtergrond heeft ‘verloochend’, leest de laatste zin van de roman als volgt: ‘I cannot repress the thought that, after all, I have chosen the lesser part, that I have sold my birthright for a mess of pottage’ (Johnson 1912: 154) Hiermee loopt Johnson vooruit op de viering van de zwarte etniciteit (het geboorterecht van de ex-kleurling) die de ‘New Negro’ beweging en de Harlem Renaissance zo zou gaan typeren - Johnsons roman werd bovendien in 1927 opnieuw uitgebracht en genoot toen aanzienlijk meer populariteit. Het uiteindelijke besluit van de protagonist om als passer te leven komt tegen het einde van het boek. Doorlopend worden in de tekst situaties beschreven waarin hij voor blanke doorgaat, vanwege de (praktische) voordelen die dit oplevert, zoals comfortabeler reizen in een treinwagon voor blanken. (Johnson 1912: 115) Hij komt na verloop van tijd tot inkeer en besluit zijn zwarte achtergrond te omarmen, en in een poging de ‘vooruitgang van het ras’ te bevorderen gaat hij als antropoloog zwarte spirituals documenteren in het zuiden. Daar wordt hij echter geconfronteerd met een gewelddadige episode die hem ervan doet overtuigen ‘that it was not necessary for me to go about with a label of inferiority pasted across my forehead’ en hij neemt definitief afstand van zijn zwarte achtergrond. (Johnson 1912: 139) Hij is getuige van de lynching van een zwarte man die door een menigte levend wordt verbrand en dit maakt de protagonist wanhopig over een mogelijke goede verstandhouding tussen blank en zwart Amerika. (Johnson 1912: 136;137) De agressie die Johnson beschrijft dient als een openbaring voor de ex-kleurling, omdat hij het kan zien als een symbool voor het geweld dat hij zelf in de loop van de jaren heeft moeten doorstaan als passer. Van Soest en Bryant, in hun herschrijving van het begrip geweld, kunnen ons helpen bij het duiden van de uiteenlopende en alomtegenwoordige vormen van geweld | ||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||
die het zwarte subject in de Amerikaanse samenleving wordt toegedaan. Zij beargumenteren dat violence is defined as any act or situation in which a person injures another, including both direct attacks on a person's physical or psychological integrity and destructive actions that do not involve a direct relationship between the victim and the perpetrators. (Van Soest en Bryant 1995: 550) Van Soest en Bryant schenken specifieke aandacht aan ‘geweld door vervreemding’, het ontbreken van het recht op emotionele, culturele, en intellectuele ontwikkeling. (Van Soest en Bryant 1995: 555) In Johnsons tekst vinden we talrijke voorbeelden van dit gebrek. De ex-kleurling is vervreemd van zijn blanke vader en zuster en wordt ervan weerhouden een emotionele band met hen op te bouwen. (Johnson 1912: 98) Bovendien moet hij zijn zwarte achtergrond verbergen voor de vrouw van wie hij houdt, zodat ze zijn huwelijksvoorstel aan haar in overweging kan nemen. (Johnson 1912: 145;146) Dit zijn voorbeelden van gewelddadigheden tegen de psychologische integriteit van Johnsons protagonist, omdat hem een intrinsiek gevoel van eigenwaarde wordt ontzegd. Priscilla Ramsey vat de marginale en ambigue identiteit van de ex-kleurling samen als die van een man die lichamelijk leeft, maar geestelijk is gestorven. (Ramsey in Sheehy 1999: 407) | ||||||||||||||
De gevaren van passing in Nella Larsens PassingIn Nella Larsens Passing, wordt de passing methode door de twee belangrijkste personages gebruikt. Irene Redfield is een sporadische passer die met haar zwarte echtgenoot en kinderen in Harlem woont. Haar jeugdvriendin Clare Kendry is een permanente passer. Clare is getrouwd met een racistische man die niets weet van het ‘zwarte bloed’ van zijn vrouw. Irene, het morele geweten in het boek, veroordeelt Clares gedrag verscheidene keren. Ze drukt een gevoel van zwart zelfbewustzijn uit wanneer ze vertelt dat niet Clares ‘ivory face’, maar haar ‘Negro eyes’ ervoor zorgen dat ze een aantrekkelijke vrouw is. (Larsen 1929: 38) Dit gevoel van zwarte trots voor haar vriendin, het gevoel voor zwarte schoonheid, is een echo van het Harlem Renaissance discours dat deze tekst beïnvloedt (vergelijk Hughes' statement: ‘I am a Negro - and beautiful!’). Irene vindt Clares houding ongepast en niet loyaal. (Larsen 1929: 41) Toch wordt ze naast haar afschuw ervan ook aangetrokken door passing. (Toth 2008: 60) Haar positie ontwikkelt zich en is niet getekend door een gehele afkeuring van passing als disloyaliteit tegenover zwart Amerika. Uiteindelijk kan zelfs worden beargumenteerd dat ook Irene verlangt blank te zijn, zoals Jennifer DeVere Brody stelt. (DeVere Brody 1992: 1055) Het is Irenes angst om te worden ontmaskerd die haar ervan weerhoudt om een definitieve passer zoals Clare te worden. In de eerste passage waarin ze wel passed, voelt ze dat ‘anger, scorn, and fear slide over her’, omdat ze het risico loopt uit het (whites-only) Drayton Hotel te worden verwijderd. (Larsen 1929: 16-17) In Passing vindt een episode met een onverwachte dood plaats als Clare, die uitein- | ||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||
Illustratie: Hasker Brouwer
| ||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||
delijk wordt ontmaskerd door haar echtgenoot, uit een raam van de zeventiende verdieping van een flatgebouw valt. Dit is de laatste plotwending van de roman, die kort hierna eindigt. Clare was tot dan toe vrij van angst dat haar geheim werd ontdekt - iets waar Irene naar verlangt, maar wat ze niet kan bereiken. (Dawahare 2006: 37) Als we Clare opvatten als ‘de belichaming van Irenes bourgeois fantasieen’. (DeVere Brody 1992: 1060, mijn cursivering), dan is het ook een deel van Irene dat sterft wanneer Clare uit het raam valt. Op deze wijze wordt Clares dood een representatie van de uiteenlopende vormen van geweld waar Irene onder lijdt. In de eerste episode waarin ze blank ‘speelt’, is ze bang om uit het hotel te worden gezet. Naast de psychologische schade die dit haar toebrengt (zoals hierboven beschreven), bestaat er hier ook een dreiging van fysiek geweld. Perry L. Carter legt uit dat er altijd een kans bestaat dat passers ‘in de steek wordt gelaten’ door hun lichaam, dat ze worden ontmaskerd en wellicht met geweld uit ‘witte ruimtes’ worden verwijderd. (Carter 2006: 238) Psychologisch geweld wordt Irene ook toegedaan de tweede (en laatste) keer dat ze passes, wanneer ze samen met Clare diens echtgenoot ontmoet die - zich niet bewust van het feit dat hij zich in het bijzijn van twee Afro-Amerikanen bevindt - in een racistische tirade ontsteekt die eindigt in een totale verwerping van ‘[t]he black scrimy devils’. (Larsen 1929: 57) Irene ervaart deze vertoning uiteraard als een vernedering en staat op het punt in huilen uit te barsten. (Larsen 1929: 65) Ze beschrijft het veelzeggend genoeg als ‘somebody walking over my grave’. (Larsen 1929: 64, mijn cursivering). Irene komt oog in oog met de gevaren die een passer loopt en Clares dood is voor haar een beeltenis hiervan. | ||||||||||||||
‘It was over before I realized that time had elapsed’Zowel de permanente passer in Johnsons The Autobiography of an Ex-Colored Man als de aspirant passer Irene in Larsens Passing staan tegenover situaties waarin hen geweld tegen het psychologische welbehagen wordt aangedaan. Bovendien dreigt er altijd het potentiële fysieke geweld wanneer hun zwartheid wordt geopenbaard. Deze gevaren van het leven van een passer worden geprojecteerd op episodes waarin een gewelddadige dood wordt beschreven. Het verleden zal altijd een sluimerende dreiging blijven die het passing personage onverwacht kan achterhalen. Deze ‘onverwachtheid’ is ook terug te vinden in de gewelddadige passages van de twee romans. De ex-kleurling is 's avonds rustig aan het lezen wanneer hij plotseling galopperende paarden hoort die het begin van de lynching die hij zal aanschouwen aankondigen. (Johnson 1912: 134;135) Op vergelijkbare wijze vindt Clares dood plaats tijdens een ongedwongen feestje, ook een onverwachte setting voor een tragedie. Er zijn verdere symbolische overeenkomsten te herkennen tussen de manier waarop de doodsscènes worden beschreven en de betekenis die deze dragen voor het leven dat de passers in beide boeken leiden. Clares val uit het raam suggereert een straf voor haar clandestiene poging tot opwaartse sociale | ||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||
mobiliteit, voor haar ‘uppity’ gedrag, en dit verbindt haar dood met de transgressies van de passing personages. Johnson beschrijft het slachtoffer dat op het punt staat te worden gelyncht als ‘a man only in form and stature, every sign of degeneracy stamped upon his countenance’. (Johnson 1912: 136) Deze positie is vergelijkbaar met die van de ex-kleurling als zijn ware ‘zwarte’ gedaante ontdekt zou worden: alleen ‘in form and stature’, uiterlijk, zou hij dan nog een man zijn. Maar hij zou geen volwaardige man meer zijn, vanwege het zwarte bloed dat onder zijn huid verscholen ligt. Het gemak waarmee de passer in aanraking kan komen met geweld (reikend van een beledigende opmerking, tot het moeten liegen tegen geliefden, tot fysiek geweld) wanneer hij of zij zich in witte, racistische, ruimte begeeft, resoneert eveneens in de doodsscènes die in beide teksten worden beschreven. Voor de ex-kleurling, ‘[the lynching] was over before [he] realized time had elapsed’ (Johnson 1912: 136) en zoals Irene beschrijft: ‘One moment Clare had been there... the next she was gone.’ (Larsen 1929: 176) | ||||||||||||||
ConclusieIn zowel The Autobiography of an Ex-Colored Man als Passing vormt een moment van intens geweld een cruciaal deel van het verhaal. Dit essay heeft aangetoond dat deze momenten de onderliggende realiteit van het leven van de passing personages uitdrukken, dat wordt gekenmerkt door verscheidene vormen van geweld. Wanneer de passer de color line overschreed, bevond hij of zij zich in een wereld die een gewelddadige dreiging uitstraalde. In de blanke samenleving werden passers psychologisch blootgesteld aan de constante druk van het racisme tegen zwarten. Ze waren nooit zeker of en wanneer ze afstand moesten nemen van hun afkomst, wanneer ze een belediging konden verwachten, en deze onzekerheid ging gepaard met de serieuzere dreiging van de uitkomst van hun bedrog. De abrupte manier waarop de passer zijn of haar (emotionele, fysieke) dood kon vinden is herhaald in de dood van de gelynchte man en de dood van Clare Kendry, die ook als abrupt worden beschreven in de tekst. Er bestaat een spanningsveld tussen het passing personage en de benadrukking van raciale trots die in deze periode opkwam. Daarmee wordt allicht een laatste overeenkomst gevormd tussen het leven van de passer en de dood die beschreven wordt in de tekst: de spirituele dood, de emotionele overgave van (wat toenemend werd gezien als) het ‘geboorterecht’ (zoals de ex-kleurling stelt) van de zwarte identiteit en het daaropvolgende nieuwe leven waarin deze vroegere gedaante nog immer kan worden geschonden - ‘somebody walking over my grave’, zoals Irene het ervaart. Passing romans bestrijken een fascinerende positie binnen de Afro-Amerikaanse canon. Hoewel ze de fictieve en arbitraire normen waarop de categorie ‘ras’ is gebaseerd blootleggen, onderstrepen ze ook de (nog altijd voortdurende) aantrekkingskracht die blank zijn en blank worden hebben in de Amerikaanse maatschappij. Samengaan met de blanke maatschappij werd allicht gezien als een oplossing die goed uitkwam voor sommigen, maar ze werd specifiek veroordeeld door zwarte intellectuelen tijdens de Harlem Renaissance. Het getekende leven van de passer is in de twee romans die hier besproken zijn deels direct weergegeven, en deels overgebracht op de | ||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||
gewelddadige doodsscènes die zo een prominente rol spelen in deze twee belangrijkste passing romans uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Deze ontwrichting van geweld, deze manier waarop ‘those “unseen” offenses committed against the body’ gestalte krijgen in de tekst, vormt een traditie binnen Afro-Amerikaanse literatuur. (Henderson 2002: 15) Zoals Carol E. Henderson uitlegt: ‘all black bodies in America are marked or scarred in some way’. (Henderson 2002: 7) Geweld in de passing novel fungeert om dit principe uit te drukken. Met deze symbolische functie van gewelddadigheid wijzen The Autobiography en Passing bovendien vooruit naar de belangrijkste zwarte romans van de twintigste eeuw: Richard Wrights Native Son en Ralph Ellisons repliek Invisible Man. Wrights boek, gepubliceerd in 1940, wordt gezien als een keerpunt in de Amerikaanse literatuur, de eerste zwarte roman die door een groot blank publiek werd gelezen. Wrights boodschap is dat het zwarte leven van ontbering en beproeving in het teken staat van geweld, dat Amerikaanse zwarte identiteit an sich alleen kan worden begrepen in termen van geweld. De hoofdpersoon in Native Son, Bigger Thomas, vermoordt een blank en een zwart meisje en wordt na een heksenjacht nationaal nieuws. Hij verklaart dat: ‘I killed “em cause I was scared and mad. But I had been scared and mad all my life and after I killed that first woman, I wasn't scared no more for a little while.”(Wright 1940: 354) Biggers openlijke moorddadigheid is het enige dat zijn leven tot dan toe in perspectief stelt en betekenis geeft: murder [brought him] into a position where he had sensed a possible order and meaning in his relations with the people about him.’ (Wright 1940: 274) Deze karakterisering van het zwarte bestaan werd door Ralph Ellison gezien als te sterk vertekend, en in Invisble Man (in de titel van de roman weerklinkt die van Wright) corrigeert hij Wrights boodschap. Toch staat ook dit boek in het krijt bij de thema's van de passing roman: de druk van de color line in de publieke ruimte en de manier waarop identiteit in de Verenigde Staten (altijd deels) wordt bepaald door erkenning van blank Amerika zijn voorbeelden van onderwerpen die ook al in de passing romans aan bod komen. Hoeveel verder de invloed van The Autobiography of an Ex-Colored Man en Passing reikt - in zowel Wright en Ellisons werk als dat van latere schrijvers - vormt een onderzoekswaardig onderwerp, dat evenwel buiten de reikwijdte van dit essay ligt. | ||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||
|
|