Vooys. Jaargang 29
(2011)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| ||||||||||
Jannah Loontjens
| ||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||
Hierop volgt een oefening, waarin wordt aangeraden eerst het hoofd leeg te maken, een timer op twintig minuten in te stellen, even door de plaatjes van haar online gallery te browsen om jezelf vervolgens op papier te laten leeglopen. Dit doet geen recht aan Faulkners schrijverschap. Toch is het niet zo dat ik Oprahs benadering van Faulkner afkeur, of dat ik de modernistische literatuur eigenlijk onbenaderbaar acht voor populaire cultuur. Integendeel. Mijn onderzoek toont juist de onhoudbaarheid van een dergelijke rechtlijnige tweedeling en hiërarchie. Mieke Bal schrijft over Rembrandts schilderijen: ‘These works may be part of the elitist culture, but the responses they elicit are not.’ (2006: 7) Je zou hetzelfde kunnen zeggen over de romans van onder andere Woolf, Proust, of Faulkner. De romans maken weliswaar deel uit van wat traditioneel tot de ‘hoge cultuur’ behoort, maar de reacties die de romans uitlokken doen dat niet per se. Ik ben geïnteresseerd in die reacties en wat die reacties ons vertellen over de plaats van deze literatuur in onze hedendaagse populaire cultuur. | ||||||||||
De gekwelde schrijverWoolfs boeken hebben er door de film The Hours ongetwijfeld een nieuw lezerspubliek bij gekregen. Niet alleen de wijze waarop het succes van de film op het boek afstraalt, maar ook de wijze waarop Virginia Woolf en haar schrijverschap in de film worden geportretteerd, interesseren mij. Michael Cunninghams roman The Hours, waar de film een adaptatie van is, is een ode aan Mrs Dalloway en kwam voort uit Cunninghams persoonlijke zoektocht naar de bron van zijn schrijverschap. Hoewel de verfilming op vele wijzen recht doet aan het boek en op zich een geslaagde film is, gaat dit zoekende aspect van Cunninghams roman verloren in de film. De film opent met een close-up van stromend water, gevolgd door een close-up van handen die een riem rond een jas dichtsnoeren. Virginia Woolf (Nicole Kidman) gaat naar buiten en sluit de deur achter zich. Kidmans stem klinkt in voice-over; ze leest Woolfs afscheidsbrief voor, die haar man Leonard vrijwel direct zal vinden. Terwijl de brief wordt voorgelezen, toont de film afwisselend beelden van Woolfs schrijvende hand en Woolf die richting het sneller stromende water van de rivier waadt waarin ze zich zal verdrinken. Kort hierna volgt opnieuw een close-up van haar hand die een pen in inkt doopt en begint te schrijven, dit keer geen afscheidsbrief, maar het begin van een boek waarvan ze de eerste zinnen op papier zet: ‘Mrs. Dalloway said she would buy the flowers herself.’ Door deze momenten van schrijven parallel met haar zelfmoord te tonen, wordt Woolfs schrijverschap vrijwel direct aan een doodswens gekoppeld. Dit conformeert aan het cliché van de getormenteerde kunstenaar die door een artistieke gevoeligheid moeite heeft om het leven met al z'n onzekerheden, onrechtvaardigheden en de alledaagse sleur te verdragen en zich daarin volgens de juiste sociale codes staande te houden. Zodra schrijvers in films worden geportretteerd dringt dit onvermogen om een ‘normaal’, succesvol leven te leiden zich al gauw op. Dit is bijvoorbeeld ook te zien in films als Barton Fink (Joel en Ethan Coen, 1991), Shakespeare in Love (John Madden, 1998), | ||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||
Ask the Dust (Robert Towne, 2006) of Adaptation (Spike Jonze, 2002); stuk voor stuk films waarin gefrustreerde, zwoegende schrijvers figureren. The Hours pretendeert een waarheidsgetrouw beeld van Woolf te schetsen, maar tegelijkertijd neemt de film de historische waarheid niet zo nauw. Zo lijkt het in de film alsof Woolf zelfmoord pleegt vlak nadat ze Mrs Dalloway heeft voltooid, terwijl ze drieënveertig was toen ze Mrs Dalloway publiceerde en eenenzestig toen ze zich het leven benam. Het buiten beschouwing laten van de twintig jaren die er tussen de verschijning van Mrs Dalloway en haar zelfmoord gapen, zorgt voor een bepaalde consistentie in de film die juist bijdraagt aan een realistisch, begrijpelijk verhaal. Daarnaast verleent Woolfs bekende naam en imago toch een zekere geloofwaardigheid aan de film. Het historisch waargebeurde is evenwel in zo'n mate geconstrueerd dat het om een fictieve waarheid gaat. In zekere zin gebeurt dit in vrijwel elke film die naar een historische werkelijkheid verwijst; mij gaat het dan ook niet om de echtheid, maar om de wijze waarop Woolf tot een voorbeeld van een beroemde schrijver is geworden en daarmee in een mal van de ‘auteur’ wordt gepast, noodzakelijkerwijs conformerend aan het prototype van de gekwelde auteur. In de film Adaptation wordt eveneens een gekwelde auteur geportretteerd wiens identiteit tussen fictie en werkelijkheid beweegt. De scenarioschrijver van deze film, Charlie Kaufman, gaf namelijk zijn eigen naam aan de schrijver die in de film ten tonele wordt gevoerd. In de film kampt Kaufman met een writer's block. Ten einde raad besluit hij zijn onvermogen om een goed scenario te voltooien tot het onderwerp van zijn scenario te maken, waardoor de film suggereert dat het over de echte Kaufman gaat. Al draait het in Adaptation niet in de strikte zin om een literair schrijven, maar om scenarioschrijven, Kaufman doorstaat angsten en onzekerheden die voortkomen uit de veeleisendheid van zijn artistieke criteria met betrekking tot het schrijven. Robert McKee, die in werkelijkheid schrijflessen geeft en als zodanig ook in de film voorkomt, vindt Kaufman zelfs verwant aan de modernistische schrijvers. In zijn nawoord bij Adaptation: The Shooting Script (2002), betoogt McKee: [Kaufman] may use the disorienting techniques of Postmodernism, he draws upon an older, deeper creed. (...) Charlie Kaufman is an old-fashioned Modernist. He writes in the palaeo-avant-garde tradition that runs from the dream plays of Strindberg and inner monologues of Proust through the tortured identities in Pirandello and the paranoia of Kafka to the rush of subjectivities in Wolfe, Joyce, Faulkner, Beckett, and Bergman - that grand twentieth-century preoccupation with the Self. (2002: 131) McKee bevestigt hoezeer het idee van de zelfreflecterende, weifelende auteur aan het modernisme wordt gekoppeld, zoals we dat ook zien in The Hours. Dit gebeurt niet zomaar. De modernisten probeerden voor het eerst het onzekere denken in literatuur te vangen en de troebele vermenging van verlangens, hoop en herinneringen voorop te stellen. Woolf noemt in haar essay ‘Mr. Bennett and Mrs. Brown’ het jaar 1910 als het keerpunt waarop een garde jonge schrijvers afscheid nam van het traditionele ‘realis- | ||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||
me’, dat de buitenwereld van een veilige afstand observeerde, om voor het eerst werkelijk de blik naar binnen te richten. (1966: 321) De modernisten hebben in de literatuur, maar ook in de andere kunsten, radicaler dan ooit tevoren, de tot dan toe geldende conventies op de proef gesteld en doorbroken: conventies van perspectief, chronologie, vertelstijlen. Inmiddels maken vrijwel alle hedendaagse auteurs gebruik van deze vrijheden, maar de modernisten hebben de weg vrij gemaakt. Zij waren de eersten en hebben wellicht daarom die heldenstatus, die aan zowel Woolf, Proust, Joyce, Kafka of bijvoorbeeld Faulkner kleeft. Ze gelden binnen de moderne literatuur niet als de meest toegankelijke schrijvers. Bibliotheken aan vorsende studies zijn er over deze auteurs vol geschreven. Faulkner is na Shakespeare de meest bestudeerde Engelstalige auteur ooit. En toch zijn ze ook popiconen geworden; zelfs in zo'n sterke mate dat bijvoorbeeld Kafka's portret op kopjes, tassen en T-shirts prijkt. | ||||||||||
Schrijven - Lezen - LevenOpvallend is dat in deze tijd, waarin cultuurscepticisme lijkt te overheersen en er veel kritiek is op zogenaamde elitaire kunstliefhebbers, de aandacht voor literatuur in populaire media en daarbuiten lijkt toe te nemen: boeken- en leesclubs vermenigvuldigen zich. Hierin is er niet alleen aandacht voor makkelijke feelgoodromans, maar laat Oprah met haar keuze van de boeken van bijvoorbeeld Faulkner of Tolstoj zien dat het om een wijd spectrum van literatuur gaat en dat ook hier de modernisten dienen als de grote voorbeelden in de literatuur. Daarnaast is er ook een toenemende aandacht voor het literaire schrijven als ‘bezigheid’: zelfhulpboeken over het schrijven van poëzie, memoires, proza of scenario's zijn booming business. Deze tendens valt misschien deels te verklaren doordat wij in de westerse samenleving de afgelopen decennia over het algemeen meer vrije tijd hebben, die we kunnen besteden aan lezen en schrijven, dat we het analfabetisme grotendeels hebben bestreden en dat de neiging om sporen na te laten een oerdrift van de mens lijkt te zijn. Daarnaast is er ook sprake van een sterker wordend geloof dat schrijven bevorderlijk is voor de gemoedsrust en daarmee voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid. Naast de toenemende aandacht voor de kunst van het schrijven, is er ook een stijgende aandacht voor de kunst van het lezen. Boeken over ‘hoe te lezen’ verkopen opvallend goed. Meestal gaat de aandacht bij dergelijke boeken uit naar de grote modernistische iconen. Denk aan een boek als Alain de Bottons How Proust Can Change Your Life (1997), of The Enchanter: Nabokov and Happiness (2011) van Lila Azam Zanganeh, boeken die in vele talen worden vertaald en opvallend veel aandacht in de media krijgen. Het is wellicht veelzeggend dat deze boeken niet zomaar ingaan op de literatuur, maar dat ze het lezen presenteren als een verrijking van het leven. Hiermee schuren ze tegen de zelfhulpliteratuur aan. De Bottons boek wordt op de omslag niet voor niets aangeprezen als: ‘A self-help manual for the intelligent person.’ Deze boeken, evenals Oprahs forum, delen naast een liefde voor literatuur an sich, de overtuiging dat lezen de kwaliteit van het leven verhoogt. De Botton, maar ook | ||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||
Zanganeh, benadrukt hoe het lezen van Proust, dan wel Nabokov, geluksmomenten oplevert en de ogen opent voor onopgemerkte details en mogelijke woordspelingen van het alledaagse leven. In alles valt een verhaal te ontdekken, is de boodschap, als je maar oog hebt voor je omgeving: als het je lukt deze verhalen te zien intensiveert dit je belevingswereld en zal het je leven opwaarderen. Tegelijkertijd is de gevoeligheid die de schrijver eigen zou zijn, en die De Botton en Zanganeh bij Proust en Nabokov uitlichten, ook juist terug te vinden als een van de oorzaken van het imago van de gekwelde artiest. Hoewel Nabokov volgens Zanganeh een redelijk optimistisch en luchthartig mens schijnt te zijn geweest, was Proust angstig, leed aan hypochondrie en plaagde zichzelf met eindeloze twijfel, zelfkritiek en jaloezie. Zoals ik al noemde, wordt ook Woolfs gevoelige geest en uiteindelijke zelfmoord met haar schrijverschap in verband gebracht. Dit cliché van de getormenteerde schrijver lijkt de wens om schrijver te worden, die tevens uitdrukking vindt in de vele weblogs en het groeiende aantal literaire debuten, niet te hinderen. | ||||||||||
Literatuur / TheorieSoms is het vervreemdend om de rol van het literaire schrijven in onze hedendaagse samenleving onder de loep te nemen terwijl ik zelf ook een bijdrage lever aan de hoeveelheid romans die er per jaar verschijnen. Tijdens het werken aan mijn proefschrift, publiceerde ik mijn tweede dichtbundel, debuteerde als romancier en voltooide mijn tweede roman Hoe laat eigenlijk (2011). Herhaaldelijk werd mij gevraagd of het theoretische denken en het literaire schrijven elkaar niet in de weg zaten. Het omgekeerde is waar. Ik heb me juist verwonderd over het feit dat deze twee bezigheden zo gescheiden bleven. Het analyseren van de rol van literatuur in onze hedendaagse tijd doet kennelijk aanspraak op een heel ander soort denkvermogen dan het uitdenken van een verhaal of het nadenken over de juiste woordkeus om bijvoorbeeld de schaamte van een personage te beschrijven als zij niet op het juiste woord kan komen. Het zelfreflexieve denken wordt vaak het belangrijkste kenmerk van modernistische literatuur genoemd. Heel eenvoudig gezegd betekent dit dat er een element van reflectie op het schrijven zelf verwerkt is in de tekst. In principe zou je denken dat het gevolg hiervan is dat de tekst ergens ook theoretisch is. In zekere zin is dit ook zo. In veel modernistische werken is het observeren van het observerende denken juist het onderwerp. Malcolm Bowie noemt dit bij Proust ‘the pains and pleasures of the theorising mind’. (1990: 2) Dit onderzoekende denken, en het uitzonderlijke taalgevoel waarmee deze uiteenlopende schrijvers gezegend waren, dreigt te verdwijnen achter de stereotypen waarin zij in de populaire cultuur verschijnen. Dit zoekende denken vraagt om een specifieke aandacht en concentratie die misschien meer verwantschap toont met het filosofische, of analytische denken dan met lezen als tijdverdrijf. Toch bestaan er wel degelijk verschillen tussen het zelfreflexieve of theoretische element van proza en een puur theoretische tekst. Een prozatekst kan reageren op een genre, verhaalmotief, of literaire traditie, maar doet dit niet door het als zodanig te benoemen. Het overbekende principe van het literaire schrijven wil: show, don't tell. En | ||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||
het gaat nog verder: literatuur laat voelen, literatuur laat zien, literatuur suggereert of oppert, maar literatuur beargumenteert nooit. Dat is iets wat de theoreticus doet. Nu kun je als schrijver natuurlijk een theoreticus, of iemand met een filosofische inslag ten tonele voeren, maar zelfs dan blijft er een belangrijk verschil: bij het beschrijven van de gedachten of een toespraak van een fictief personage, denk je niet zomaar na over de steekhoudende theorie, dan moet die theorie namelijk ook iets onthullen van het karakter van de persoon, van diens onderliggende verlangens, angsten, twijfels, van wat hem afleidt tijdens het voordragen, en je bedenkt ook of er misschien een minuscuul stukje peterselie tussen de tanden van dit personage is blijven steken. Het zijn verschillende wijzen van denken, maar in het modernisme toch ook met elkaar verbonden, doordat er reflectie op het observerende denken in de prozateksten is verwerkt. Schrijven, het schrijvende denken van de modernisten, kent eindeloos veel vertakkingen, die tot allerlei sectoren van de hedendaagse populaire cultuur reiken. Die vertakkingen breng ik in mijn proefschrift in kaart en ik bekijk wat ze zeggen over ons idee van waarheid, fictie, de auteur en de rol van literatuur in onze samenleving. Dit denken is een vragend denken, dat in het vragen analytisch en wellicht wetenschappelijk is, maar het behelst een wijze van vragen die niet uit is op definitieve antwoorden, maar veeleer op het uitbreiden van die vragen. Tot slot zou ik nog willen benadrukken dat een dergelijk vragend denken zeer belangrijk is, juist nu politici in Nederland cultuur wegzetten als vermaak en beargumenteren dat de consument bepaalt wat vermakelijk is. Het is belangrijk om aan te tonen dat cultuur veel meer is dan vermaak; dat literatuur aanzet tot nadenken en een belangrijk element is in de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en volwassenen; dat literatuur je leert nadenken over wat identiteit eigenlijk betekent, wat we bedoelen als we het over ‘onszelf’, ‘authenticiteit’, ‘waarheid’ of ‘solidariteit’ hebben. Het is absurd hoe solidariteit in Nederland de laatste jaren als een luie, gemakzuchtige houding is afgeschilderd. Solidariteit vraagt om inspanning. Solidariteit is geen onverschilligheid, maar een bewuste keuze om de moeite te nemen datgene te accepteren en misschien wel te begrijpen wat je niet kent of als ongewoon ervaart. Dit is essentieel voor de leefbaarheid van een land en hiervoor hebben we, onder andere, literatuur nodig. Hoewel de politiek het geloof hierin soms lijkt te hebben opgegeven, blijkt dat binnen de populaire cultuur literatuur een steeds grotere plaats inneemt en dat, ondanks de stereotypen die de modernisten krijgen toegedicht, literatuur inspireert tot zelfreflectie. Zo hoop ook ik met mijn onderzoek en met mijn romans een bijdrage te leveren aan de vragen en discussies die literatuur oproept. | ||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||
Literatuur
| ||||||||||
Films
|