[Nummer 3]
Redactioneel
Het huis van de literatuurbeschouwing is geen waterdichte veste. De muren zijn poreus, en dat is maar goed ook. In dit themanummer onderzoekt Vooys de wisselwerking tussen de literatuurwetenschap en andere onderzoeksgebieden.
Dit nummer opent met een bevlogen betoog van Geert Buelens, hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde, die laat zien wat een cultuurhistorische benadering de literatuurbeschouwing en literatuurgeschiedschrijving te bieden heeft. De literaire geschiedenis omvat volgens hem niet alleen romans en gedichten, maar ook andere (tekstuele) fenomenen als stripverhalen, liedjes en toespraken. Een dergelijke kijk op de literatuurgeschiedenis vereist een blik van binnen naar buiten: zien we de literatuurwetenschap als een huis, dan moeten de deuren en ramen worden opengegooid.
In de andere artikelen wordt juist vanuit de buitenwereld een kijkje genomen in het huis van de literatuur. Wetenschappers uit verschillende disciplines laten zien hoe de literatuur binnen hun vakgebied kan functioneren. Emy Koopman leeft als het ware in twee huizen tegelijk: ze is afgestudeerd in zowel de literatuurwetenschap als de psychologie. Ze verenigt de twee vakgebieden door gebruik te maken van de empirische esthetica. In haar artikel doet zij verslag van haar onderzoek naar lezersreacties op verkrachtingsscènes. Het derde en laatste artikel is van de hand van Johan Goud, hoogleraar Religie en Zingeving in Literatuur en Kunst, en daarmee de verpersoonlijking van de samenkomst tussen theologie en literatuur. Hij pleit voor een religieuze benadering van literatuur en demonstreert deze door in het werk van Simon Vestdijk verschillende religieuze motieven aan te wijzen. Ook het interview begeeft zich op het kruispunt van literatuur en religie: redacteuren Maarten van der Graaff en Evelyne van der Neut spraken met dichter, schrijver en essayist Willem Jan Otten over de invloed van zijn bekering op de poëzie.
Voor de overige rubrieken blijven we binnenshuis, bij onze boekenkast. ‘De Kop van Jut’ is deze keer niet een persoon of een werk, maar een theorie: Ivo Nieuwenhuis fileert het poststructuralisme. De open plek in de kast die het werk van Derrida en de zijnen achterlaat, kan worden opgevuld met de boeken van Stefan Zweig. Classicus Bas van Bommel betoogt dat het oeuvre van deze Duitse humanist uit de vroege twintigste eeuw de moeite waard is. ‘In de kast’ ermee! Deborah Klaassen debuteerde in 2010 met Bek dicht en dooreten!. Voor Vooys verzorgt zij dit keer de debutantencolumn.
Herinnert u zich de cliffhanger uit het vorige nummer nog? Lotte Jensen recenseerde toen het eerste deel van Women's Writing from the Low Countries. Rosemarie Buikema zet dit werk nu voort met haar recensie van deel twee. Verder bespreekt Frank Keizer Nicoline Timmers studie Do You Feel It Too? over het ‘post-postmodernisme’ in recente Amerikaanse romans. Willem Bongers tot slot, wijst op de verdiensten en de gebreken van de Elsschotbiografie van Vic van de Reijt.