door een ander dat je de geslachtelijkheid vergeet. Ook een hetero kan blijkbaar onder bepaalde omstandigheden homo worden. Dat gegeven maakt homoseksualiteit voor grote groepen acceptabeler. (Etty 2008)
Mathijsens verdediging is wel erg zwak. Zoals ze zelf al toegeeft, is de liefdesrelatie van Laura en Sylvia nauwelijks op te vatten als een specifiek lesbische relatie. Mathijsen geeft daar een wel erg optimistische draai aan: het homoseksuele uitstapje van de twee (heteroseksuele) vrouwen zou homoseksualiteit acceptabeler kunnen maken. Vanuit een genderperspectief zou het echter logischer zijn dit gegeven kritischer te bekijken. Wanneer we aannemen dat Laura en Sylvia gekarakteriseerd worden als in essentie heteroseksueel, dan is hun relatie slechts een lesbisch uitstapje, een uitzondering die de heteroseksuele regel bevestigt. Hun relatie kan dus binnen de heteroseksuele hegemonie op die manier eenvoudig worden verklaard en genormaliseerd. Sylvia laat zich zelfs bezwangeren om Laura een kind te kunnen schenken: binnen de romanwerkelijkheid kan de marge (homoseksualiteit) niet bestaan zonder het middelpunt (heteroseksualiteit; seksuele reproductie). Het patriarchaat komt nergens werkelijk in gevaar. Etty spreekt dan ook van ‘een mannenfantasie’, maar Mathijsen antwoordt daarop: ‘Voor mij als heterovrouw komt het geloofwaardig over.’ Mathijsen is van mening dat het ‘tegennatuurlijk leven scheppen’, het binnen een lesbische relatie een kind willen krijgen, in de roman volkomen terecht wordt afgestraft. Of, in de ontluisterende woorden van Mathijsen: ‘het knoeien met andermans zaad (...) loopt fout af.’ Zij spreekt in dit verband zelfs van ‘een heel verstandige opvatting van Mulisch’. (Etty 2008) Afgezien van die ouderwets christelijke bevestiging van het patriarchaat lijkt de uitzondering op de heteroseksuele regel in deze roman ook nog alleen voor vrouwen te gelden. Je zou al met al kunnen stellen dat de roman het acceptabel maken van een lesbische, bi- of homoseksuele identiteit eerder tegenwerkt dan bevordert.
Gelukkig is Etty niet meteen uit het veld geslagen. Ze houdt vast aan haar kritische interpretatie, waarin Laura de traditionele mannenrol, en Sylvia de traditionele vrouwenrol (van keuken- en broedmachine) inneemt. Etty zegt het nergens met zo veel woorden, maar haar analyse komt erop neer dat de vrouw in Twee vrouwen, net als in menig ander werk van Mulisch, wordt geobjectiveerd. De roman is te lezen als een masculiene fantasie. Maar Mathijsen toont zich niet onder de indruk van Etty's observatie dat Twee vrouwen een wel heel ‘traditionele kijk op de man-vrouw verhouding’ biedt: ‘Hoezo een traditionele kijk? Waarom noemt u het niet een natuurlijke kijk?’ (Etty 2008) Het is te hopen dat Mathijsen hier, in een gratuite poging de discussie uit de weg te gaan, een grapje probeert te maken. Ze zegt namelijk dat vrouwen van nature ondergeschikt zijn aan mannen. Maar het is onwaarschijnlijk dat ze dit daadwerkelijk meende, tenzij het Mulischiaanse wereldbeeld, waarin niets toevallig en alles voorbestemd is, haar naar het hoofd was gestegen.
Hoewel Etty er in het interview nergens blijk van geeft werkelijk te beschikken over een feministisch begrippenkader, stelt ze wel kritische vragen. Haar bijdrage, in dit tijdschrift, in de laatste aflevering van de rubriek ‘Uit de kast!’ heeft mij dan ook zeer