om helemaal niets uit. Maar als liefhebber, ja... je zult mij vaker met Nabokov op mijn schoot aantreffen dan met Heleen van Royen. Maar als de vraag die ik stel op een interessantere manier beantwoord kan worden door Heleen van Royen, dan heb ik daar geen enkel bezwaar tegen, integendeel.’
In dit licht is het wel opvallend dat in De revanche van de roman, waarin de relatie tussen literatuur en maatschappij centraal staat, vrijwel uitsluitend romans besproken worden die tot de hogere literatuur gerekend worden.
‘Ik heb mij in dat boek afgevraagd hoe de reacties zijn op het postmodernisme. Het postmodernisme, zoals ik dat definieer, is iets wat op die manier vooral in de hoge cultuur zichtbaar is. Je ziet nu een soort negatieve reactie daarop die zich ook weer in de hoge cultuur uit. Dat daaronder een hele grote onderstroom zit van postmodernismekritiek die zich uit in de middlebrow of in de lowbrow culture, ja, dat is waar, maar daar heb ik mij niet op gericht. Dan is de vraag: waarom niet? En dat heeft dan toch met persoonlijke voorkeuren te maken, denk ik.’
Die reactie, de laatpostmoderne positie, wordt in het boek beschreven als een reactie op het postmodernisme en op de ‘ontwaarding’ van literatuur. Hoe verhoudt die ontwaarding zich tot het traditionele onderscheid tussen hoge en lage literatuur?
‘De kortst mogelijke definitie van de ontwaarding van literatuur is dat het niet meer vanzelfsprekend is dat datgene wat door kenners van belang wordt geacht, ook door anderen belangrijk wordt gevonden. In de jaren zestig waren mensen nog bereid om te zeggen: “Ik vind dit het mooist, maar de echte kenners vinden dat het mooist en dát is belangrijker.” Nou, dat is nu omgedraaid. Nu zeggen mensen: “Die kenners, wat heb ik daarmee te maken. Dancing with the stars, dát is mooi.” De ontwaarding van literatuur heeft dus tot gevolg dat hoge literatuur niet meer het primaat heeft. Maar dat betekent niet dat het onderscheid tussen hoge en lage cultuur niet bestaat: voor veel mensen is hoge cultuur onvergelijkbaar meer waard dan lage cultuur.’
In Ongerijmd succes (2006) stel je dat ook in de poëzie een ontwaarding heeft plaatsgevonden: het is niet meer vanzelfsprekend dat je een bepaald soort poëzie mooi moet vinden. In hoeverre verschilt poëzie daarin van proza?
‘In het proza hebben auteurs die tegen de ontwaarding aanlopen het idee dat ze overstemd worden door de Kluun-achtigen, of de populaire cultuur. Dat zie je in poëzie nog veel heftiger. Het is niet zo dat er minder poëzie verschijnt, dat de oplagen kleiner zijn of dat er minder besprekingen zijn, maar de poëzie als genre is wel een niche geworden. Er is rondom de poëzie tegenwoordig zoveel meer. Dichter zijn, in de zin van Lucebert, Kouwenaar of Campert in de jaren vijftig, dat is nu iets totaal anders; er zijn