ked Lunch. Zo bleek dat de popgroep Steely Dan zich in de jaren zeventig vernoemd heeft naar een in Naked Lunch voorkomende reuzendildo.
Niet alleen houdt het slang zich aan geen enkele taalkundige regel, het ontwikkelt zich razendsnel en beperkt zich ook nogal eens tot een bepaald milieu of vakgebied. Als het al ingewikkeld is om de ontwikkeling van het Algemeen Beschaafd Nederlands te volgen, dan is het volgen van de substandard varianten daarvan een gekmakende bezigheid. Er zijn grammatica's, er is een Algemene Nederlandse Spraakkunst, er is een spellingscommissie, kortom: er bestaan allerlei instanties en maatstaven die de ontwikkeling van het Nederlands in kaart brengen en binnen de perken moeten houden. En zelfs dan wordt er geklaagd over ‘groter als’, ‘hun staan op de camping’, of ‘het rapport wat ik las’. Om nog maar te zwijgen over hedendaagse barbarismen als ‘we zijn weer up today’, of ‘op een gegeven momentum’.
In 1993 kreeg ik de vertaalopdracht voor Trainspotting, het debuut van de Schotse schrijver Irvine Welsh. De roman speelt zich af in de late jaren tachtig van de vorige eeuw, in het Groot-Brittannië van Margaret Thatcher. Om precies te zijn in Edinburgh, om nog preciezer te zijn in de havenwijk Leith, in kringen van losgeslagen, gedesillusioneerde jongeren die hun dagen slijten met zuipen, spuiten, slikken en vechten. Het is de ‘no-future generatie’, die zich zonder enig maatschappelijk vooruitzicht overgeeft aan het enige wat voor handen is om de tijd te doden: drank, voetbalgeweld en goedkope heroïne van slechte kwaliteit.
Vanuit een taalkundig perspectief bezien is dit een zeer interessante groep. Irvine Welsh legt zijn personages een mengelmoes in de mond van de dialecten van Schotland, Edinburgh en Leith, vermengd met het idioom van junks, dealers, voetbalhooligans, kroegvolk en penoze. Alsof dat nog niet erg genoeg is, schrijft Welsh dit koeterwaals ook nog eens fonetisch op. Toen ik de te vertalen tekst voor het eerst onder ogen kreeg schrok ik me een hoedje. Er was werkelijk geen touw aan vast te knopen. Hoe moest ik weten dat ‘Skatlin’ en ‘fitba’ respectievelijk ‘Scotland’ en ‘football’ betekenden, en dat ‘stoatin’ the baw' verwees naar seks met minderjarigen? De sleutel tot het raadsel bleek even simpel als doeltreffend: in arren moede begon ik de tekst hardop te lezen, en toen vielen de meeste puzzelstukjes op hun plaats. Alleen het excentrieke idioom bleef over, maar daar waren inmiddels slangwoordenboeken voor, en uiteindelijk ook het internet.
Maar er diende zich onmiddellijk een ander probleem aan: de tekst grotendeels begrijpen was één ding, maar hoe dat alles te vertalen? Het meest voor de hand liggend leek om de roman om te zetten in een equivalent Nederlands dialect, maar dat bleek niet haalbaar; moest het plat Amsterdams (‘traane kaake’), of plat Haags (‘trènah kèkah’) worden? Al snel bleek dat in het Nederlands het dialect toch een geheel andere rol vervult dan in het Engelse taalgebied.
Na overleg met de uitgever heb ik toen besloten om voor mijn vertaling niet te kiezen voor een dialect, maar voor een idioom, voor groepstaal, sociolect, zeg maar voor de poëzie van de straat. De levendige jongeren- en straattaal werkt in het Nederlands wél goed. Zodoende is Trainspotting niet vertaald in een bepaald dialect, maar in wat een recensent ‘algemeen verslaafd Nederlands’ noemde. De meningen over deze keuze lie-