[Nummer 4]
Redactioneel
Na twee themadossiers - ‘De schrijver in zijn veld’ en ‘Internationale neerlandistiek’ - gaan we met deze Vooys weer terug naar de kern. In dit laatste nummer van jaargang 28 laat Vooys zien een podium te zijn voor promovendi en studenten. Daarnaast hebben we een speciale primeur: fragmenten uit Ingeborg Leseners vertaling van Walter Serners Handboek voor oplichters of hen die het willen worden, waarvan nog nooit een Nederlandse vertaling is gepubliceerd. Daan Rutten en Geertjan de Vugt geven in hun bijbehorende artikel weer waarom dadaïst Serner zo'n interessante schrijver en figuur was en is.
Hieraan voorafgaand treft u allereerst een artikel van de hand van Wilco Versteeg. Versteeg bespreekt de Borges-receptie in het kritische oeuvre van de schrijver John Updike. Het artikel van Maurice Dumont, vervolgens, gaat - op geheel andere wijze dan dat van Rutten en De Vugt - over een ondergewaardeerde literaire figuur: Henrik Scholte, de Filmliga-voorzitter die eeuwig in de schaduw bleef van Menno ter Braak. Dumonts onderzoek naar de briefwisseling tussen Ter Braak en Scholte viel samen met zijn medewerking aan de pas gelanceerde site www.mennoterbraak.nl. Op deze site is onder meer de volledige correspondentie van Ter Braak te bekijken. Wouter Schrover presenteert daarna een diepgravende analyse van de waarde van het filosofische begrip ‘transworld identity’ voor de literatuurwetenschap en Hans Demeyer tracht in zijn essay op eigenzinnige wijze de lichamelijke romanpoëtica van Saskia de Coster te duiden.
Zoals Rutten en De Vugt enerzijds en Dumont anderzijds, probeert ook Diana Denissen in de vaste rubriek ‘In de kast’ iemand aan de vergetelheid te ontrukken, namelijk de achttiende-eeuwse schrijfster Lucretia van Merken. In de andere vaste rubriek - ‘De Kop van Jut’ - trekt Bram Ieven de ideeën van Nobelprijswinnaar Solzjenitsyn in twijfel. Ieven gaat met zijn kritiek op Solzjenitsyns De Goelag Archipel de barricades op voor een hernieuwd communisme. Verder interviewden Eva Meylink en Rolf Tijssens Abdelkader Benali en in de laatste vertalerscolumn waagt Ton Heuvelmans - vertaler van onder meer Trainspotting - zich op ‘het spekgladde ijs van de slang’. Onder de recensies ten slotte vindt u in dit nummer niet alleen een bespreking door Frank Heinen van Koen Rymenants' studie over Elsschot (op de valreep van het Elsschotjaar), maar ook een uniek verslag door redacteur Albert Jan Swart over een symposium gewijd aan Arnon Grunberg.
Kortom, de kleurrijke verzameling van teksten in deze Vooys laat zien dat het literair-wetenschappelijke veld bloeit en altijd in beweging is.
Wij wensen u een prettige jaarwisseling en hopen u in 2011 weer te mogen voorzien van verrassende en verdiepende artikelen.