kerd en gelokaliseerd in teksten en verhalen. Zoals disparaat ijzervijlsel een figuur vormt als het in de buurt van een magneet komt, zo blijken, door de schrijfactiviteit van de auteur, over het hele boek verspreide zinnen, overwegingen en gebeurtenissen te gaan samenklitten, configuraties te vormen. Het denken, spreken en handelen van Hostes personages wijkt sterk af van het denken, spreken en handelen dat algemeen als zinvol, nuttig of van betekenis geacht wordt. Met meer dan een vleugje postmoderne ironie rekent Pol Hoste in zijn boeken af met een cultuuropvatting waarin het conventionele verhaal functioneert en floreert. Hij fictionaliseert de malaise door het scheppen van een corpus van teksten en commentaren, voortgebracht door gonzende stemmen.
Hoste is een auteur die uniformiteit schuwt en pluraliteit omhelst. Hij bekritiseert de visie op de mens als een louter op economische productie en vooruitgang gericht wezen. Hij wijst het geloof in een vooruitgangsethos met een uitgesproken lineair karakter af. In High Key kiest hij voor het maken van danspassen op de plaats. Voor hem is het heden, het nu, geen doorgangstijd die zo vlug mogelijk verlaten moet worden op weg naar de toekomst, want time is money. Voor hem is het heden, het nu, een standplaats, een speelruimte voor personages die de werkelijkheid beleven als een dansend gebeuren, vol onverwachte, niet voorgeprogrammeerde bewegingen en onvermoede mogelijkheden. Pol Hoste nodigt de lezer uit om zijn tekst niet alleen te lezen maar ook te acteren, te dansen zelfs.
In het eerste Carnet, De lucht naar Mirabel (1999) maakt Pol Hoste, als de verteller Passant, de lezer erop attent dat zijn aantekeningen niet alleen gelezen, maar ook beluisterd en bekeken moeten worden. Hij gebruikt daarvoor tekens - asterisk, gedachtestreepje, zwart vierkantje- die respectievelijk aanwijzen/waarschuwen dat de erop volgende alinea niet voor lectuur bestemd is, stemmen laat horen die zijn Carnet onderbreken, als ‘beeldopnamen’ geregistreerd moeten worden. Duidelijk is dat Pol Hoste De lucht naar Mirabel tegelijk proza, theater en beeldverhaal wil laten zijn. Pol Hoste confronteert de lezer in zijn eerste Carnet met beschouwingen -zonder systematiek en samenhang, maar niet zonder belang -over diverse systemen (taal, politiek, economie, kunst) waarmee wij de wereld organiseren. Die ordening is niet zo vanzelfsprekend als ons wordt voorgehouden, luidt zijn oordeel. De versplintering van de tekst in een mozaïek van zeer vele stilistisch glanzende fragmenten drukt op formele wijze zijn ongeloof uit in overkoepelende zekerheden afkomstig van welk systeem dan ook.
De meertaligheid van het reizende personage Passant in Carnet I, II en III zorgt ervoor dat zijn identiteit nooit volledig vastligt. Passant is de ik-verteller die Standaard Nederlands schrijft, die de taxichauffeur op weg van Gent naar Brussel ‘neerlandofoons’ laat spreken en zijn vriendin Traveller een soort Engels in de mond legt dat ook te horen valt op bijeenkomsten waar het Engels als voertaal gebruikt wordt door nietmoedertaalsprekers. In dialogen wordt van het Nederlands overgeschakeld naar het Engels, het Frans, het Duits. Hoste associeert woordspelerige combinaties bij elkaar