Vooys. Jaargang 28
(2010)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||
Lenny Vos
| ||||||||||||||||||||
Inleiding‘Wat kan ik zelf doen om mijn boek in de markt te zetten? Ik heb voor het hoofdpersonage Flora Vos een Hyves, Facebook en Twitteraccount aangemaakt. Vooral omdat ik zelf ook heel actief ben op die netwerksites. Een maand lang hebben mensen Flora kunnen volgen, bijna 700 mensen deden dat in totaal.’ Aan het woord is Hanna Bervoets, die in de nazomer van 2009 debuteerde met haar roman Of hoe waarom. Dat auteurs nadenken over hoe zij zelf hun boek onder de aandacht van het lezerspubliek kunnen brengen, is niet nieuw. Het gebruik van web 2.0-technieken als netwerksites is vanzelfsprekend een recente methode en nog niet beproefd. Volgens Hanna Bervoets had haar actie succes: ‘Het werkte ontzettend goed. Veel mensen dachten dat Flora echt bestond.’ (Van Gelder 2009: 11) Vervolgens deed de uitgeverij van Hanna Bervoets er nog een schepje bovenop. Via een persbericht bracht Uitgeverij L.J. Veen de lezers van de NRC boeken-site en andere websites met boekennieuws op de hoogte van deze promotieactie. De promotie rond het debuut van Hanna Bervoets is een voorbeeld van succesvolle zelfprofilering door een debutant. De schrijfster maakt bij het promoten van haar debuut gebruik van de digitale sociale netwerken waarin ze actief is. Ze slaagt er zo in om haar debuut onder de aandacht van haar doelgroep te brengen. Doordat haar succesvolle promotieactie vervolgens werd gemeld op sites als NRC boeken, werd haar debuut ook nieuws onder een breder lezerspubliek. Voor auteurs is het van belang dat zij zelf hun literaire werk onder de aandacht van zowel het lezerspubliek als de recensenten brengen. Dit kan bijvoorbeeld door het geven van interviews en lezingen. Tussen twee boekpublicaties kunnen auteurs de aandacht op hun werk vestigen door het publiceren in literaire tijdschriften. Deze literaire nevenactiviteiten zijn al verscheidene malen het onderwerp van academische studies geweest. Centraal in dit artikel staat de manier waarop auteurs zich sinds de jaren zeventig van de twintigste eeuw positio- | ||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||||||
neren door het ontplooien van nevenactiviteiten. Dit artikel is gebaseerd op de dataverzameling die ten grondslag ligt aan mijn dissertatie Uitzondering op de regel. Voor dit onderzoek heb ik de literaire nevenactiviteiten van drie opeenvolgende generaties auteurs in kaart gebracht en geanalyseerd.Ga naar voetnoot1 In dit artikel richt ik mij op de tendensen en ontwikkelingen in de periode vanaf 1975. Tot slot stel ik de vraag welke digitale mogelijkheden auteurs heden ten dage kunnen benutten om zichzelf te profileren in het literaire veld. | ||||||||||||||||||||
Literaire nevenactiviteiten en de symbolische productieOnderzoeken naar mechanismen in het naoorlogse Nederlandse literaire veld gebaseerd op Bourdieus veldtheorie hebben een veelheid aan inzichten opgeleverd. De nadruk ligt daarbij op de symbolische productie en de instituties die daarin een rol spelen, in het bijzonder de literaire dag- en weekbladkritiek, uitgeverijen en literaire tijdschriften. Longitudinaal onderzoek naar auteursloopbanen wijst uit dat naast de status van de uitgeverij, literair-kritische aandacht in gezaghebbende dag- en weekbladen voor auteurs van groot belang is voor de verwerving van reputatie, in Bourdieus terminologie ‘symbolisch kapitaal’ genoemd. (Van Dijk en Vermunt 1997) Auteurs kunnen de beeldvorming rond hun werk echter wel degelijk beïnvloeden. Door bijvoorbeeld in interviews hun werk van commentaar te voorzien of door zich uit te spreken over hun intenties kunnen auteurs nieuwe aanknopingspunten voor de beoordeling aandragen. Zo laat een studie naar het begin van de literaire loopbaan van Doeschka Meijsing zien dat critici de uitspraken van auteurs over hun oeuvre en over verwante auteurs meenemen in hun besprekingen. (Van Dijk 1999) Door het ontplooien van nevenactiviteiten in het literaire veld zijn auteurs in de gelegenheid invloed uit te oefenen op de beeldvorming rond hun werk. Niet iedere nevenactiviteit legt bij de symbolische productie echter evenveel gewicht in de schaal. Zo heeft het publiceren van creatief werk in literaire tijdschriften meer invloed op het aantal recensies dan literatuurbeschouwelijke nevenactiviteiten en bestuurlijke functies in het literaire veld. Eveneens van invloed op de literair-kritische aandacht is het ontplooien van een veelheid aan nevenactiviteiten en de status van de instituties waarbinnen dit gebeurt. (Janssen 1998) Een en ander neemt niet weg dat in de afgelopen decennia de kans dat een recent verschenen titel aandacht krijgt van de literaire dag- en weekbladkritiek sterk is gedaald. Daarbij richt het merendeel van de recensies zich op een beperkt corpus. In 1991 ontving tien procent van de nieuwe titels van Nederlands-talige auteurs zestig procent van de recensies. (Janssen 1994) Voor auteurs is het vandaag de dag meer dan ooit van belang dat zij zelf actie ondernemen om hun literaire werk onder de aandacht van het lezerspubliek te brengen. Daarbij komt nog dat de concurrentie groter is geworden. De professionalisering van | ||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||||||||
het auteurschap heeft in de tweede helft van de twintigste eeuw een grote vlucht genomen, vooral vanaf de jaren zestig. In de jaren zestig nam het lezerspubliek toe, onder andere omdat de naoorlogse babyboomgeneratie naar de middelbare school ging, en daardoor stegen de verkoopaantallen van boeken. Zo werd het voor een grotere groep auteurs mogelijk om een inkomen te verwerven met schrijven. Daarnaast werd het lezingencircuit profijtelijker door de oprichting van Stichting Schrijvers School Samenleving. Voorts werden er van overheidswege werkbeurzen verstrekt, waardoor auteurs de mogelijkheid kregen om zich voor een bepaalde tijd uitsluitend bezig te houden met schrijven. Door deze ontwikkelingen nam de professionalisering van het auteurschap toe en daarmee samenhangend de status van het vak. Het schrijverschap werd kortom aantrekkelijker en trok meer gegadigden. Dit blijkt uit een stijging van het aantal auteurs tussen 1967 en 1977 van zesenzeventig procent. In de twee decennia daarna stijgt dit aantal verder tot boven de vierhonderd. Ter vergelijking, in de jaren vijftig waren er nog maar ongeveer tweehonderd auteurs actief in het literaire veld. (Vos, 2008) Deze stijging laat echter onverlet dat slechts voor een zeer gering deel van deze auteurs een succesvolle literaire loopbaan is weggelegd. | ||||||||||||||||||||
Jaren zeventig, de hoogtijdagen van het literaire tijdschriftLiteraire tijdschriften als De Gids, Raster, De Revisor en Maatstaf hebben lange tijd in het literaire veld een belangrijke plaats ingenomen. Alhoewel de literaire tijdschriften in een kleine oplage verschijnen en een beperkt lezerspubliek hebben, worden ze nauwlettend gevolgd door degenen die zich professioneel met literatuur bezighouden. (Verdaasdonk en Segers 1990). Het literaire tijdschrift is voor auteurs belangrijk als publicatiemedium voor literair werk en heeft een rol als debatplaats in het literaire veld. Steeds minder auteurs publiceren echter hun werk in literaire tijdschriften. In de jaren zeventig publiceerde vierenveertig procent van de auteurs in hun debuutjaren in een literair tijdschrift. In de jaren tachtig en negentig daalde dit percentage naar vijfendertig procent. Deze afname is een indicatie dat het literaire tijdschrift als publicatiemedium aan belang heeft ingeboet, onder meer door de concurrentie van dag- en weekbladen die een groter lezerspubliek bereiken en auteurs beter kunnen betalen. Recent onderzoek naar de aanwezigheid van het debat in literaire tijdschriften in de periode 1994-2008 geeft eveneens een somber beeld. Bart Temme concludeert in zijn masterthesis dat ‘literaire debatten tegenwoordig slechts een marginale rol spelen in de literaire tijdschriften. Literaire tijdschriften geven geen tegengas meer. Het aantal bijdragen in de vier grootste Nederlandse literaire tijdschriften dat wil aanzetten tot een literair debat is minimaal en slechts een enkele bijdrage krijgt respons en groeit uit tot een debat.’ Hij besluit: ‘Het literaire tijdschrift is geen barometer meer van het literaire debat.’ (Temme 2009: 36) Hoe anders was dit in de jaren zeventig. Onder de titel De Nieuwe Revisor verschijnt in 1979 het tweehonderdvijftigste nummer van het literaire tijdschrift Tirade waarin Jeroen Brouwers zich breedvoerig opwindt over de jaren zeventig die hij typeert als ‘het decennium van onvolwassenheid en infantiliteit, “nostalgie”naar het voorbije, | ||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||||||||
“jeugdsentiment”, het schooljongensgeschrijf, de “leesbaarheid”, de programmaloze grappenmakerij en het risicoloze “gewoondoen”.’ (Brouwers 1979: 529-621) De verschijning van De Nieuwe Revisor was de start van een polemiek die de latere beeldvorming rond het oeuvre van beginnende auteurs uit de jaren zeventig sterk heeft bepaald. Alhoewel Brouwers zich veelal richt ‘op het literaire beeld van “de jaren Zeventig” in Nederland’, noemt hij in zijn schotschrift ook namen van auteurs, waaronder Mensje van Keulen. Dat de polemiek van Brouwers veel stof doet opwaaien, blijkt zowel uit de eerste aanzetten tot een literatuuroverzicht van de jaren zeventig die in die periode verschijnen als uit de reacties van de dag- en weekbladkritiek waar uitvoerig wordt ingegaan op de inhoud van De Nieuwe Revisor. (Vandenbroucke 2004) Ook latere literatuurgeschiedschrijvingen geven veel aandacht aan Brouwers' schotschrift. Dat het beeld dat door de literatuurgeschiedschrijving wordt opgeroepen, niet overeenkomt met de ervaringen van auteurs uit die tijd, komt terug in het antwoord van Mensje van Keulen. Terugkijkend op de jaren zeventig met de verschillende richtingen in de literatuur, concludeert zij: ‘Omdat je in Propria Cures zat, word je direct in een groep ingedeeld, net als mensen die in Maatstaf en De Revisor publiceerden gelijk in een groep werden ingedeeld. Ik heb dat zelf nooit zo ervaren als binnen een groep horend, helemaal niet, nooit, nooit. Dat is iets wat je overkomt.’ (Vos 2008: 109) Zelfs in de jaren negentig grijpt de volgende generatie recensenten bij het bespreken van een nieuwe roman van Mensje van Keulen terug op deze beeldvorming met het doel deze vooroordelen te ontkrachten als een jarenlang misverstand. Recensent Peter Henk Steenhuis begint zijn bespreking van De Gelukkige in Trouw met een verwijzing naar het realisme in de Nederlandse literatuur van de jaren zeventig en bekent dat het oeuvre van Mensje van Keulen langs hem heen is gegaan door zijn hardnekkige vooroordelen rond realistische auteurs. Hij stelt: ‘Het is lastig toe te geven, maar ik heb me ten onrechte schandelijk lang gewenteld in die decennia oude vooroordelen: De Gelukkige is van een grote schoonheid.’ | ||||||||||||||||||||
Publieksgerichte nevenactiviteitenVanaf de jaren tachtig is er een verschuiving in de literaire nevenactiviteiten die door auteurs het meest worden ontplooid. Zo stijgt het percentage auteurs dat lezingen geeft van zeven procent in de jaren zeventig naar ruim een kwart in het daaropvolgende decennium. In dezelfde periode geeft eveneens een kwart van de auteurs in zijn debuutjaren interviews aan dag- en weekbladen, radio- en televisieprogramma's. In de meeste gevallen betreft dit dezelfde groep auteurs. Voor auteurs die kiezen voor een voltijdsschrijverschap vormen literaire nevenactiviteiten als het houden van lezingen en voordrachten een bron van inkomsten. Voor de zelfpromotie van auteurs zijn lezingen en interviews vanzelfsprekend van groot belang. Er is een wisselwerking: het geven van interviews bevordert de naamsbekendheid van een auteur bij het lezerspubliek, wat doorwerkt in het aantal aanvragen voor lezingen. Deze activiteiten hebben met elkaar gemeen dat zij sterk gericht zijn op het lezerspubliek en dat vereist van een auteur een publieksgerichte houding. Een van de auteurs die in de jaren tachtig debu- | ||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||||||||
Illustratie: Michiel Westbeek
teerden en sinds het begin van haar loopbaan opmerkelijk veel lezingen geven, is Nelleke Noordervliet. Mede door haar verschijning in televisieprogramma's is zij een veelgevraagd auteur voor literaire avonden. Haar publieksgerichte houding en mediaoptredens hebben haar grote bekendheid gegeven en helpen haar om zoals ze zelf zegt ‘je naam in de lucht te houden’. Bij alle verzoeken die haar bereiken, maakt ze de afweging of ze het leuk vindt en of ze er tijd voor heeft. Ze heeft inmiddels een trouw lezerspubliek dat uitkijkt naar haar volgende boek. Ze zegt hierover: ‘Ik ga ook altijd op pad om lezingen te geven, waar dan ook. Als ze graag willen dat ik kom, nou dan kom ik graag bij hen.’ (Vos 2008: 139) Het contact met het lezerspubliek vormt voor auteurs als Nelleke Noordervliet een belangrijk onderdeel van hun schrijverschap. Auteurs brengen met lezingen hun werk onder de aandacht van hun lezerspubliek en geven in interviews zelf toelichting op hun recent verschenen boek. Bij het verschijnen van nieuw literair werk van een gerenommeerde auteur neemt het interview niet zelden de plaats in van een bespreking. Het geven van interviews bij publicatie van nieuw werk heeft als voordeel dat een auteur niet hoeft af te wachten of en wanneer recensies van het werk verschijnen. Auteurs hebben met het interview een middel in handen om de symbolische productie rond hun nieuwe boek te sturen en kunnen daarbij zelf toelichting geven op hun werk. Een voorbeeld hiervan is de roman Pelican Bay die Nelleke Noordervliet in 2002 publiceerde. Pelican Bay is een historische roman waarin een twintigste-eeuwse romanschrijfster op zoek gaat naar de geschiedenis van haar voorvader die een suikerrietplantage bezat op een Caribisch eiland. Tevens is het een zoektocht naar haar adoptiebroer die is teruggekeerd naar zijn geboorteland. In | ||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||
de week na de publicatie van Pelican Bay verschijnen twee grote interviews. De auteur geeft in de interviews toelichting op het ontstaan van haar nieuwe roman en neemt de gelegenheid om uitgebreid in te gaan op de thematiek, zoals het koloniale verleden van Nederland en adoptie van kinderen uit Derdewereldlanden. De thema's roepen felle reacties op van columnisten. De uit Suriname afkomstige auteur Clark Accord voelt zich aangesproken door de thematiek van Pelican Bay en schrijft in Het Parool dat de roman ‘een aanwinst voor de black case is’. (Accord 2002) Stephan Sanders verwijt Nelleke Noordervliet in zijn wekelijkse column in Vrij Nederland, getiteld ‘De oogkleppen van Noordervliet’, een beperkte blik op het thema adoptie. (Sanders 2002) De interviewers geven een positief oordeel over de roman. Dirk-Jan Arensman van Het Parool spreekt van: ‘een ingenieus in elkaar grijpend tweeluik, opgezet in afwisselende hoofdstukken’ en ‘Pelican Bay is met vaart geschreven en heeft een plot die je moeiteloos door het boek heen jaagt’. (Arensman 2002) Margot Dijkgraaf heeft Nelleke Noordervliet geïnterviewd voor het NRC Handelsblad en stelt: ‘Pelican Bay is een knappe, veelomvattende, gedeeltelijk historische roman - avontuurlijk en vaak geestig, die je steeds dwingt tot doorlezen.’ (Dijkgraaf 2002) De positieve oordelen in de interviews staan in schril contrast met de overwegend negatieve teneur van de recensies die verschijnen in landelijke dagbladen. | ||||||||||||||||||||
De digitalisering van het literaire veldSinds de opkomst van internet zijn de mogelijkheden voor auteurs om zich te profileren in het literaire veld en in contact te treden met lezers sterk uitgebreid. Het publiceren van literair werk op het web in online literaire tijdschriften als Meander lijkt vooral weggelegd voor dichters. De rol van het literaire tijdschrift als platform voor debat is inmiddels overgenomen door sites als de poëzieweblog De Contrabas. Veelgebruikt medium is een persoonlijke website waarop biografische gegevens van de auteur en informatie over het oeuvre staat. Aan de hand van de auteurssite van Harry Mulisch analyseert Jeroen Dera in Vooys hoe deze gevestigde auteur het internet gebruikt om zijn positie in het literaire veld te verdedigen. De website van Harry Mulisch vormt een bevestiging van de grootsheid van de schrijver. De bezoeker wordt duidelijk gemaakt ‘dat hij te maken heeft met een schrijver die in Nederland en misschien zelfs daarbuiten, zijn gelijke niet kent’. (Dera 2009: 11) Ook vele andere auteurs van naam en faam zijn prominent aanwezig met een eigen website. Iedere auteur geeft daar een andere invulling aan. Zo belicht Thomas Rosenboom in korte YouTube-filmpjes de ontstaansgeschiedenis van zijn roman Zoete mond. (www.thomasrosenboom.nl/) Gefilmd in het rivierenlandschap als decor vertelt de auteur over zijn nieuwste roman. Ook kan de bezoeker een interview bekijken met Rosenboom. In het interview neemt de auteur uitgebreid de gelegenheid om te vertellen over de ontstaansgeschiedenis van Zoete mond, zijn manier van schrijven en de levensloop van zijn hoofdpersonen. De filmpjes stonden al op de site van Rosenboom voordat de roman in de winkel lag en verschenen daarbij in een serie, zodat de bezoeker van zijn site steeds iets nieuws aantrof. Al met al een goeddoordachte opwarmer bij het verschijnen van een nieuwe roman. Een auteur | ||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||
die zijn lezers in een nog eerder stadium informeert over zijn nieuwe werk is Ronald Giphart. Op zijn site doet de auteur in een videodagboek verslag van de vorderingen in het schrijfproces van zijn roman met als werktitel IJslandse roman. (www.ronaldgiphart.nl) Naast allerlei web 2.0-gadgets treft de lezer ook een agenda met lezingen aan. Door bijna dagelijks nieuwe berichten met foto's en filmpjes op zijn weblog te plaatsen over diverse onderwerpen verstaat Ronald Giphart de kunst om zijn lezers als bezoekers van zijn site vast te houden. De websites van Rosenboom en Giphart zijn voorbeelden van sites die lezers informeren over nieuwe ontwikkelingen in het schrijverschap van de auteur en toelichting geven op het literaire werk. Inmiddels zijn de websites van auteurs onderwerp van onderzoek. Joppe Gloerich ging op zoek naar de aanwezigheid van auteurs op het internet. Hij stelt dat de eigen websites van auteurs de ‘meest uitgeproken vorm van digitale aanwezigheid’ zijn. Toch heeft nog niet de helft van de onderzochte hedendaagse auteurs een eigen website, die vaak gelieerd is aan de website van de uitgeverij. Daarnaast blijkt niet iedere website even adequaat te worden bijgehouden. Er staat vaak gedateerde informatie op en pas bij het verschijnen van een nieuw boek wordt de site geactualiseerd, wat Gloerich doet verzuchten: ‘Geflirt met nieuwe media beperkt zich tot relevante periodes, waarna temporisering volgt.’ (Gloerich 2008: 50) De auteurs met een eigen website vormen een minderheid, maar dit zijn volgens Gloerich wel de meest succesvolle auteurs. Zo heeft deze groep auteurs meer bekroningen en nominaties voor literaire prijzen op hun naam. Ook hebben zij meer commercieel succes dan de groep auteurs zonder een eigen website. (Gloerich 2007) Dit patroon valt ook te ontdekken in de literaire loopbanen van auteurs die in de jaren zeventig en tachtig een verscheidenheid aan literaire nevenactiviteiten hebben ontplooid. (Vos 2008) Van deze groep auteurs is een deel nog steeds actief en heeft inmiddels een omvangrijk oeuvre opgebouwd. Ook over een langere periode gezien blijken de actieve auteurs het meest succesvol in het literaire veld. | ||||||||||||||||||||
Tot slotSinds de jaren zeventig van de twintigste eeuw ontplooien auteurs steeds vaker literaire nevenactiviteiten met een publieksgericht karakter. Auteurs geven in interviews zelf toelichting op hun literaire werk en informeren via de media hun lezers. Zo zijn zij minder afhankelijk van de literair-kritische aandacht voor hun boek en nemen zij binnen de symbolische productie van hun oeuvre een actieve rol in. Het proces van de symbolische productie van literatuur is inmiddels veranderd door de opkomst van internet. Het is voor een auteur een medium om informatie over zichzelf en zijn literaire werk te verspreiden, bijvoorbeeld via een website met als domeinnaam www.auteurs-naam.nl. Afhankelijk van hun behoefte aan profilering en hun opvattingen over het auteurschap maken auteurs op verschillende wijzen gebruik van internet. De digitale communicatiemogelijkheden van internet bieden auteurs nieuwe manieren om hun literaire werk toe te lichten. Door bijvoorbeeld filmpjes op hun site te plaatsen zijn auteurs niet meer afhankelijk van televisie- en radioprogramma's voor het genereren | ||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||
van ‘free publicity’ voor hun nieuwe boek. De vraag daarbij blijft wel hoe groot het bereik van deze websites is buiten het vaste lezerspubliek van een auteur. Voor het bezoeken van een auteurswebsite zal een lezer immers gericht op zoek moeten gaan, waarbij de naamsbekendheid van een auteur cruciaal is. | ||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|