Vooys. Jaargang 27
(2009)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
nY, Tijdschrift voor literatuur, kritiek en amusement, voorheen Yang en freespace Nieuwzuid | |
Nu, nY, nieuw?Hoe zou Angelus Novus, het nooit uitgebrachte tijdschrift dat Walter Benjamin voor ogen had, er in 2009 uitzien? Met genoegen neemt de redactie van nY de aanbeveling van Benjamin uit 1922 over, om het nieuwe tijdschrift, dat ontsproten is uit de teloorgegane Yang en freespace Nieuwzuid, de juiste richting op te sturen. Niet het modieuze of allernieuwste - dat wordt uitgebuit door de dagbladen - maar de werkelijke actualiteit die zich onder de onvruchtbare oppervlakte aan het vormen is, zal de inhoud van nY, Tijdschrift voor literatuur, kritiek en amusement bepalen. nY. Of: nieuw. Nieuw? Dat is nog maar de vraag. De redactie, waarvan de kern wordt gevormd door Matthijs de Ridder, Bram leven, Piet Joostens en Johan Sonnenschein, geeft alvast aan het warme water niet opnieuw uit te willen vinden. En waarom zouden ze? Als we hen moeten geloven is ‘nieuw’ een concept dat zijn beste tijd gehad heeft. Bovendien heeft het verdwijnen van Yang en freespace Nieuwzuid al genoeg tot gelamenteer geleid. Sinds hun verdwijnen en het verschijnen van nY hangt het weeklagen als een voortdurende ruis in de lucht. Want dat literaire tijdschriften meer en meer onder druk komen te staan in een klimaat van bits en bites hoeft niemand te verbazen. Niet alleen Yang en freespace Nieuwzuid legden het loodje, ook Bunker Hill blies haar laatste adem. Reden voor Dirk van Bastelaere om de fusie tussen Yang en freespace Nieuwzuid te bestempelen als een waardedestructie, een verschraling van cultuur-institutionele heterogeniteit, die juist zorgde voor concurrentie als ontdekkingsprocedure. De terugbrenging tot slechts een tijdschrift is een rationalisering in economische zin: meer doen met dezelfde middelen. nY is volgens hem ‘Angelus novus 2009: de engel als zesvoltlampje.’Ga naar voetnoot1 Een lampje dat weliswaar brandt, maar ieder moment gedoemd kan zijn tot uitdoven. Van Bastelaere legt met zijn wellicht al te polemische woorden de vinger op de zere plek (zoals de stortvloed aan reacties op internet bewijst) maar doet geen recht aan de inhoudelijke bijdrage van nY aan het cultuur-kritisch debat. Het warme water was dus waarschijnlijk nog niet helemaal afgekoeld. nY gaat namelijk verder vanuit een gezamenlijk trefpunt van Yang en freespace Nieuwzuid met de vraag ‘op welke manier de kunst de confrontatie met de | |
[pagina 73]
| |
werkelijkheid aangaat en welke voorwaarden de politieke en culturele wereld stellen aan de kunst’. nY is hiertoe ingedeeld in vijf verschillende onderdelen: de kwestie, de omzet, untagged, de zift en de gast. De kwestie - een onderdeel dat nog het meest doet denken aan het dossier in Yang - is een bundeling van een aantal teksten rondom een thema of concept. In het eerste nummer werd meteen gekozen voor een niet onomstreden onderwerp: Hotel New Flandres, de onlangs verschenen bloemlezing uit de Vlaamse poëzie van na 1945. Dat een meer doordachte reflectie meer dan welkom is in een verder hysterisch debat tonen onder anderen Geert Buelens, Erik Spinoy en Matthijs de Ridder door hun licht te laten schijnen over de bloemlezing en de ontstane discussie omtrent de publicatie. In het tweede nummer is gekozen voor een minder delicaat, maar minstens even interessante kwestie: noise, ‘een concept waarvan de werking net zo grillig is als de inhoud die het wil conceptualiseren.’ (169) Wat voor rol speelt noise in het werk van Ernst Jünger en Walter Benjamin, in poëzie, in filosofie (Bram leven interviewde Ray Brassier en vertaalde een stuk van hem), in beeldende kunst en in literatuur? In het tweede onderdeel, de omzet, is er vervolgens aandacht voor ‘de creatieve aandacht van vertalers.’ In nY#1 vinden we de prachtige vertalingen (door Jan-Willem Anker) van de poëzie van Ken Babstock en de dadaïstische poëzie van Paul Joostens (vertaald door Piet Joostens). In nY# 2 legt Jan H. Mysjkin uit hoe de poëzie van Jacques Roubaud op een juiste manier te vertalen. Vervolgens vinden we ‘de rubriek zonder dwingend label’, untagged, die in het eerste en tweede nummer letterlijk een continuüm vormt met Yang: Marc Kregting werkt zijn gebruikershandleiding voor de koffiedrinker verder uit. Verder is er ruimte voor de gedichten van Nick J. Swarth, proza van C.C. Krijgelmans en een vermakelijke discours-analyse (een spoor van freespace Nieuwzuid?) van Bush en Obama. De vierde rubriek biedt ruimte voor beschouwingen over film, muziek, literatuur en beeldende kunst. ‘Cultuur door de zeef van de kritiek.’ Zo leest Marc Reugebrink De revanche van de roman, bespreekt Sander Bax het werk van Lidy van Marissing en schrijft Pieter de Buysser over KunstenfestivaldesArts 09. In de afsluitende rubriek, de gast, krijgt een gastauteur carte blanche. Vanaf nY#2 zal Elisabeth Tonnard haar per experiment gevonden teksten doen laten verschijnen. Verder wordt - net als eerder in Yang en freespace Nieuwzuid - iedere uitgave aangevuld met werk van een beeldend kunstenaar, zoals Nikolaus Gansterer en het duo Aline Bouvy/John Gillis. nY? Niet helemaal dus. Yang en freespace Nieuwzuid zijn dichtbij en niet voor niets staat in de ondertitel ‘voorheen Yang & freespace Nieuwzuid.’ Maar dat was voorheen, nY is nu. nY heeft het (wat saaie) uiterlijk van een no-nonsense tijdschrift, maar onder de schijnbare rust gaat duidelijk een eclectisch gewoel schuil. Gewoel dat bij vlagen briljante stukken oplevert, maar op andere momenten nog niet is wat het zou kunnen zijn. De vertaling van Babstock en Joostens of de uitleg van Mysjkin zijn sterk en vormen een plezierige afwisselingen tussen de essays. Het metaperspectief op het debat omtrent Hotel New Flandres heeft al de nodige stof doen opwaaien over meer dan alleen de bloemlezing. nY zou een indicator zijn van het afkalvende Vlaams literaire landschap, waarvan het overigens ook een continue diagnose probeert te geven (zie ook het stuk van Van Bastelaere in nY# 2 en het gevolg op de nY-blog). En de bijdragen over noise, Benjamin en Brassier zijn doorwrocht. Daar tegenover staan iets minder sterke bijdragen over bijvoorbeeld literair engagement en een niet al te overtuigend psychoanalytisch stuk over een mannenboek, die nog iets meer zouden moeten rijpen. Wat nY presenteert is dus niet alleen een eclecticisme van onderwerpen, maar ook wat kwaliteit betreft. Kortom een eclecticisme dat goed past bij de hedendaagse blogosferische cultuur. En vooralsnog is de website van nY een blog, hoewel dat in de toekomst zal veranderen in een | |
[pagina 74]
| |
gewone website. Wat de blog nu doet is het aangezwengelde literair/cultuur-kritische debat op de voet volgen. Een welkome aanvulling aangezien sommige stukken bij papieren publicatie al achter het debat aanhobbelen (denk aan het stuk over Vaessens' Revanche van de roman). Verder - en dit is waar van Bastelaere ons maar al te graag op wijst - biedt de splitsing in website en tijdschrift een veel breder platform waarop contradictoire proposities de volledige ruimte krijgen, die ze in een redactie alleen niet zouden krijgen. Juist deze wisselwerking tussen de twee verschillende media zou de pluriformiteit en de productiviteit van de kunstkritiek ten goede komen, een gezonde concurrentie als ontdekkingsprocedure. Misschien moeten wij de twee media veeleer zien als de twee vleugels van dit nieuwe engeltje, dat ons behoedt voor de totale opdroging van het Vlaams literaire en cultuurkritische tijdschriftencircuit en meeneemt naar wat komen gaat, nY. Of Benjamin dit ook in gedachten had voor zijn Angelus Novus?
Geertjan de Vugt |
|