Bordewijk, niet in de laatste plaats vanwege zijn vele verwijzingen naar Rotterdam. Karakter (1938) blijf ik een van de mooiste romans uit de Nederlandse letterkunde vinden. Prachtig zijn de passages over Rotterdam, zoals deze: ‘Rotterdam vind ik ònze stad. Juist omdat ze niet speciaal Nederlands is. Amsterdam is onze nationale stad, Rotterdam onze internationale. Ik voel voor het internationale, daarom voel ik voor deze stad. En dat stempel heeft hij gekregen van de zee, want de zee gaat over de grenzen, de zee is op de wereld de enige werkelijke kosmopoliet.’ Bij het werkcollege proza-analyse in het eerste jaar hield ik een presentatie over ruimte in deze roman, waarbij ik uitgebreid inging op Rotterdamse plekken. Een ander, veel minder bekend werk van Bordewijk waarin Rotterdam aan de orde komt is de verhalenbundel Studiën in volksstructuur (1951). Ik maakte hiermee kennis bij een werkcollege van Hans Anten. In het wonderlijke verhaal ‘De eenheid in de tegendelen’ wordt de gevel van een bijzonder pand aan de Westerkade uitvoerig en gedetailleerd beschreven. Het pand is gelukkig niet gebombardeerd. Altijd als ik langs dat mysterieuze pand loop moet ik aan Bordewijks verhaal denken. Bordewijk heeft zelf een prachtig artikel geschreven over de rol van Rotterdam in zijn werk in het boek Rotterdams perspectief (1963). Ook dat staat uiteraard bij mij in de kast.
Natuurlijk ontbreekt de Rotterdamse dichter J.H. Leopold niet in mijn boekenkast, maar over deze veelbesproken dichter wil ik het nu niet hebben. Een minder bekende dichter is de Rotterdammer Jan Prins (pseudoniem van C.L. Schepp). Jan Prins schreef de mooiste gedichten die over Rotterdam geschreven zijn, vooral het bekende ‘Te Rotterdam ben ik geboren / onder de adem van de Maas’. Jaren geleden kocht ik bij een Utrechts antiquariaat aan de Nachtegaalstraat een exemplaar van Jan Prins' bundel De stad waar men is kind geweest. Rotterdamsche gedichten, uitgegeven in 1946 door Ad. Donker te Rotterdam en ingeleid door Alfred Kossmann. Het leuke was dat er ook een briefje uit 1946 in de bundel zat van Alfred Kossmann aan de recensent Anton Deering. Daarmee begon mijn Jan Prins-verzameling. Inmiddels bezit ik vrijwel alles van Jan Prins in alle mogelijke uitgaven en voorpublicaties, veelal ook voorzien van een handtekening en een opdracht door Jan Prins. Een van de boekjes die ik koester is een zeldzame brochure (mij cadeau gedaan door een goede vriend die ook een liefhebber van antiquariaten is) met drie gedichten van Jan Prins geschreven voor de Maastunnel te Rotterdam. Als kind ben ik vaak in de Maastunnel geweest en die tunnel is mij altijd blijven fascineren. Het was dus een geweldige ontdekking dat Prins voor deze tunnel drie gedichten had geschreven. Ik ontdekte dat óók P.C. Boutens (geen Rotterdammer, maar een Zeeuw) een kwatrijn voor de Maastunnel had geschreven. Boutens en Prins kregen in 1941 een opdracht om kwatrijnen te schrijven om te worden aangebracht in de Maastunnel bij de opening. Wegens de oorlogsomstadigheden is daar niets van gekomen. Boutens' kwatrijn werd pas in 1968 geplaatst en in oktober 2008 is op mijn instigatie een kwatrijn van Jan Prins in de Maastunnel geplaatst. Ook is een geluidsinstallatie aangebracht waarbij het gedicht is te horen in stemmen van verschillende Rotterdammers. Bij die
gelegenheid verscheen een klein gelegenheidsuitgaafje (gedrukt in honderd exemplaren door de Avalon Pers) met de kwatrijnen van Prins en Boutens en een toelichting van mijn hand. Het eerste exemplaar overhandigde ik aan burgemeester Ivo Opstelten. Mijn aandacht voor de tunnelkwatrijnen heeft weer tot gevolg dat ik ook allerlei andere boeken, tijdschriften, brochures en andere parafernalia over de Maastunnel ben gaan verzamelen. Bovendien is mijn onderzoek zich de laatste jaren door deze kwatrijnen deels ook gaan richten op het fenomeen van poëzie in de openbare ruimte. En dat levert weer een nieuwe verzameling op, niet van boeken, maar van digitale foto's van plekken waar gedichten op muren, glazen wanden, bruggen, tunnels enzovoort te zien zijn.