Vooys. Jaargang 27
(2009)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| ||||||||||||
Zij bloedden ook voor mijGa naar voetnoot1
| ||||||||||||
Vrouwelijke Vlaamse BewegersIn een vak over de Vlaamse BewegingGa naar voetnoot2 dat ik in 2008 volgde, viel me op dat er geen vrouwen werden behandeld. Er stonden geen schrijfsters op de literatuurlijst en in de secundaire literatuur werd eveneens met geen woord gerept over de vrouwelijke Vlaamse auteur. Toen ik informeerde naar de reden van dit gebrek aan vrouwen bij docent De Ridder, vertelde hij me dat er weinig onderzoek gedaan wordt naar vrouwelijke Vlaamse Bewegers. De enige vrouw die De Ridder kon bedenken was Virginie Loveling. Een van haar romans bestudeerde ik met veel plezier in het kader van een onderzoek naar het gebruik van familiale metaforiek door Vlaamse Bewegers. In de genoemde cursus was ik echter vooral geïnteresseerd geraakt in het gebruik van regeneratie en de plaats die auteurs hiermee innamen in het Herlevingsdiscours van de Vlaamse Beweging. Dit Herlevingsdiscours speelt een belangrijke rol in de Vlaamse Beweging; auteurs uiten in het discours hun politieke visie door terug te verwijzen naar de glorie uit de middeleeuwen. Vanwege de grote leemte in het onderzoek naar vrouwelijke Vlaamse Bewegers ging ik op zoek naar een niet eerder onderzochte schrijfster die in het Herlevingsdiscours te plaatsen was. Ik zal allereerst een korte biografie geven van de auteur die ik vond: Blanka Gyselen. Verderop zal ik ingaan op de theorievorming rondom regeneratie en toelichten wat het Herlevingsdiscours van de Vlaamse Beweging inhoudt. | ||||||||||||
Blanka GyselenBlanka Maria Franciska Gyselen werd geboren in Antwerpen op 26 november 1909 en overleed in dezelfde plaats op 29 mei 1959.Ga naar voetnoot3 Ze debuteerde in 1936 met de dichtbundel Door roode vuur. De gedichten in deze bundel zijn erotisch getint en gaan vooral over het verlangen naar liefde en genegenheid. Daarnaast verwerkte Gyselen in de bundel haar verblijf in een Leuvense kliniek. | ||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||
In 1938 volgde haar tweede dichtbundel, De eeuwige Eva, die erotisch getinte gedichten bevat met ongeveer dezelfde thematiek als in Door roode vuur. Inmiddels was Gyselen lid geworden van de nationaal-socialistische vereniging DeVlag (Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft). In deze kringen leerde zij haar eerste partner Floris Langlet kennen. Van hem kreeg ze een kind, Stefaan, dat twee weken na de geboorte overleed. Ook haar echtgenoot kwam te overlijden, toen hij in 1942 een auto-ongeluk had. Vlak voor de dood van haar man had Gyselen een aantal gedichten geschreven die pasten bij de ideeën van de DeVlag. Deze poëzie werd gebundeld en onder de titel Zangen voor mijn land uitgegeven door uitgeverij Steenlandt. De bundel maakte van haar een geliefd persoon onder leden van DeVlag en onder leden van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV). Vlak voor het einde van de Tweede Wereldoorlog leerde Gyselen haar tweede partner Johan Sacré kennen, waarschijnlijk via haar werk voor het tijdschrift Balming, een uitgave van DeVlag. In september 1944 vertrok het koppel naar Duitsland. Toen ze als nationaal-socialisten niet langer veilig waren in Duitsland, vluchtten ze in mei 1945 naar Frankrijk. Ondertussen werd Gyselen in België als medewerker van het VNV-tijdschrift Volk en Staat bij verstek veroordeeld tot de doodstraf. In 1946 werd ze samen met Sacré opgepakt en opgesloten in de gevangenis van Antwerpen. Ze was inmiddels zwanger van haar tweede kind, dat ze baarde in gevangenschap. Ook dit kind, ditmaal een meisje, overleed kort na de geboorte. Over haar leven in de gevangenis schreef Gyselen de bundels Balladen achter de staven en Zie den mens, die beide in 1950 verschenen. Na drie jaar gevangenschap werd Gyselen vanwege haar slechte gezondheid vrijgelaten. Ze woonde nog een tijdje op een buitenverblijf in Bouwel. De rustige Kempense omgeving zette haar opnieuw aan tot dichten; ditmaal van religieus getinte poëzie. Voor de bundel Orgelpunten ontving zij in 1966 de Driejaarlijkse Poëzieprijs van de provincie Antwerpen. Gyselen had in haar testament laten vastleggen dat er geld moest worden vrijgemaakt voor een literaire prijs. Deze prijs, de Blanka Gyselenprijs, kwam er dan ook. Toen Nederlandse journalisten echter wezen op de rol van Gyselen in de Tweede Wereldoorlog, besloot de verantwoordelijke gemeente Sint-Martens-Latem de prijs op te heffen. In 1998 werd de prijs voor het laatst uitgereikt. | ||||||||||||
Het HerlevingsdiscoursIn De leeuw van Vlaanderen (1838) schrijft Vlaamse Beweger Conscience over de heldhaftige daden van de Vlamingen tijdens de Guldensporenslag van 1302. Hij romantiseert de rol van de Vlamingen in het verleden om zo zijn eigen volk als superieur neer te zetten. De bedoeling die Conscience hiermee had, was bewerkstelligen dat de Vlamingen trots zouden zijn op zichzelf - vooral op hun eigen taal -, en zich niet zouden laten ondersneeuwen door de Franstaligen. Deze visie komt voort uit de contemporaine politieke situatie in België, waar Frans de officiële taal was. Conscience streed weliswaar voor de eigen taal, vooral op het vlak van het onderwijs, maar hij pleitte niet voor een zelfstandig Vlaanderen. Hij was daarentegen voorstander van het land BelgiëGa naar voetnoot4. Conscience staat met de Leeuw van Vlaanderen aan de wieg van het Herlevingsdiscours van de Vlaamse Beweging. Dit discours bestaat uit literaire teksten waarin de heldhaftige daden van Vlaanderen uit het verleden worden gebruikt om te laten zien dat Vlaanderen glorierijk zal herleven, mits de huidige Vlaming even heldhaftig en dapper is als die uit het verleden. De daden | ||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||
uit het verleden worden aangehaald om een politieke visie uit te dragen.Ga naar voetnoot5 Conscience pleitte zoals gezegd voor het land België, met daarbinnen meer rechten voor de Vlaming. Na Conscience werd het Herlevingsdiscours uitgebreid door auteurs die andere politieke visies uitdroegen. De Vlaamse Bewegers zijn het door de jaren heen namelijk niet eens over de toekomst van België. Al snel na Conscience ontstond bijvoorbeeld de wens tot verzelfstandiging van Vlaanderen. Vlaamse Bewegers met nationaal-socialistische sympathieën plaatsten Vlaanderen in een groot Germaans rijk. Voordat Vlaanderen kon herleven en er een groot Germaans rijk kon worden gesticht, kregen de Vlaamse soldaten te maken met de keerzijde van heldhaftigheid: er moest strijd geleverd worden en die eiste slachtoffers. Volgens sommige auteurs was de strijd deze offers waard, aangezien ze voor een goede zaak werden gebracht en daarmee zinvol waren. Om deze zingeving weer te geven in poëzie gebruikten dichters het regeneratiemotief. | ||||||||||||
RegeneratieIn Rites of Spring beschrijft Eksteins het regeneratiemotief aan de hand van het ballet Le Sacre du Printemps van Stravinsky. In het ballet wordt een jonge vrouw geofferd, waarop vervolgens nieuw leven ontstaat. In het regeneratiemotief is er altijd iets dat geofferd wordt en gebeurt dit altijd met het oog op nieuw leven. Zowel het ‘offeren’ als het ‘leven’ moet breed opgevat worden: het offer kan van abstracte aard zijn, maar kan ook, meer concreet, een mensenoffer zijn. Het ‘leven’ kan slaan op een politiek leven, maar ook op een erotisch of een persoonlijk leven. (Eksteins 1989: 39/40) Het bekendste voorbeeld van regeneratie in de literatuur van de Vlaamse Beweging zijn de beroemd geworden versregels van Verschaeve over de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog: ‘Hier liggen hun lijken
als zaden in 't zand,
hoop op den oogst
O Vlaanderenland.’ (Verschaeve 1966: 30)
In de dichtregels van Verschaeve zijn de lijken het offer voor de nieuwe wereld. Ze worden beschreven als zaden en als er geoogst kan worden, ontstaat daaruit het nieuwe leven. In dit geval gaat het daarbij om een nieuw politiek leven. Verschaeve pleit met het gedicht voor een onafhankelijk VlaanderenGa naar voetnoot6. Op literatuur kan het zogenaamde regeneratieschemaGa naar voetnoot7 worden toegepast. Dit schema bestaat uit de vragen ‘Welk offer wordt gebracht?’ en ‘Wat houdt het nieuwe leven in?’. Regeneratie is immers het herleven na het brengen van een offer. Een term die ook wel wordt gebruikt voor regeneratie is palingenesisGa naar voetnoot8 (wedergeboorte). Deze term wordt vooral gebruikt om te verwijzen naar het verhaal van de feniks die herleeft uit zijn eigen as. In het modernisme wordt echter meestal de term regeneratie gebruikt, die bovendien vaak in verband wordt gebracht met het fascisme, waarin | ||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||
het verlangen naar een nieuwe wereld een grote rol speelt. In fascistische oorlogspropaganda wordt dan ook veelvuldig gebruikgemaakt van het regeneratiemotief. (Griffin 2007: 8,9) | ||||||||||||
Erotiek, religie en fascismeUit de biografie van Gyselen blijkt dat zij erotische, hier en daar religieus getinte en politieke, soms zelfs fascistischeGa naar voetnoot9 poëzie geschreven heeft. Ik schreef al eerder dat regeneratie niet alleen beperkt blijft tot politieke literatuur, maar ook gebruikt kan worden in andersoortige literatuur. Erotische regeneratieliteratuur past daarmee wellicht binnen het Herlevingsdiscours, maar dan op een andere manier dan fascistische regeneratieliteratuur. Door mijn vraag naar de plaats van Gyselen binnen het Herlevingsdiscours beperk ik mij niet tot haar oorlogsbundel. Ik onderzoek hoe de poëzie die Gyselen schreef tussen 1936 en 1950 in het Herlevingsdiscours van de Vlaamse Beweging past. In de volgende paragrafen laat ik zien wat voor regeneratie er te zien is, en hoe het standpunt van Gyselen over regeneratie verandert in de bundels Door roode vuur (1936), De eeuwige Eva (1938), Zangen voor mijn land (1942) en Balladen achter de staven (1950). | ||||||||||||
Vertroebelt reeds haar schuldloosheid...Een offer dat regelmatig terugkeert in de bundels, is het verliezen van de onschuld. Dit offer geeft op verschillende manieren zin aan het nieuwe leven. In Door roode vuur en De eeuwige Eva wordt het offer gebracht door vrouwen die hun maagdelijkheid - en daarmee hun reinheid en onschuld - verliezen. Het gevolg is een nieuw persoonlijk leven als getrouwde vrouw, die bij voorkeur ook nog kinderen op de wereld zet. De gedichten in de bundel De eeuwige EvaGa naar voetnoot10 verbeelden de vorming van een onschuldig jong meisje tot een volwassen vrouw. In ‘De jonge baadster’ bedekt de jonge baadster schaamtevol ‘de roze knoppen van haar hooge borsten’. De beschrijving van de jonge baadster is erotisch en vormt de opmaat tot het verliezen van de onschuld bij deze jonge vrouw. In het gedicht ‘De verloofde’ staat de verloofde op het punt haar onschuld te verliezen. Ze sluit ‘de wijde kamers van haar jeugd’, om een nieuwe wereld met haar geliefde te openen. ‘Haar schuldloosheid vertroebelt reeds’, omdat zij met haar verloving de opmaat gemaakt heeft tot de naderende seksuele daad. In het gedicht ‘Het witte bruidje’ wordt duidelijk welk nieuw leven er ontstaat uit het offer van het verliezen van de onschuld: een nieuw persoonlijk leven als getrouwde vrouw. Het witte bruidje wordt ‘de rijpe bloem, die in de kern volgroeid/ met strakgespannen kelk, bevruchtend openbloeit...’. Het bevruchtend openbloeien slaat op het verliezen van de maagdelijkheid en de zwangerschap die hieruit ontstaat. In de ‘Zwangere vrouw’ wordt de seksuele daad beschreven: ‘het slapend lijf, waarmee haar lichaam paarde/ en dat in haar zijn sappen had gevoerd’. Het offer dat de vrouw brengt met het afleggen van haar onschuld leidt uiteindelijk tot de geboorte van een kind; een nieuw leven. Het krijgen van een kind wordt in de ‘Zoogende moeder’ beschreven als iets wat leidt tot ultiem geluk: ‘werd, voor dit uur, haar vreugde ooit beroerd?...’ In Door roode vuur worden net als in De eeuwige Eva erotische verlangens beschreven. | ||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||
De maagd in het gedicht ‘De dag mijner stad’ bedekt net als de jonge baadster in De eeuwige Eva haar lichaam en schaamt zich voor haar ‘schoonen droom’, die waarschijnlijk te maken had met lichamelijke verlangens. De slotstrofe van het slotgedicht van de cyclus Door roode vuur is een erotische beschrijving van het verlangen naar seks: ‘Ik weet: ééns treedt, aan 't keerpunt dezer wegen
gij handen-reikend mijn ontberen tegen,
dan zal uw glansgewaad mijn naaktheid kleden...’
Het moment waarop de seksuele daad werkelijkheid wordt, beschrijft Gyselen als een keerpunt. Ze betreedt het nieuwe leven als partner van een man met wie zij kinderen kan krijgen. In Zangen voor mijn land kan net als in Door roode vuur en De eeuwige Eva het verliezen van de maagdelijkheid als een regeneratiemotief gezien worden. In ‘Wij, de vrouwen...’ baren de vrouwen kinderen voor het ontstaan van een nieuw leven: ‘Maar wij teelden weer levens uit onzen schoot,
[...]
want uit onzen blijheid, als vlam uit de asch
rijst d'eeuwige zang van het dappere ras:
Vlaamsche Vrouwen.’
Het nieuwe leven dat ontstaat na het opofferen van de meisjesonschuld is hier niet alleen een nieuw persoonlijk leven, zoals in De eeuwige Eva en Door roode vuur, maar ook een nieuw politiek levenGa naar voetnoot11. De vrouwen offeren hun maagdelijkheid op voor Vlaanderen: ‘Vlaamsche Vrouwen’. Uit andere gedichten in de bundel blijkt dat Gyselen de vrouwen aanmoedigt een aandeel te leveren in de strijd voor een groot Germaans rijk. Net als in De eeuwige Eva en Door roode vuur zijn de beschrijvingen van de genegenheid tussen man en vrouw erotisch getint. In het gedicht ‘Zij die blijft...’ bijvoorbeeld hangt ‘zij’ haar man ‘als een bruidje aan’ en zal ‘zij’ als vrouw ‘de geslachten’ binden ‘voor tijd en eeuwigheid...’. | ||||||||||||
Zij bloedden ook voor mijHet opofferen van de onschuld is niet alleen een offer van vrouwen, maar is een offer dat ook mannen moeten brengen. In het gedicht ‘Gebed voor onze jeugd’ uit de bundel Zangen voor mijn land verruilen de jongens de onschuld van de jeugd voor een plaats in de strijd: | ||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||
‘Wat verjoeg hen zoo vroeg uw klaroenende roep
uit den ruischenden tuin en 't gejoel op de stoep?...
Reeds staan zij geschaard tot den kruistocht der Plicht
met den wig van uw licht op hun kindergezicht.’
‘De ruischenden tuin’ en ‘'t gejoel op de stoep’ staan symbool voor hun jeugd, net als ‘hun kindergezicht’. ‘Uw licht’ is het licht van God, die in het gedicht wordt opgeroepen om te zorgen voor de Vlaamse jongens. Die jongens moeten niet alleen hun jeugd opofferen, maar ook zichzelf. Gyselen verwoordt het in het tweede gedicht van ‘Slotverzen voor mijn volk’ als volgt: ‘Want over allen zie 'k de groote dooden waken,/ die boetten tot uw baat, zij bloedden ook voor mij’. Het bloed waarmee de strijd gepaard gaat, vloeit niet voor niets: de soldaten sterven voor het Vlaamse volk en dus ook voor Gyselen. In het gedicht ‘Aan de moeders der helden’ is dezelfde metaforiek te zien als in de beroemd geworden versregels van Verschaeve. De doden zijn ‘het vruchtbare zaad’: na de oogst zal uit deze ‘zaden’ een machtig Germaans rijk opbloeien. De Vlamingen moeten hun verwanten offeren in de strijd voor een nieuw politiek leven. Zo ziet Gyselen de dood van haar zoontje als haar offer in de strijd voor een groot Germaans rijk. In het sterk autobiografische gedicht Vlaandren, mijn land schrijft Gyselen over dit offer: ‘Maar dit gebaar, waarmee 'k door u mijn kind bestreel
en héél 't onaangerande van mijn smart
en deze dappre zang die mijne tranen tart,
zij zijn, o Vlaanderen, mijn schamel, eerlijk deel...’
In het gedicht ‘Aan de moeders der helden’ stelt Gyselen de moeders van de gesneuvelden gerust; hun offer zal niet voor niets zijn, want ‘éénmaal toch wordt Vlaanderen waard/ die gapende plaats aan uw hart en uw haard...’. In de bundel Zangen voor mijn land worden de Vlaamse mannen en vrouwen opgeroepen zich in te zetten voor de strijd. Hiertoe moeten zij zichzelf opofferen door hun onschuld of zelfs hun leven te verliezen, zodat uiteindelijk het nieuwe leven werkelijkheid kan worden. Het betreft hier een nieuw politiek leven, in de vorm van het ontstaan van een groot Germaans rijk. | ||||||||||||
Eén leider kennen wij, den Führer der GermanenGyselen spreekt zich in de bundel Zangen voor mijn land expliciet uit voor dit grote, nationaal-socialistische Germaanse rijk. Er zijn meerdere fascistische en nationaal-socialistische elementen aan te wijzen in de bundel. Zo kan ‘'t nieuwe Geloof’ in het gedicht ‘Het Vlaamsch legioen’ worden opgevat als een referentie aan het nationaal-socialisme. Het gedicht is immers een ode aan het eerste ‘kontingent vrijwilligers’ dat vertrok om mee te vechten aan Duitse zijde in de Tweede Wereldoorlog. | ||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||
In hetzelfde gedicht worden in de laatste strofe de heldhaftige Vlamingen uit het verleden aangehaald: ‘Strooi bloemen en kindren langs waar zij thans gaan!
Zing van den Leeuw en den Witte Kaproen!
Heil onze dappren van 't Vlaamsch Legioen!’
De ‘Leeuw’ is een verwijzing naar De leeuw van Vlaanderen van Conscience, het werk dat aan de wieg staat van het Herlevingsdiscours van de Vlaamse Beweging. ‘De Witte Kaproen’ verwijst naar de Witte Kaproenen: de legendarische veertiende-eeuwse Gentse strijdmacht die een opstand ontketende tegen de Vlaamse graaf Lodewijk van Male. (Vincke 2002/2003: §2.3.1) Gyselen plaatst het huidige Vlaamsche Legioen in de traditie van deze heldhaftige strijders. De strijd die nu gevoerd wordt, wordt gevoerd om de glorie uit vroegere tijden te laten herleven. Die glorie zal Vlaanderen beleven binnen een groot Germaans rijk. Een fascistische passage waaruit de voorkeur voor dit rijk blijkt, is de eerste strofe uit het gedicht ‘SS’ waarin Gyselen haar volk oproept te gehoorzamen aan één leider: ‘Wij zijn het hard geslacht, ontlast van oude wanen
dat optrekt naar 't gevecht, ook zonder gouden vaan...
één leider kennen wij, den Führer der Germanen
en Vlaandrens plaats zien wij in Nederduitschland staan.’
| ||||||||||||
En God komt niet meer op de wolken voorbijIn alle vier de bundels zijn motieven terug te vinden die erop wijzen dat Gyselen geloofde in God. Niet alleen vroeg zij God de strijders bij te staan, maar ze geloofde ook dat de mens na de dood zou regenereren in de hemel. In De eeuwige Eva is deze vorm van regeneratie terug te zien in het slotgedicht ‘De oude vrouw’. Deze vrouw nadert de dood ‘en in den hemel luistert reeds de Heer...’. In de opdracht die Gyselen in Door roode vuur opdraagt aan haar overleden zus, spreekt zij van een ‘blijde reis naar d'eeuwigheid...’. De ‘eeuwigheid’ slaat hier op het eeuwige leven in de hemel. Ook in haar oorlogsbundel spreekt Gyselen een vertrouwen uit in God en in het leven na de dood. In de gedichten ‘Acht kameraden’ en ‘Koor der dooden’ refereert Gyselen aan de dag des oordeels. Dit laatste gedicht sluit zij af met de strofe: ‘Wij zwijgen thans, maar ééns zult g'onze stem weer hooren
in 't uur der rekenschap voor 't aanschijn van den God
die in der volkren groei, ons, jongren, heeft verkoren
om rottend lijk te zijn tot borgsom voor uw lot.’
De ‘wij’ in het gedicht zijn de doden die stierven voor het grote Germaanse rijk. Het ‘uur der rekenschap’ is de dag des oordeels, waarop de Germanen volgens Gyselen zullen worden aangewezen als uitverkoren volk. | ||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||
Balladen achter de staven opent met een gedicht over de offers die Gyselen gebracht heeft.Ga naar voetnoot12 Ze verloor haar man (‘Zij ontsloten verbijsterd het paradijs/ waar de ziel van den liefste belandde...’), verloor haar kind (‘Het kind werd een engel, een vlerk naar de zon...’) en stelde haar leven in het teken van de strijd voor het Vlaamse volk (‘Toen verwierf zich verlangen een nieuw gebied/ - een volk voor dat hart op mijn handen.’). Al deze offers hebben niets opgeleverd en het enige wat bleef bestaan, is haar vertrouwen in God: ‘En de jaren vergaan en wàt bleef er bewaard/ dan 't gebed, dat een ijlte omspande?’ De regeneratieopvatting van Gyselen lijkt hier veranderd te zijn in alleen nog het vertrouwen in regeneratie in de hemel, waar zij in de andere bundels nog vertrouwen had in een politiek en een persoonlijk nieuw leven. In het gedicht ‘Ballade van de vijf zintuigen’ spreekt Gyselen wel het verlangen uit nog eenmaal opnieuw te mogen beginnen in een ‘gewoon’ leven buiten de gevangenis. Ze verlangt naar een nieuw persoonlijk leven en uit dit met erotische verlangens. Deze lijken erg op de verlangens die Gyselen beschrijft in De eeuwige Eva en Door roode vuur. Een voorbeeld hiervan is de tweede strofe van het gedicht, waarin Gyselen het verlangen uit om nog eenmaal de aardse ‘smaken’ te proeven: ‘en huid en zweet en bloed en alle aardse smaken
naproeven op uw lip, gelijk geliefden doen...
O vuursmaak van den wijn, o bijten in den wind...
O leven, roekeloos en nooit genoeg bemind...’
In hoeverre Gyselen het verlangen naar een nieuw politiek leven opzij zet, blijkt niet duidelijk uit de bundel. Gyselen lijkt vooral vertrouwen te hebben in het regenereren in de hemel en slechts te hopen op een nieuw persoonlijk leven. Ze schrijft in het gedicht ‘Ballade van een bloem’ over de censuur die toegepast wordt op haar bundel: ‘terwijl ik, betast van censuur tot censuur/ mijn laatste bestemming moet vinden.’ Deze referentie aan censuur interpreteer ik als een uiting van het niet in de gelegenheid zijn om je werkelijke politieke idealen op te kunnen schrijven. In de ‘Ballade van het verlangen’ schrijft Gyselen wel over zaad dat ‘verwaait voor een dodenakker’. Dit kan een intertekstuele verwijzing zijn naar de regeneratieopvatting die uit de beroemd geworden versregels van Verschaeve spreekt, maar hoeft niet te betekenen dat Gyselen deze regeneratieopvatting zelf (nog) onderschrijft. Ik denk dat het zelfs plausibeler is om de verwijzing te interpreteren als een afwijzing van haar vroegere regeneratieopvatting, omdat ze spreekt over zaad dat verwaait. Zaad dat verwaait, vindt geen grond om in uit te kiemen - en als gevolg daarvan kan er geen nieuw rijk opbloeien. Tegelijkertijd kan het zaad wellicht wel ergens anders ontkiemen. Als ik deze passage echter in verband breng met het gebruik van symboliek die in de katholieke kerk staat voor boetedoening, denk ik dat Gyselen wel degelijk spijt heeft van haar vroegere politieke idealen. In ‘Ballade van het Lam Gods’ komt viermaal de regel ‘in 't kloppen op de borst’ voor. Dit kloppen op de borst is te beschouwen als een verwijzing naar Lucas 18:13, waarin de tollenaar zich driemaal op de borst klopt ten teken van schuldbelijdenis. | ||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||
Het gebruik van religieuze symbolen onderschrijft het vertrouwen dat Gyselen stelt in God. De bundel wordt echter steeds pessimistischer van toon en in het slotgedicht blijkt dat Gyselen geen vertrouwen meer heeft in regeneratie op aarde of daarbuiten. Zij sluit af met de sombere regel ‘en God komt niet meer op de wolken voorbij’. | ||||||||||||
BesluitEen dergelijke pessimistische gedachte komt alleen voor in Balladen achter de staven. Buiten deze ontwikkeling om stelde Gyselen in haar poëzie tussen 1936 en 1950 een groot vertrouwen in God en regeneratie in de hemel. Zij geloofde zowel in oorlogstijd als in vredestijd in een nieuw leven in het bovenaardse. Het grote verschil tussen de oorlogsbundel Zangen voor mijn land en de andere bundels is dat Gyselen alleen in haar oorlogsbundel refereert aan de glorie uit de middeleeuwen. In de andere bundels is regeneratie aan te wijzen, maar is het niet het glorieuze Vlaanderen uit vroegere tijden dat moet herleven. In de andere bundels is het offer dat gebracht wordt dan ook niet te interpreteren als een offer voor een nieuw politiek leven, maar als een offer voor een nieuw persoonlijk leven. In Balladen achter de staven spreekt Gyselen het verlangen uit nog eenmaal opnieuw te beginnen buiten de gevangenis. Zij voert hierbij de offers op die zij eerder gebracht heeft. Het offer dat ze opvoert voor het nieuwe persoonlijke leven is het verliezen van haar maagdelijkheid - en daarmee haar onschuld. Dit offer is ook te zien in de sterk erotisch getinte bundels Door roode vuur en De eeuwige Eva. Het verlies van haar zoontje interpreteert Gyselen als haar offer in de strijd voor een groot Germaans rijk. In Zangen voor mijn land roept Gyselen de Vlaamse mannen en vrouwen op zich op te offeren voor deze politieke strijd. In de bundel verwijst Gyselen naar het heldhaftige verleden van de Vlamingen. Als lichtende voorbeelden voor de Vlaming in de Tweede Wereldoorlog gelden de helden van de Guldensporenslag en de Witte Kaproenen. Als de huidige Vlaming het heldhaftige niveau van de strijders uit de middeleeuwen bereikt, zal Vlaanderen herleven en floreren in het grote Germaanse rijk. Gyselen is te plaatsen in de internationale traditie van fascistische dichters die GriffinGa naar voetnoot13 toont in Modernism and Fascism. In hun oorlogspoëzie maken deze fascisten veelvuldig gebruik van het regeneratiemotief. Gyselen gebruikt dit motief in haar fascistische bundel Zangen voor mijn land. Gyselen breidde het Herlevingsdiscours van de Vlaamse Beweging uit met de politieke opvatting dat Vlaanderen moest herleven in een groot Germaans rijk. Aan het begin van het Herlevingsdiscours sprak Conscience zich in De leeuw van Vlaanderen uit voor het land België als een eenheid. De heersende opvatting in de Vlaamse Beweging in de jaren daarna was dat Vlaanderen zelfstandig moest worden. Auteurs als VerschaeveGa naar voetnoot14 benadrukten dat de Vlaming moest vechten tegen de overheersing van een groter rijk. Deze overheersing van een groter rijk, in dit geval het Germaanse rijk, is voor Gyselen juist een politiek ideaal. Doordat Gyselen haar politieke regeneratieopvatting combineert met erotische motieven neemt ze een bijzondere positie in in het Herlevingsdiscours van de Vlaamse Beweging. | ||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||
Literatuur
|
|