Advertenties en strips, maar ook andere levenloze zaken als verkeersborden, uithangborden, putdeksels of het traject van de New Yorkse ondergrondse waren voor Coates belangrijke tastbare zaken door middel waarvan hij zijn visie op het leven in New York overbracht, gekenmerkt door disruptie, anonimiteit en fundamentele verwarring over menselijkheid.
Coates' eerste roman, een experimenteel unicum met de naam The Eater of Darkness, staat ook bol van de grootstedelijke details en massacultuur. Naast New York komt in deze roman ook Parijs in beeld. Maar dan vooral literair Parijs: het boek is een pastiche van de vele literaire stijlen en experimenten die destijds in Parijs werden uitgetest, gevierd en bevochten: verweven in Coates' boek komen we, in aangepaste vorm, ook de literaire stijlen tegen van Theodore Dreiser, Sinclair Lewis, Sherwood Anderson, Waldo Frank, Ben Hecht, Jean Toomer, James Joyce, de dada beweging, de surrealisten en nog vele anderen. Het boek werd op voorspraak van Gertrude Stein in 1926 uitgebracht in Parijs door de inmiddels legendarisch geworden Contact Press van Robert McAlmon. Vanwege het afwijkende, zelf-ondergravende en experimentele karakter van het boek, is het de literaire geschiedenis ingegaan als de eerste dada-roman in de Engelse taal.
Coates hield van dada - van het speelse en het bevrijdende dat hij in deze kunst zag, en de afkeer van het bombastische, het angstige en het kleinburgerlijke in ‘de Westerse beschaming’ - zoals jaren geleden in grote letters op een Nijmeegse kraakpand stond geschilderd. Maar het was vooral het absurde van dada dat Coates aansprak. En hier komt de courgette weer om de hoek.
Zoals hierboven al verhaald, leefde Coates vanaf de jaren dertig in een landelijke omgeving. Hij woonde in een klein dorp, Gaylordsville, waar veel mensen (vaak ex-stedelingen zoals Coates zelf) driftig groentes verbouwden in hun tuinen. De courgette is, naar het schijnt, zeer makkelijk te telen, en de oogst is als gevolg vaak extreem overvloedig. Op de een of andere manier appelleerde het ding en zijn naam aan Coates' gevoel voor humor. Om dat kracht bij zetten ontvreemdde hij met enige regelmaat courgettes, die hij vervolgens bij mensen op de stoep legde. En daar lag dan zo'n ding, alsof het iets te betekenen had.
‘No ideas but in things’, maar de boodschap die nu op die groente wordt geschoven is te absurd om te benoemen, of bestaat eigenlijk helemaal niet. ‘Wat heeft dit te betekenen?’ roepen we in verwarring. We zoeken de betekenis in het ding, maar de zucchini weet het ook niet. En vanaf het moment dat we de zucchini tot leven roepen is alles mogelijk: bijvoorbeeld dat de zucchini een ambitie heeft die hij niet waar kan maken, het misschien niet durft te zeggen, of te koppig is daarvoor. Het duurt even voor je er om kunt lachen, misschien, maar ik vond het altijd een leuk verhaal om aan vrienden te vertellen. Het is Coates ten voeten uit.
Jaren nadat ik de anekdote had gehoord van Coates' stiefdochter, brak de dag aan dat ik mijn proefschrift publiekelijk moest verdedigen. Man, wat was ik zenuwachtig. Ik deed de voordeur van mijn huis open om naar de aula te vertrekken, en, ja, u raadt het al. Daar lag opeens, plompverloren, een courgette voor mijn deur. De impact was enorm, en veel groter dan ik ooit had vermoed. De absurditeit van deze totaal onschuldige, irrelevante maar goedgevormde groente op de stoep, alsook de hommage aan Coates die een van mijn vrienden hiermee had gebracht, zorgde er in ieder geval voor dat mijn zenuwen verdwenen als sneeuw voor de zon. Even heb ik nog overwogen om de courgette mee te nemen en deze op de lessenaar te plaatsen tijdens mijn verdediging. Maar hoewel