bestaat uit elf artikelen. In het redactioneel wordt meteen onderstreept waar Yang voor staat. Het begint met een pakkende stelling: ‘Bij de tijd te blijven zonder te vervallen in meeloopgedrag of apathie, daarvoor is kritische massa vereist’ (3). Het onderwerp ‘kritische massa’ wordt aan de kaak gesteld, omdat de vraag is gerezen of de dagbladkritiek als collegiale factor niet compleet uitgespeeld is. Om tot een antwoord op deze vraag te komen, zijn er niet alleen essays en artikelen geschreven, maar ook ‘twee nuchtere genres’. In het eerste genre, essenties van recensies, worden acht recensies geanalyseerd (‘wat heeft de criticus met de recensie willen zeggen?’). De voorbeelden illustreren goed hoe de theorie omgezet wordt in de praktijk. Deze analyses zijn redelijk representatief voor de gemiddelde recensie die gepubliceerd wordt. Ik noem het ‘redelijk’, omdat de redactie aangeeft willekeurige recensies te hebben gekozen, maar ondertussen semi-toevallig recensies van een boek van Geert Buelens, ex-redacteur van Yang, gekozen heeft. In het tweede genre hebben drie beginnende literatuurcritici (Erik Lindner, Joos de Vries en Erik Jan Harmens) een stuk geschreven naar aanleiding van de vraag: ‘Welke vooronderstellingen hebt u van uw kritische taak?’. Deze drie, vrij korte en vooral luchtige, stukken zijn een welkome verrassing tussen de meer theoretische stukken, waar strikte aandacht vereist is om bij de les te blijven.
Voordat ik (de belangrijkste stukken uit) het dossier verder inhoudelijk zal beoordelen, eerst mijn complimenten over de lay-out van het tijdschrift. Voordat je begint te lezen zijn het de voorkant en de afbeeldingen die je aandacht trekken. Alle illustraties lijken op cellen, nerven en zenuwen op microscopisch niveau. Deze cellen zijn allemaal aan elkaar verbonden door ‘draden’ en lijken hiermee de wereld van de critici te symboliseren. Iedereen is met iedereen verbonden: vijanden, concurrenten en collega's. Ook kunnen de cellen gezien worden als de stamcellen, de oernerven van romans, poëzie en essaybundels; dat waar de criticus op zoek naar is tijdens het recenseren. De Vries (49-50) gebruikt in zijn - o, wat is dat jammer - slechts twee pagina's tellende stuk de ‘onderwaterkamer’ uit de roman Vals licht van Joost Zwagerman als metafoor: ‘De kamer stond symbool voor alles wat onuitgesproken bleef tussen de twee hoofdpersonen, alles wat onderwater blijft. [...] Daarmee was bij mij het pleit beslecht: literatuur was een puzzel, een zoektocht naar iets dat onuitgesproken blijft’ (50). Hij is op zoek naar het ‘onzichtbare DNA’ van het werk. DNA, dat in de illustraties tot uiting is gebracht.
Het dossier wordt geopend door Marc Reugebrink, kernredactielid van Yang, met een inleiding over de literaire kritiek, waarbij hij het boek Tod eines Kritikers (2002) van Martin Walser als casus gebruikt. Op zoek naar de massa schetst de hedendaagse atmosfeer waarin de kritiek zich bevindt. Barthes' beroemde essay De dood van de auteur is volgens Reugebrink misbruikt. De dood van de auteur ‘betekende een op dat moment welkome bevrijding van de als dwingend ervaren auteursintentie en van de nooit waardevrije professionele reconstructie daarvan door literaire critici’ (11). Literaire waardeoordelen, de canon, de criticus en de literatuurhistoricus werden uit hun zogenaamde ‘ouderlijke macht’ ontzet. Hierdoor is in de huidige kritiek de subjectiviteit gaan overheersen. Het begrip ‘schoonheid’ heeft een glijdende betekenis en moet blijkbaar telkens opnieuw gedefinieerd worden (14). Hiermee hangt samen dat ‘kwaliteit’ strikt genomen geen eigenschap van een literair werk is, maar iets