| |
| |
| |
Ongeloof en afvalligheid in islam. De straf in het hier en nu of in het hiernamaals?
▶ Jan Jaap de Ruiter
Binnen de islam is afvalligheid al sinds vroeger tijden een zonde, maar, zo blijkt uit het artikel van Jan Jaap de Ruiter, is het moeilijk om tot algemeen geldende uitspraken te komen over dit onderwerp. Geleerden binnen de islam verschillen van mening met betrekking tot dit thema. De Ruiters artikel geeft een overzicht van de verschillende standpunten en sluit af met de vraag wat een humanistische islam voor moslims in Europa zal kunnen betekenen.
| |
De vroege islam
Tijdens zijn leven (570-632 AD) had de profeet Mohammed in zijn verkondiging van de laatste boodschap van God aan de mensheid veel van doen met mensen die geen geloof hechtten aan zijn woorden, de ongelovigen, en ook met mensen die in eerste instantie wel brood in zijn boodschap zagen maar er later toch weer op terug kwamen, de afvalligen. Het was zelfs zo dat na de dood van de profeet in het jaar 632 AD, een aantal bedoeïenenstammen op het Arabische schiereiland tegen de nieuwe godsdienst in opstand kwam en zich van de islam afkeerde. Deze oorlogen worden de ridda-oorlogen genoemd. Ridda betekent in het Arabisch ‘geloofsafval’ en een murtadd is een persoon die van zijn geloof afvalt, een apostaat. (Gibb & Kramers 1974, lemma Ridda) Er is binnen de islam een kluwen aan meningen en ideeën ontwikkeld over wat ongeloof en geloofsafval is en het is voor een buitenstaander, maar eigenlijk ook voor een insider, vrijwel onmogelijk om een eenduidig beeld van beide onderwerpen in de islam te krijgen. Het ontbreken van een centraal islamitisch (leer)gezag is hier zeker debet aan. De heersers van het Omayyadische (661-750), Abbassidische (751-1258) en later Osmaanse rijk (1299-1922) waren weliswaar bevelhebbers der gelovigen maar beschikten met het voortschrijden der tijd over steeds minder leergezag. Dat leergezag bezaten uiteindelijk alleen de oulama, de islamitische theologen en geleerden. Deze laatsten verschilden en verschillen ook vandaag de dag nog in hun interpretatie van de heilige islamitische teksten en ook de mate van hun gezag, de acceptatie bij de diverse islamitische volkeren en groepen, varieert. Er waren en zijn wel islamitische centra van theologisch onderzoek, zoals de Azharmoskee en -universiteit van Caïro en gezaghebbende schriftgeleerden zoals de Groot Moefti van Saoedi-Arabië en de Shi'itische
schriftgeleerden, maar geen enkel centrum of persoon in de islamitische wereld heeft een alles overkoepelend gezag zoals de paus dat heeft in de katholieke kerk.
Dit gesteld hebbende is het uiterst complex om algemeen geldende uitspraken te doen over de kwestie ongeloof en geloofsafval, toen en nu binnen de islam. Wie aan een moderne, als humanist geldende geleerde als de Alge- | |
| |
rijnse filosoof Mohammed Arkoun navraag doet naar de aard van beide vraagstukken en de straffen die er volgens de islam op staan, zal een heel ander antwoord krijgen dan wanneer dezelfde vraag gesteld wordt aan Abdallah Azzam, de chef-ideoloog van Al Qaida en dezelfde vraag gesteld aan de Muslim-in-the-street levert ook een breed scala aan antwoorden op. Toch baseren alle moslims, geleerden en volk, zich in de eerste plaats op de Koran. In de Koran wordt de afvallige gedreigd met bestraffingen die in het hiernamaals plaats zullen vinden, en dus niet in het ondermaanse. Het is voor het vervolg van het betoog van belang om goed nota van deze observatie te nemen. Soera 3 (Aal Imraan), vers 85 stelt: ‘Wie iets anders dan de Islaam als godsdienst wenst, van hem zal het dan niet worden aanvaard. Hij behoort in het hiernamaals tot de verliezers’ (voor dit artikel is gebruik gemaakt van de vertaling van de Koran door Leemhuis 1989) en vers 91 van dezelfde soera: ‘Zij die ongelovig zijn en sterven terwijl zij ongelovig zijn, van geen van hen zou de aarde vol goud aanvaard worden ook al zou hij zich ermee willen loskopen. Zij zijn het voor wie er een pijnlijke bestraffing is en zij zullen geen helpers hebben.’
De algemene interpretatie van deze verzen is dat zowel de afvallige als de ongelovige in het hiernamaals gestraft worden en niet in dit aardse leven. Dezelfde soera maakt overigens ook duidelijk dat er ruimte voor vergeving is voor hen ‘die daarna berouw tonen en het weer goedmaken. God is vergevend en barmhartig’, (vers 89)
| |
Bestraffing in het hier en nu
Het zijn de later in de tijd ontstane tradities en de uitleg van de tradities waarin wel sprake is van aardse bestraffingen op met name afvalligheid. Tradities zijn geschiedenissen rond de profeet. De profeet had zelf geen goddelijke natuur en het enige wonder dat hij volgens de islam bewerkstelligd heeft is het doorgeven van de laatste goddelijke openbaring aan de mensen, de Koran. En dat door een man van wie gezegd wordt dat hij analfabeet was. Niettemin heeft zich rond de profeet een net van verhalen en geschiedenissen ontwikkeld die melding maken van handelingen en uitspraken van de profeet in bepaalde omstandigheden. Wat was zijn antwoord toen hem gevraagd werd naar zijn advies over erfenissen, overspel, afvalligheid en allerlei andere onderwerpen? Deze geschiedenissen zijn later aan het papier toevertrouwd en door islamitische rechtsgeleerden beoordeeld op hun mate van betrouwbaarheid, waaruit gebleken is dat de vier bestaande islamitische rechtsscholen de ene traditie als betrouwbaar beschouwen en de ander als zwak.
Het beoordelen van de tradities viel indertijd onder het recht van idjtihaad, hetgeen letterlijk ‘inspanning’ betekent, de inspanning om de Koran en tradities te beoordelen om vervolgens op basis van dat oordeel de islamitische wetten vast te stellen. Binnen de islam is het gemeengoed om te stellen dat de poort van de idjtihaad na het jaar 1200 AD gesloten is, hetgeen betekent dat islamitische schriftgeleerden vandaag de dag formeel niet gerechtigd zijn opnieuw de Koran en hadith te beoordelen om nieuwe wetten te maken
| |
| |
of bestaande wetten aan te passen. Sinds de negentiende eeuw is er echter een stroming in de islam ontstaan die de poort van de idjtihaad weer wil openen en tot de dag van vandaag zijn er geleerden die op eigen gezag uitspraken doen over de Koran en soenna, het gedrag van de profeet zoals verwoord in de traditie, in de hadith. Deze uitspraken veroorzaken in vrijwel alle gevallen commotie waardoor de legitimiteit van de nieuwe interpretaties aan kracht verliest, die echter in voorkomende gevallen wel veel weerklank vinden bij bepaalde groepen binnen de islam.
De typering en beoordeling van de tradities worden met name vastgesteld op grond van de betrouwbaarheid van de overleveraars van de tradities. Voor wat betreft afvalligheid stelt Ibn Maadja (824-886 AD) dat Ibn Abbaas, neef van de profeet Mohammed, de volgende traditie over de profeet overleverde. De profeet zou gezegd hebben: ‘Sla degene die van religie verandert dood’ of ‘Onthoofd zo iemand’. De traditieverzamelaar Bukhari (810-870 AD) maakte melding van een andere traditie op gezag van dezelfde Ibn Abbaas en van Aicha, één van de vrouwen van de profeet, waarin de profeet gezegd zou hebben dat het bloed mag vloeien van ‘iemand die zijn religie vaarwel zegt en zich van zijn gemeenschap afscheidt’. De doodstraf wordt in de traditie algemeen als straf voor afvalligheid beschouwd, maar over de manier waarop deze uitgevoerd moet worden verschillen de schriftgeleerden van mening. (zie Gibb & Kramers 1974, lemma Murtadd) De traditie is verder verdeeld over de vraag of een afvallige berouw mag tonen en terug kan keren tot de schoot van de islam, zoals dat volgens de Koran wel zou kunnen (zie boven). Sommige tradities zijn stellig en beweren dat de afvallige gedood moet worden; andere maken echter melding van de mogelijkheid dat afvalligen voor een aantal dagen opgesloten worden zodat ze over hun zonden kunnen nadenken en zo dus de kans krijgen om op hun afvalligheid terug te komen. De kalief Omar (591?-644 AD) moet daar echter niets van weten volgens de traditie van Malik (708?-795 AD). Andere tradities, waaronder die van Ibn Hanbal (790-855), stellen echter dat de profeet zelf afvalligen vergeeft. Met de tijd worden de regels betreffende afvalligheid alleen maar strenger. In de islamitische rechtsgeleerdheid, de fiqh, is men het er unaniem over eens dat de mannelijke afvallige gedood moet worden, als hij tenminste volwassen is, bij zijn verstand is, en niet onder dwang
heeft gehandeld en dat de vrouw gevangen gezet moet worden tot ze berouw toont en tot de islam terugkeert. Overigens moeten dergelijke oordelen door imams of kadi's worden uitgevoerd en niet door de gewone gelovigen, aldus de islamitische wet. Je zou kunnen zeggen dat de islam tamelijk liberaal begon met bedreigingen namens de Koran met straffen in het hiernamaals op afvalligheid en ongelovigheid. De tradities, de traditieuitleg en de islamitische fiqh, hebben daarna het accent op het hier en nu gelegd met de doodstraf als sanctie. In dit verband is een citaat van de moderne ‘rebelse’ Koranuitlegger en Syrische ingenieur Mohammed Shahrour veelzeggend: ‘De koran kan me geen angst aanjagen, de hadith wel. De hadith is de donkere tunnel waarin we ons bevinden. Het is het belangrijkste gereedschap van de geestelijkheid om
| |
| |
mensen bang te maken’. (Trouw, 22 mei 2008)
In de geschiedenis en het heden van de islam zijn alle hierboven genoemde interpretaties van straffen op afvalligheid en ongeloof springlevend. Zo zijn er in de moderne Nederlandse en internationale media pleiters voor een Koranische en dus straffeloze omgang met afvalligheid terwijl anderen van oordeel zijn dat ongelovigen en afvalligen in het hier en nu gedood moeten worden. In het vervolg van deze bijdrage wordt nader ingegaan op dit heden waarbij af en toe ook een uitstapje naar het verleden wordt gemaakt. Eerst worden echter de islamitische definities van de ongelovige, de kaafir, en de atheïsten of vrijdenkers, de zanaadieq behandeld.
| |
Definities van afvalligen en ongelovigen
Een kaafir is iemand die zichzelf bedekt tegen de zegeningen van God, het werkwoord kafara betekent zoveel als afhouden of afschermen. Dit is een actieve daad en vanuit die weigering Gods zegeningen te accepteren komt de betekenis ongelovige. In de tijd dat de profeet zich nog in Mekka bevond, waar hij toen nog niet erkend was en dus ook geen macht en gezag genoot, werd een afwachtende houding ten opzichte van ongelovigen aanbevolen. (Gibb & Kramers 1974, lemma Kāfir) In latere soera's, wanneer de profeet daadwerkelijk macht heeft verworven, wordt de moslims aanbevolen zich van de ongelovigen af te scheiden en niet met hen om te gaan. Weer later wordt gesteld dat moslims zich tegen de ongelovigen fysiek mogen verdedigen, en nog wat later wordt zelfs geadviseerd het initiatief tegen hen te nemen. Zo stelt Soera 2, de Koe, vers 190: ‘En bestrijdt op Gods weg hen die jullie bestrijden, maar begaat geen overtredingen; God bemint de overtreders niet.’ Dit Koranvers en ook andere zijn significant. De vraag is namelijk wie er begint. Dat kunnen in geval van dit vers beide partijen zijn, en dat is ook het geval in andere verzen. (Soera Mohammed, 47, vers 4) Dit zal later in het betoog een essentieel punt blijken te zijn. In het hoogst actuele geval van de ideologie van Al Qaida speelt de vraag naar ‘whodunnit’ of beter ‘whostartedit’ een uiterst belangrijke rol.
Zoals in alle religies speelt binnen de islam de kwestie wanneer een moslim als afvallige, kaafir, moet worden beschouwd een grote rol. Welke hoofdzonden maken een moslim tot afvallige? Het gaat hier dan met name om het niet erkennen of ontkennen van God, Allah; het wel erkennen van God maar dat niet uitspreken of het wel erkennen van God en dat ook in woorden uitspreken, maar verder als ongelovige blijven leven vanwege haat of afgunst en tenslotte uiterlijk God wel erkennen maar van binnen niet. De vraag die in dit verband gesteld moet worden is gericht op de positie van joden en christenen in landen van moslims. Immers, vanuit islamitisch perspectief zouden joden en christenen toch ongelovigen moeten zijn. Zij accepteren de boodschap van de islam niet. Toch worden de andere monotheïsten niet onder de paraplu van de bestrafbare ongelovigen geschaard. Zij worden gezien als mensen van het boek (Thora en Evangelie) en indien zij de nodige belastingen betalen worden zij met rust gelaten. Zij worden ahl al dhimma genoemd, de mensen
| |
| |
van het verbond, het afgeleide naamwoord is dhimmie. De strenge wetgeving van de geleerden met betrekking tot ongeloof werd in de eerste eeuwen van de islam niet strikt toegepast. Joden en christenen maakten als vanzelfsprekend deel uit van het rijk en de implementatie van de islamitische wetten werd pas strenger naar gelang de Arabisch-islamitische wereld in het gedrang kwam, met name tijdens en na de kruistochten, en als reactie op de imperalistische-Europese bezetting van de Arabische wereld in de negentiende en twintigste eeuw. Het is niet voor niets dat met name de christelijke aanwezigheid in landen als Irak en Syrië thans ernstig onder druk staat en dat ook Libanon voor zijn christelijke identiteit vreest. De moslims, die in hun perceptie zwaar onder Amerikaans-Israëlische druk staan, reageren door hun islamitische identiteit meer dan ooit vorm te geven en de islamitische wetten in hun striktste interpretatie toe te passen. (Ye'or 2002)
Een zindiek is een ketter van wie de geloofsleer of interpretatie van de geloofsleer een gevaar vormt voor de islamitische staat. (Gibb & Kramers 1974, lemma Zindîķ) Daar staan strenge straffen op, aldus soera 5 (de Tafel) vers 33:
De vergelding van hen die tegen God en Zijn gezant oorlog voeren en erop uit trekken om op aarde verderf te zaaien zal zijn, dat zij ter dood gebracht zullen worden, of gekruisigd, of dat hun handen en hun voeten aan tegenovergestelde kanten worden afgehouwen, of dat zij uit het land verbannen worden. Dat is voor hen een schande in het tegenwoordige leven en in het hiernamaals is er voor hen een geweldige bestraffing.
De term zindiek heeft een Iraanse oorsprong en heeft te maken met het manicheïsme. Opvallend is dat in de loop van de geschiedenis de term een minder zware lading heeft gekregen. Nu zou de vertaling ‘vrijdenker’ toepasselijk zijn en binnen de Arabisch-islamitische cultuur hebben de ‘drie vrijdenkers of zanaadiqa (meervoud) van de Islam’ een aparte status. Het gaat hier om de filosofen Ibn al-Rawandi (rond 815 AD) en al-Tawhidi (930-1023) en de dichter Aboe al Alaa al Ma'arri (973-1057). Deze drie mannen stierven allen een natuurlijke dood. Het valt op dat de term zindiek en de drie zanaadiqa van de islam als het ware een anekdotische status hebben gekregen. Dat komt met name omdat hun leer niet geleid heeft tot omverwerping van islamitische autoriteiten. Ze waren ongevaarlijk. Dit laatste is een belangrijke observatie voor onze oordeelvorming over ongeloof en afvalligheid binnen de islam in de huidige wereld.
| |
Islamitisch fundamentalisme en afvalligheid
De islamitische organisatie Al Qaida beheerst sinds de gebeurtenissen van 11 september 2001 de voorpagina's van kranten en websites. Er wordt veel gezegd en gedacht over deze organisatie, maar de studie Al-Qaida dans le texte onder redactie van de gerespecteerde Franse islamoloog Gilles Kepel (2005)
| |
| |
verstrekt betrouwbare informatie. Het boek presenteert de geschriften van Osama bin Laden, Abdallah Azzam, Ayman al-Zawahiri en Anous Moussab al-Zarqawi. Abdallah Azzam wordt ook wel de ‘de imaam der djihad’ genoemd. Hij is de legger van de ideologische basis van Al Qaida. Azzam werd in 1941 geboren in een dorpje op de Westelijke Jordaanoever in de huidige Palestijnse gebieden. Hij heeft in Damascus islamitisch recht gestudeerd en werd na een aantal jaren van omzwervingen hoogleraar islamitisch recht in het Saoedi-Arabische Djedda. Door zijn grondige kennis van de islamitische wet en zijn radicale interpretatie ervan, verwierf hij grote steun in brede kringen van de gewone moslims. Op een gegeven moment besloot Azzam dat uitsluitend spreken en schrijven niet voldoende meer was en hij trok naar Afghanistan om de djihad praktisch vorm te geven. Hij was immers auteur van het werk De verdediging van de islamitische gebieden waarin hij stelde dat de djihad om Afghanistan van de Sovjetbezetting (1979-1989) te bevrijden een plicht was van elke individuele moslim. Samen met Bin Laden die zich rond 1985 ook in Pakistan en Afghanistan bevond, zette Azzam kampen op voor verzetstrijders en islamitische ONG's. Beide mannen onderhielden een goede verstandhouding, maar Azzam werd in februari 1989 gedood. Ayman al Zawahiri, die nu als leidende ideoloog van Al Qaida geldt, was ook toen al in het spel en verschilde ideologisch op een aantal essentiële punten van Azzam. Zo stelt al-Zawahiri dat een islamitische staat gevestigd kan worden door een staatsgreep van een kleine, avant-gardistische groep moslims, terwijl Azzam vindt dat de verandering van de staatsvorm uit het volk zelf moet komen. Al-Zawahiri had middels zijn organisatie al-djihaad al-islaami, de islamitische djihad, in Egypte verschillende aanslagen gepleegd waardoor hij
uiteindelijk veel steun bij de bevolking (en door zijn falen ook bij andere fundamentalisten) verloor; uiteindelijk sloot hij zich bij Bin Laden aan, maar zijn huidige ideologische inbreng is duidelijk inferieur aan de briljante stijl en analyses van Azzam. Laatstgenoemde zorgde voor een verandering in het denken over de djihad. Eerder is al aangegeven dat zowel afvalligen als ongelovigen in het vizier zijn. De afvalligen waren het doel van veel islamitische groepen in de jaren 1940-1990. Zo waren er de leden van de Takfir en Hidjragroep, die in 1981 de Egyptische president Sadat vermoordden. (Jansen 1986)
Zij waren van mening dat de tiran, die niet conform de islamitische wet regeerde, gedood moest worden. Dit was een interne islamitische zaak. Azzam verlegde het vizier echter. Hij richtte zich op de bezetters van islamitische grond en hij stelde daarbij dat zij de agressors waren en dat het daarom de individuele plicht van de moslim was om zich tegen hen te verweren. Vanuit historisch perspectief is deze verandering van doelen en groepen begrijpelijk.
| |
| |
Het Westen is vanaf de komst van Napoleon in 1798 in Egypte en door het ineenschrompelen van het Osmaanse rijk alleen maar dominanter geworden in de Arabisch-islamitische wereld en Arabische regimes staan en vallen met of zonder steun van de Amerikanen. De wrok vanwege de Palestijnse kwestie en de oliepolitiek van de Verenigde Staten is groot onder de Arabisch-islamitische massa's. Het is tijd dat de islam zich tegen het westen, de agressors in de zin van bovenaangehaalde koranverzen, verzet. Het Westen is begonnen (‘whostartedit’) en volgens de Koran moeten de moslims dan reageren. Azzam heeft de djihad, geheel conform de tijdgeest, een internationaal, globalistisch cachet gegeven. Waar al-Zawahiri zat te modderen in het Egyptische moeras en uiteindelijk zelfs een compromis moest sluiten met de Egyptische overheid, verlegde Azzam het vizier naar de wereld als geheel: niet de vijand dichtbij maar de vijand om de hoek. Een nadere verkenning van het werk van Azzam, De verdediging van islamitische gebieden is de belangrijkste plicht voor de moslim, is op de eerste plaats gebaseerd op traditie en niet uitsluitend op interpretatie van de Koran. Dat is verklaarbaar. Voorbijgaan aan de grote islamitische rechtsgeleerden is immers nogal een stap en bovendien is de hadith voorstander van straffen in het ondermaanse. Azzam heeft genoemd geschrift voorgelegd aan de belangrijkste islamitische rechtsgeleerden uit Saoedi-Arabië, Syrië en Egypte en heeft hun goedkeuring ervoor gekregen. Daarmee verkreeg hij belangrijke steun. Er is enkel de djihad van de oorlog en zo gaat Azzam, en met hem Al Qaida, de al oude ingeslagen weg in van de strenge uitleg van Koran en hadith zoals deze een aanvang had genomen in de eerste eeuwen na de dood van de profeet, die, op grond van de Koran-teksten alleen, een veel gematigder standpunt in zou nemen.
De ideologie van Al Qaida wordt met name via de virtuele wereld verspreid. Heel veel jonge moslims maken vandaag de dag gebruik van het internet om hun meningen, gevoelens en ideeën te delen met andere moslims, maar ook om kennis te nemen van de ideeën van Al Qaida. De Franse onderzoeker Olivier Roy (2004) spreekt in dit verband van een cyberislam, waarin gevaarlijke fundamentalistische tendensen zitten. Het gevaar zit met name in het bestaan van cyberimams die jonge moslims met meningen opzadelen die niet gecontroleerd worden door de eigen omgeving van die moslims. Het is vrijwel ondoenlijk om in het verband van dit artikel een overzicht te geven van de diverse sites die er bestaan en de meningen die er verkondigd worden. Voor informatie daarover wordt naar het werk van onderzoeker Martijn de Koning van de Universiteit Leiden verwezen. (De Koning 2008)
| |
‘In de religie is geen dwang’
In de discussie over afvalligheid, ongelovigen en godslastering speelt Koranvers 2 vers 256 een belangrijke rol. Het vers luidt als volgt: ‘In de godsdienst is geen dwang’. De Pakistaanse rechtsgeleerde Rahman stelt in zijn boek Punishment of Apostasy in Islam (1972) dat bij uitstek dit vers aangeeft hoezeer de islam ruimte geeft aan vrijheid van geweten. Volgens zijn interpretatie is het
| |
| |
ook zo dat geen enkele van de 20 verwijzingen naar afvalligheid in de Koran stellen dat op godslastering en afvalligheid de doodstraf staat. Het hoeft geen betoog dat de mening van Rahman in de islamitische wereld niet universeel wordt gedeeld. Integendeel. De geluiden voor een aardse en onmiddellijke bestraffing van afvalligheid of godslastering lijken het sterkst gedeeld te worden door de meeste moslims en dringen ook het sterkste door in de media. Hoe zit het dan met dat fameuze vers over de afwezigheid van dwang in de islam? De strenge twintigste-eeuwse geleerde Sayyid Abul Alaa Maududi (1903-1979), eveneens uit Pakistan afkomstig, streefde naar de vorming van een islamitische oemma, een wereldgemeenschap, en was in feite tegen grenzen tussen islamitische landen. Zijn interpretatie van Koran en soenna zijn conservatief en hij geeft dan ook een heel andere uitleg aan genoemd vers. In een op internet georganiseerde discussie (http://www.answers.com) met Maududi begin maart dit jaar werd hem een aantal argumenten voor de voeten gegooid die pleitten tegen de doodstraf op afvalligheid. In de eerste plaats werd gesteld dat er zoiets bestaat als vrijheid van geweten, geheel in lijn met het genoemde Koranvers. Vervolgens werd gesteld dat als mensen onder doodsbedreiging gedwongen worden tot geloof, zij geen oprechte gelovigen worden. Zij worden hypocrieten en ook op hypocrisie staan binnen de islam strenge straffen. Je valt dan als het ware in een zelf gegraven gat. Verder, en dat is origineel bedacht, is het zo dat als alle religies de doodstraf op afvalligheid zetten, er niemand meer van religie verandert en dat er daardoor geen mensen meer zullen overlopen naar de islam. Maududi weerlegde de argumenten door op de eerste plaats te stellen dat de islam niet zomaar een religie is waarnaar en waar je maar vanaf kunt hoppen en shoppen zoals je wilt. Het is een way of life en past perfect binnen natuur en
kosmos. De islam is de ware aard en natuur van de mens en het is aan de mens om aan deze natuurlijke neigingen toe te geven en toe te treden tot de islam, een vrijwillig besluit, maar het is ook zo, vanuit deze gedachte geredeneerd, dat er geen weg terug is. Niemand wordt tot de islam gedwongen, dat is de essentie van het vers. De deur staat open, maar wie erdoor naar binnenkomt, kan niet meer terug. Op deze manier krijgt het vers een volledig andere, veel engere, betekenis. Het artikel op de internetsite maakt ten slotte melding van het bestaan van 200.000 afvalligen, alleen al in Groot-Brittannië, en presenteert een lijst van beroemde apostaten, waar vanzelfsprekend voormalig VVD politica Ayaan Hirsi Ali en rechtsgeleerde Afshin Elian op staan, maar waar ook Barack Hoessein Obama op staat.
| |
Nawoord
De islam kent ook heel andere verdedigers, zoals de Algerijnse geleerde Mohammed Arkoun, die een humanistische Islam voorstaat; de Zwitserse geleerde, thans in Rotterdam gasthoogleraar, Tarik Ramadan die een globalistische islam voorstaat die moslims helpt het continent van het Avondland op te bouwen. Volgens Ramadan zijn moslims in Europa én moslim én Europeaan.
| |
| |
En wat te denken van de Syrische filosoof Sadiq Jalaal al Azm, die een verlichte islam voorstaat.
Daarnaast zijn er vrouwelijke denkers en wetenschappers als de Marokkaanse Fatima Mernissi en de Egyptische Nawaal Saadawi, die, terecht, wijzen op de Koranteksten zoals ze zijn, in veel gevallen oneindig veel vrouwvriendelijker dan de conservatieve uitleg van de oulama. Het zijn teksten die wijzen op de ontwikkeling en emancipatie van de moslimvrouw. Het valt te hopen dat deze positieve geluiden, en dat geldt nu al zeker voor het werk van Tarik Ramadan, opgepikt gaan worden door de muslims-in-the-street en hun autochtone buren. Het zal de islam in Europa alleen maar goed doen, want het moge duidelijk zijn dat het betoog van ongeloof en geloofsafval, met name de heersende ‘zware variant’, alleen maar tot rancune en bitterheid leidt.
| |
Literatuur
Gibb, H.A.R. & J.H. Kramers (red.), Shorter encyclopaedia of Islam, Leiden 1974. |
Jansen, J.J.G., The Neglected Duty: The Creed of Sadat's Assassins and Islamic Resurgence in the Middle East, New York 1986. |
Kepel, G., Al-Qaida dans le texte, Paris 2005. |
Koning, M. de, Zoeken naar een zuivere islam. Godsbeleving en identiteitsvorming van jonge Marokkaans-Nederlandse moslims, Amsterdam 2008. |
Leemhuis F., De Koran. Een weergave van de betekenis van de Arabische tekst in het Nederlands door Fred Leemhuis, Houten 1989. |
Rahman, S.A., Punishment of apostasy in Islam, z.p. 1972. |
Roy, O., Globalized Islam: The Search for a New Ummah, Londen 2004. |
Ye'or, B. Islam and Dhimmitude. Where Civilizations Collide, Madison-Teaneck 2002. |
Geraadpleegde websites:
http://www.answers.com, 03-03-2007
|
|