dus verandert vaak de achtergrond van het ene plaatje naar het andere, verdwijnt opeens de tafel waar de protagonisten zaten te pokeren om hun ruzie duidelijker in beeld te brengen, of springt de held in een rivier aan de rechterkant van zijn paard om vervolgens aan de linkerkant in een boot terecht te komen.
Om, onder meer, die redenen zijn ook filmische adaptaties van stripverhalen vaak problematisch. Het specifieke visuele ritme van de gecomponeerde pagina's laat zich maar moeilijk vertalen naar filmische sequenties. Vandaar dat Andrea Bellavita (Trento) zich ook zeer kritisch uitte over de verschillende op het werk van Alan Moore gebaseerde films (From Hell, League of Extraordinary Gentlemen, V for Vendetta) waar volgens hem de specifieke esthetische kwaliteiten van de graphic novel verloren gaan. Voor Pascal Lefèvre (Brussel) daarentegen kan juist de bewuste kunstmatigheid die in de filmversies van 300 of Sin City wordt gebruikt tot een esthetische revitalisering van de cinema leiden. Ook Malte Hagener (Lüneburg) wees op een mogelijke verrijking van filmische expressiemiddelen door de overname van striptechnieken aan de hand van de split screen effecten waarmee Ang Lee in zijn adaptatie van The Hulk experimenteerde.
Tenslotte wil ik nog even stilstaan bij de briljante lezing van Roger Odin (Parijs) die een bijzonder geval presenteerde waarbij een stripverhaal een verloren film als het ware herdenkt. Tijdens een staking in Brest in 1950 werd de arbeider Edouard Mazé gedood toen de politie op de menigte schoot. Filmmaker René Vautier werd door de vakbond CGT gevraagd om een documentaire te maken over de hierop volgende gebeurtenissen: de begrafenis, de betogingen en de strijd tussen arbeiders en de politie. Vautier moest in het geheim werken omdat hij gezocht werd door de politie vanwege zijn antikoloniale documentaire Afrique 50. De resulterende film circuleerde in het circuit van de linkse politieke partijen, de vakbonden en andere organisaties. Maar omdat hij gemaakt werd op 16 mm omkeerfilm was er maar een enkele kopie die in de loop der tijd steeds meer versleet en nu helemaal niet meer bestaat. Het Franse duo Kris en Etienne Davodeau maakten in 2006 een stripverhaal over die affaire en natuurlijk ook de clandestiene vertoningen. In zijn voortreffelijke analyse liet Odin zien hoe de auteurs van het stripverhaal de relatie film - vertoningscontext - toeschouwer op een zodanige manier in beeld brengen dat er een soort semio-pragmatische analyse ontstaat die de telkens verschillende leeswijzen van de film in een viertal vertoningen in kaart brengt: de film gezien door de betrokkenen, in een propagandabijeenkomst, becommentarieerd door de maker omdat de geluidsapparatuur het niet doet, en vervolgens door een jonge arbeider die er zelf aanwezig was. Een stripverhaal dat - onbedoeld natuurlijk - een filmtheoretisch betoog voert.
Zoals elk jaar was het congres van Udine een stimulerende, interessante, leerzame en bovendien perfect georganiseerde bijeenkomst van filmhistorici en -theoretici die een goed beeld geeft van het veelvuldig onderzoek dat rondom een vraagstuk op dit moment gaande is.