bij de commerciële prijzen, maar ook bij de literaire staatsprijzen. In 1985 werd daarom de Anna Bijns Stichting opgericht, in een sympathieke maar tot op heden vergeefse poging weerwerk te bieden tegen de prestigieuze P.C. Hooftprijs, die tot dat jaar slechts vier van de vijfendertig keer aan een vrouwelijke auteur werd toegekend - en sinds 2000 alweer voor de achtste maal op rij aan een man. De Anna Bijns Stichting reikt om het jaar de Anna Bijns Prijs uit, een literaire onderscheiding voor Nederlandstalige literatuur van vrouwen.
‘Goede literatuur slaat een nieuw haakje in je verbeelding’, zei Wanda Reisel toen ze onlangs de Anna Bijns Prijs in ontvangst nam voor haar roman Witte liefde. ‘Dan is het feest, dan springt het hart op en danst samen met de hersenen. Dan wordt literatuur een met niets te vergelijken ervaring. Daarom is het noodzakelijk dat de ware schrijver zich in zijn romans scherpzinnig, liefst controversieel en ook amoreel betoont. Man of vrouw: I couldn't care less.’ Het is een waarheid als een koe - maar het pleit is pas beslecht als we op een dag tot onze verrassing concluderen dat niet alléén de Anna Bijns Prijs keer op keer door een vrouw gewonnen wordt.
Om dat te bereiken moet iedereen die zich beroepsmatig met literatuur bezighoudt zich bewust worden van het alledaagse seksisme dat in het boekenvak even aanwezig is als in het echte leven - maar dat het totaal andere vormen aanneemt dan Lenny Vos in haar proefschrift veronderstelt. Tijdens de allereerste redactievergadering die ik als junior redacteur bijwoonde in een literaire uitgeverij, vertelden mijn collega's bijvoorbeeld niet alleen over de manuscripten die ze gelezen hadden, maar lichtten ze de uitgever op diens dringende verzoek ook uitvoerig in over de buitenliteraire talenten waarmee de auteur gezegend was. Wat tot aanbeveling strekte? Jong, blond en benen waar geen eind aan kwam, natuurlijk. ‘Beeldvorming’, hield de uitgever zijn met stomheid geslagen junior voor, ‘in de literatuur draait het uiteindelijk allemaal om beeldvorming.’ Zo dacht kennelijk ook de oudere schrijver erover wiens manuscript ik, twee uitgeverijen later, wegens een flagrant gebrek aan inhoud weigerde in het fonds op te nemen. ‘Als ik een mooie meid met grote memmen was geweest’, brieste hij voordat hij het pand met slaande deuren verliet, ‘dan zou je mijn boek meteen uitgegeven hebben - en dan zou het gegarandeerd een bestseller geworden zijn!’
Het is een wijdverbreide ‘literatuuropvatting’, gevoed door het verkoopsucces van Heleen van Royen-achtigen, die het literaire werk van vrouwen per definitie op achterstand plaatst. Alleen als de lezer consequent kiest voor kwaliteit, verandert de mentaliteit in het boekenvak, dat immers van die lezer afhankelijk is. Pas dan zullen schrijfsters die niet malen om de hoogte van hun hakken steeds naar dezelfde maatstaven beoordeeld worden als hun mannelijke collega's.