Vooys. Jaargang 25
(2007)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |||||||||||||
Het velerlei aspect van één ding
| |||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||
dens van de stemmenveelheid in Zand. De vraag die hierbij centraal staat is of de tendens als centripetaal of juist centrifugaal kan worden opgevat. De centripetale interpretatie van Anten en Sicking, waarin gezocht wordt naar een bepaald middelpunt, staat haaks op Grüttemeiers centrifugale interpretatie, waarin de stemmen op niet-hiërarchische wijze het middelpunt juist ontvluchten. | |||||||||||||
M. Revis en 8.100.000 m3 zandWillem Visser (Zeist 6 augustus 1904 - Amsterdam 16 maart 1973) was na zijn studie economie werkzaam als journalist en als schrijver onder het pseudoniem M. Revis. (Anten 1990: 1) Uit zijn oeuvre van elf werken spreekt een grote interesse voor economie, sociologie, religie en film. Het vroege werk van Revis vertegenwoordigde het nieuw zakelijke proza dat vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw kortstondig op het Nederlandse literaire podium heeft gestaan. Dit proza was een reactie op het naturalistische proza, dat zich kenmerkte door uitvoerige en uitdiepende explicaties en mooischrijverij. (Anten 1990: 3) De uiterlijke en uitputtende naturalistische afbeelding en de weergave van het innerlijk in de psychologische romans werden van de baan geschoven en daarvoor in de plaats kwam een in hoge mate suggestieve en beeldende variant met technieken van de journalistiek en de reportage. De montagetechniek werd beschouwd als een adequaat middel voor de literaire uitdrukking en reportageromans van bijvoorbeeld Dos Passos en Ilja Ehrenburg vormden de maatstaf voor veel Nederlandse auteurs. (Goedegebuure 1992: 67) Revis was met zijn debuut Zand in 1932 in Nederland de wegbereider van dit nieuw zakelijke proza. De contemporaine receptie van de romans van Revis werd overheerst door de negatieve etikettering van de aan Forum verbonden critici die het nieuw zakelijke proza in het algemeen verworpen omwille van het Ehrenburg-epigonisme. ‘Hoera voor Revis! Hoera voor de nieuwe zakelijkheid! Hoera voor iedere nieuwe spruit in de familie!’ (Ter Braak 1949: 182) Deze ironisch beladen uitspraak van Ter Braak is slechts één van zijn vele polemische reacties op de nieuwe zakelijkheid. De nadruk op feiten, de schaarse psychologische diepgang van de personages en de beperking tot de beschrijving van uiterlijkheden (in Zand fungeert de Zandexploitatiemaatschappij bijvoorbeeld als hoofdpersonage) zijn constanten in Revis' oeuvre. Ook het manco van een heldere en doorlopende intrige, dat bereikt wordt door toepassing van precedés uit de filmwereld, is kenmerkend voor de werken van Revis. Gelakte hersens (1934) vertoont in nog grotere mate dan Zand overeenkomsten met Ilja Ehrenburgs reportageroman 10 PK het leven der auto's (1929) door de bonte structuur met contrasterende ‘gemonteerde’ scènes. (Van den Toorn 1987: 51) Revis' proza is beeldend, rijk aan alliteratie, herhaling en metaforen en compact doordat met een minimum aan woorden | |||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||
veel gesuggereerd wordt. De menging van zakelijk en poëtisch taalgebruik maakt hem tot een - in de woorden van Van Vriesland - ‘Magiër der werkelijkheid’. (Van Vriesland 1958) In de komende alinea's volgen tekstvoorbeelden uit Zand die het voorgaande illustreren. Zand handelt over een zandexploitatiemaatschappij en de ondernemer Kees van Dool die een bedrijf begint en een succesvolle carrière doormaakt. De uitzonderlijke aandacht voor de techniek en het zakenleven impliceert in eerste instantie een verheerlijking van de techniek boven de mens en de natuur, maar op impliciete en vaak ironische wijze wordt de beperking van de techniek afkeurend aan het licht gebracht. De verheerlijking van de techniek wordt in bijvoorbeeld Kringloop (1942), maar ook in Zand, door het Bijbelse vergankelijkheidsmotief onderuit gehaald. | |||||||||||||
Van veelvoud tot enkelvoudHet citaat uit Zand waar dit artikel mee begint is een directe verwijzing naar de ‘Stimmen-’ of ‘Redevielfalt’, die onderdeel is van het tweede procedé van Grüttemeier. Ik zou de te onderscheiden opvattingen in Zand willen onderverdelen in een vijftal stemmen: de poëticale stem, de vermeend zakelijke stem, de stem van het zinledige getal, de stem van de metaforische reciprociteit en de metafysische stem. De scheidslijn tussen deze stemmen is niet altijd even duidelijk te trekken daar zij soms hetzelfde doel dienen. De verteller neemt een zeer complexe positie in, juist door het gebruik van deze verschillende stemmen. Middels het overzicht van de verschillende stemmen dat in de volgende alinea's wordt gegeven kan worden bepaald in hoeverre er sprake is van een hiërarchie in de veelheid aan opvattingen. Een hiërarchie zou pleiten voor het ‘gelijk’ van Anten en Sicking, die - in tegenstelling tot Grüttemeier - de tendens van de verschillende opvattingen in Zand als centripetaal karakteriseerden. | |||||||||||||
I. De poëticale stemRuim vijf van de zeventig tekstpagina's in Zand worden besteed aan een polemiek van de verteller met een ‘gevoelvol journalist’. (Zand: 18-23) De journalist ‘keuvelt’, ‘zeurt’, ‘peinst’, voelt zich een ‘ware Zola’, wordt een ‘epigoon van het naturalisme’ genoemd en kijkt zo gespannen naar de werkelijkheid dat hij haar niet meer ziet. Na de citaten van de journalist, waarin hij de Ardennen op beeldende en romantische wijze beschrijft, volgt de verteller: ‘Maar hij had de Ardennen niet gezien. Hij begreep de Ardennen niet. De Ardennen zijn: Belgische keien voor straten, 100, 1000, 10.000.’ (Zand: 23) De bondige regels van de verteller, die aan de hand van cijfers worden toelicht, staan in contrast met de lange, romantische en poëtische beschrijving van de journalist. Dit is een overduidelijke aanval op het naturalisme en zijn vertegenwoordiger Emile Zola. In Zola's tekst Le Roman expérimental (1880) stelt hij dat de roman een wetenschappelijk experiment dient | |||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||
Illustratie: Jos van Schayck
| |||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||
te zijn. Het grote verschil tussen de naturalistische en nieuw zakelijke aanpak is dat het wetenschappelijke in het naturalisme het doel was en in de nieuwe zakelijkheid een middel. (Grüttemeier 2004: 307) Juist door de zakelijke en compacte stijl, de eenvoudige syntaxis en de invloed van de film en de reportage wordt de sterke afwijzing van de ‘mooischrijverij’ van het naturalisme benadrukt. Het volgende citaat is een voorbeeld van de geserreerde stijl van Zand. In een aantal zeer korte zinnen wordt een groot aantal hoogtepunten uit de 19de eeuw opgesomd: ‘Het jaar 1870. Fransch-Duitsche oorlog. Sedan. Socialistenwetten in Duitsland. Bismarck. Victoria. Nihilisme, 1870, 1880, 1890.’ (Zand: 9). De beknopte omvang van Zand sluit hier ook naadloos bij aan, het moderne tempo - en onder ‘modern’ wordt de met de tijd in evenwicht zijnde houding verstaan - stond geen omvangrijke boeken meer toe. De nieuw zakelijke trend werd om in zo min mogelijk woorden zoveel mogelijk te verbeelden en dit komt tot uiting in de geconcentreerde en beeldende stijl van Zand. | |||||||||||||
II. De vermeende zakelijke stemDe beknopte stijl die in Zand in hoge mate wordt ingezet om de mooischrijverij van het naturalisme te bekritiseren wekt de illusie van een objectieve zakelijkheid. De eerste zin van Zand bestaat uit een boek- en auteursnaam, gevolgd door een citaat. In een zo kort en bondig mogelijk taalgebruik wordt verwezen naar een sociologisch handboek van Brugmans, De arbeidende klasse in Nederland (1925). Verderop in Zand staat een verwijzing naar twee beursgidsen. (Zand: 28) Deze verwijzingen naar sociologische en economische bronnen geven de indruk van objectiviteit, mede door de prominente plaats die de verwijzing naar Brugmans krijgt toebedeeld. In tegenstelling tot de correcte verwijzing naar Brugmans, blijken de andere twee bronnen na onderzoek echter niet nagetrokken te kunnen worden. (Grüttemeier, 2004: 303) Na de verwijzingen naar de twee buiten het boek niet-bestaande beursgidsen verlaagt de verteller het authenticiteitsgehalte door de hele zaak een ‘wassen neus’ te noemen. (Zand: 29) In de gidsen wordt de Nederlandse zandexploitatiemaatschappij genoemd met haar oprichtings- en einddatum, haar doel en inbreng. Omdat zij in de gidsen staat, en de gidsen buiten het boek geen bestaan hebben, wordt zij ook gerekend tot het niveau van fictie. Het gebruik van de zakelijke stem lijkt slechts in dienst te staan van het spel tussen feit en fictie. De fictieve verwijzingen, die met een even hoge mate van authenticiteit worden gebracht als de feitelijke, ontkrachten de op ‘waarheid’ gebaseerde verwijzingen. Op deze manier wordt een positie tegen het naturalisme ingenomen. In de schaduw van de objectiviteit worden er gekleurde en niet mis te verstane standpunten ingenomen. De objectiviteit wordt op verschillende manieren onderuit gehaald, bijvoorbeeld door de rol van de verteller. Om de objectiviteit te ver- | |||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||
groten zou de verteller geen direct commentaar moeten geven en de personages moeten karakteriseren door ‘hun handelen, spreken en denken, zodat het standpunt van waaruit verteld wordt meer bij de personages komt te liggen [...]’. (Anten, 1982: 125-126) In Zand geeft de auctoriale verteller echter expliciet zijn mening, is hij degene die de personages van kenmerken voorziet en is er sprake van een minimum aan dialogen. Toch lijkt de verteller zichzelf te willen corrigeren wanneer hij zijn personages op een te subjectieve wijze kenmerkt en probeert hij zijn objectiviteit te herwinnen door een zakelijke en nuchtere beschrijving te geven. Een korte uitwijding over de menselijke existentie beschouwt de verteller als een ‘afdwaling’ en niet behorend tot het boek. Zo ook in het komende citaat: Suzanna en Kees van Dool kregen elkander lief, eenvoudigweg lief, en het was een liefde voor het leven, die zoo hecht woont in je hart als je eigen vleesch je lichaam is. Meer, o lezer, zal ik hierover niet zeggen, want de titel van dit geschrift luidt: 8.100.00 M3 zand. (Zand: 18) De verteller in Zand blijft zo de illusie wekken dat hij objectieve beschrijvingen geeft. Het vele gebruik van cijfers draagt hier sterk aan bij. Men zou dit als een aparte stem kunnen beschouwen die een nauwe relatie met de vermeende zakelijke stem onderhoudt. | |||||||||||||
III. De stem van het zinledige cijferEen relatief groot deel van de inhoud van Zand is uitgedrukt in cijfers. De titel, 8.100.000 m3 zand, is hier misschien wel het meest duidelijke voorbeeld van. Het eerste deel van de titel, 8.100.000 m3, wekt de suggestie dat we te maken hebben met een zakelijke tekst. Cijfers zijn objectief en eenduidig en daarom geschikt om zaken als kapitaal, winst en loon in uit te drukken. Ambigue onderwerpen, bijvoorbeeld beschouwingen over het leven en de mens, kunnen niet op eenzelfde wijze benaderd worden als ‘meetbare’ zaken. Zand, het tweede deel van de titel, is een meetbare stof die de vooruitgang dient. Soms lijkt het onmeetbare ondergeschikt te zijn aan het meetbare, wat bijvoorbeeld tot uitdrukking komt doordat de hoeveelheid zand het moment bepaalt waarop Van Dool moet sterven. Wanneer hij in 1930 8.100.000 m3 zand heeft verplaatst, komt de dood hem halen. Toch zijn de opsommingen van cijfers veelal betekenisloos doordat de eenheidsmaat onvermeld blijft, waardoor het onduidelijk is waar de cijfers betrekking op hebben. (Zand: 29-30) | |||||||||||||
IV. De stem van de metaforische reciprociteitDe relatie tussen de mens en de techniek is in Zand zeer complex. Deze complexiteit is te danken aan de ambigue wijze waarop de auctoriale verteller zich presenteert. Soms lijkt de verteller een groot voorstander van de technische vooruitgang en de op zaken en geld | |||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||
gerichte mens, maar op andere momenten staat hij afwijzend tegenover de onmenselijke en gevoelloze effecten van de moderne vooruitgang. De heterogene eigenschappen van natuur, mens, dier en techniek zijn in Zand op velerlei manieren verweven. De grenzen van het dode en het levende lopen in elkaar over en deze ‘Grenzverwischung’ maakt techniek, natuur en mens tot eenzelfde categorie. (Grüttemeier 1995: 64) Mede door de afwezigheid van een voor de lezer identificeerbaar en psychologisch interessant personage, wordt de in Zand zakelijk gepresenteerde mens ontmenselijkt. De snelle vooruitgang ‘ontzielt’ de mens doordat deze boven hem uitgroeit. De natuur wordt daarentegen weer gepersonifieerd. Hef grind ‘grinnikt’, het zand ‘spreekt’ en ‘klaagt’ en ‘buldert en danst’, de struiken hebben een borstkas, ‘protesteren’ en de Bucyrus ‘vreet zand’, ‘puft als een kortademig oud heertje’ en lijkt op een ‘monsterachtig zwart insect’. (Zand: 38-40) De natuur (zand, struiken, grind) protesteert verbaal tegen de verwoesting van de graafmachine. Ook de machines lijken tot personen te worden. Zij maken de arbeid van de mens tot op zekere hoogte overbodig. De dragline ‘schept op en stort 2 m3 zand in denzelfden tijd als 40 arbeiders. Je bent dan wel gek, als je geen machine neemt.’ (Zand: 38) De Bucyrus graafmachine wordt in verband gebracht met een ‘giraffe met twee halzen’, een ‘zwart, gedrochtelijk beest’ en in het geheel symboliseert hij de harteloze dood, het gevoelloze verstand en de vernieuwing. (Zand: 38-39) De reciprociteit van mens en techniek uit zich ook in de metamorfose van een stoomwals in een man. De stoomwals wordt vergeleken met een ‘kortademig oud heertje’ dat even later geen machine meer lijkt te zijn, maar een metamorfose heeft ondergaan van een stoomwals in een mens. (Zand: 40) De grenzeloze menging van het organische en het technische staat in verband met de dichotomie van het verstand en het gevoel, waarbij de Bucyrus het verstand, en de natuur en Suzanna het gevoel vertegenwoordigen. De complexiteit van de verteller ligt besloten in de gelijktijdige verwerping en aanvaarding van zowel de techniek als de natuur. De verteller staat veelal achter de technische overheersing, maar de techniek wordt tegelijkertijd vanuit een ander en negatiever perspectief belicht. Deze verschillende perspectieven zorgen ervoor dat de mens, de techniek en de natuur in Zand als offer en dader tegelijk functioneren. | |||||||||||||
V. De metafysische stemDe losse bijbelverwijzingen in de tekst zouden in de lijn van Grüttemeier gezien kunnen worden als één van de stemmen. Het boek Prediker krijgt echter een veel belangrijker rol toebedeeld dan bijvoorbeeld Jesaja en Job, die ook in verband worden gebracht met de zandexploitatiemaatschappij. Ook met betrekking tot Prediker neemt de verteller een ambigue positie in: hij lijkt zich enerzijds te kunnen vinden in Predikers woorden, maar anderzijds bespot hij hem geregeld. Tegen het einde van Zand wordt driemaal dezelfde | |||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||
verwijzing naar Prediker herhaald: ‘Ik, Prediker, was koning over Israël, te Jeruzalem.... En ik zag al de werken aan, die onder de zon geschieden, en ziet...’ (Zand: 66, 68, 70) Deze bekende bijbelpassage uit Prediker, die in Zand het leidmotief genoemd kan worden, wordt vermengd met opsommingen van handelsactiviteiten. Het geheel aan verwijzingen naar Prediker wordt samengevat wanneer Van Dool ‘gehaald’ wordt door de dood. Van Dool hoort dan een voor hem herkenbaar lied dat een combinatie is van woorden van Prediker en vermoedelijk geluiden van werkende machines: Ik.... domredom.... dom, / Prediker, was Koning.... / domredom, dom, dom, / Koning over Jeruzalem, / domredom, domredom, / en ik begaf mijn hart, om na te speuren, dom, dom, domredom, / al wat er geschiedt onder den hemel. / Ik zag alle werken aan, / die onder de zon geschieden, / dom, domredom, staal, dom, zand, dom, / en ziet, het was al ijdelheid, / dom, domredom, / staal, dom, zand dom. (Zand: 72-73). Na deze passage sterft Van Dool en richt de verteller zich expliciet tot de lezer: ‘Ik heb de voorgaande bladzijden geschreven, om u iets te laten zien van de werkzaamheden der Nederlandsche Zandexploitatie Maatschappij [...] Maar het eigenlijke heb ik nog niet gezegd [zin eindigt zonder punt]’. (Zand: 75) | |||||||||||||
Hiërarchie in de meerstemmigheidUit het overzicht van de vijf stemmen blijkt dat er sprake is van een hiërarchie waarbij de metafysische stem op de voorgrond staat. De metaforen die Revis voor de mens, de natuur en de techniek reserveert, hebben tot doel om van de afgebakende en tosstaande thema's (zoals feit versus fictie, zakelijk versus poëtisch taalgebruik en de technische verheerlijking versus het protest van de natuur) een scheidingloos geheel te maken. Het wissen van de scheidslijnen geschiedt door de kameleontische opzet van Revis en zijn verteller. In Zand wordt de lezer meegevoerd van droge economische passages naar contrasterende metafysische en zelfs bijbelse gedeelten, waarin de verteller als voor- en tegenstander zijn opvattingen tegelijkertijd verkondigt en verwerpt. Door deze onmogelijke samenhang van aanvaarden en verwerpen en het slapen noch waken, geeft het geheel een indruk van twee films die over elkaar worden afgespeeld. (Zand: 55) Hierbij is het doel niet de genoemde tegenstelling, maar de overkoepelende op Prediker gebaseerde opvatting waar zij in uitmondt. Deze hoger gelegen opvatting relativeert de ambiguïteit tussen de stemmen door het geheel doelloos, ijdel en als ‘najagen van wind’ te karakteriseren. Zand is tot de op één na laatste bladzijde, afgezien van enkele uitzonderingen, slechts een feitelijke beschrijving van het zichtbare en uiterlijke. Naast deze uiterlijke beschrijvingen spreekt er uit het verhaal ook een impliciete ontastbare boodschap die nauw aansluit bij de metafysische stem. | |||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||
BesluitGrüttemeier paste zijn twee procedés toe op Zand: hij kenmerkt de verhaalwereld als hybride en stelt dat de veelheid aan stemmen op zichzelf staat en niet uitmondt in een overkoepelende visie. Van hybriditeit, Grüttemeiers eerste procedé, is sprake in de ambigue metaforen. Zoals eerder beschreven, is bij de metaforen sprake van reciprociteit, waarbij het beeld (vehicle) uit de tekst niet alleen naar het vergelekene (tenor) verwijst, maar waarin de tenor evengoed terugverwijst naar de vehicle. Deze metaforische wederkerigheid valt onder Grüttemeiers eerste procedé. Mijn kritiek op Grüttemeiers tweede procedé is een uitwerking van de door Anten en Sicking geuite twijfel over het absent zijn van een overkoepelende visie in Zand. Het interpretatieverschil tussen Grüttemeiers centrifugale interpretatie enerzijds en de centripetale duiding van Anten en Sicking anderzijds heb ik in het voorgaande beargumenteerd ten gunste van de laatst genoemden. Waar Grüttemeier het ‘velerlei aspect van één ding’ aanhaalt om zijn op de voorgrond staande centrifugale en hiërarchieloze strijd tussen de stemmen aan te tonen, heb ík deze woorden gebruikt ter illustratie van de in dit artikel uiteengezette centripetale opvatting. De in hoge mate ambigue roman Zand biedt tot op zekere hoogte een veelvoud aan interpretaties. Revis lijkt daarbi] geslaagd in het vervreemden en verwarren van zijn lezer door alle mogelijke perspectieven te belichten. Een interpretatie staat of valt echter met de mate van overtuiging en argumentatie waarmee zij is gebracht en het moraliserende, op Prediker geïnspireerde, eenduidige slot van Zand kan - in de woorden van Sicking - niet zomaar als onderdeel van de ambigue veelvoud worden weggeredeneerd. (Sicking 1996: 122) Deze slotpassage verhoudt zich op unieke wijze tot de rest van het boek doordat de verteller expliciet aan het woord is en het ‘eigenlijke’ van de tekst onder woorden brengt. Waar Grüttemeier de eenheidsopvatting moeilijk kan ontwaren, heb ik de grootste moeite met het vinden van zijn hybriditeit in deze slotpassage. De verschillende stemmen in Zand dienen de overheersende strekking van de tekst en brengen de lezer via ambigue omwegen en kronkels naar het middelpunt van de doolhof. De verteller mengt zich in alle stemmen en maakt van losstaande opvattingen een chaotisch mengsel en juist op het moment dat de chaos hoogtij viert, gooit hij zijn anker uit. Hierdoor staat in de zee van verschillende opinies één van de stemmen boven water. Deze zogenaamde verankerde metafysische stem draagt van elke stem een aandeel. Zij zorgt voor een beperkte orde in de wanorde van de in elkaar opgaande techniek, natuur, mens en dier. Deze orde wordt mogelijk gemaakt doordat er afstand wordt genomen van de directe werkelijkheid en doordat er naar een beeldend niveau verwezen wordt. Revis doet dit op impliciete wijze door zijn metaforische en suggestieve taalgebruik, dat hem onderscheidt van andere nieuw zakelijke auteurs. | |||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||
Martha K. de Bruin rondde haar Bachelor ‘Nederlandse Taal en Cultuur’ af met een eindwerkstuk over 8.100.000 zand bij Hans Anten. Inmiddels heeft ze haar Master ‘Nederlandse Literatuur’ afgerond met een scriptie over Kellendonks roman Letter en Geest. Een spookverhaal. | |||||||||||||
Literatuur
|
|