| |
| |
| |
Dichten als doctor Frankenstein
getuigenissen van een polyfonisch stukschrijver
Willem Bongers | Dennis Dams
In een nummer waarin het talent de lezer van alle kanten bestormt, kan een veelbelovende jonge literator niet ontbreken. Vooys interviewde de uit Geldrop afkomstige maar in Utrecht residerende Jeroen van Rooij (1979). Over hoe een schrijver zichzelf steeds opnieuw leert schrijven en zijn publiek met nieuwe ogen leert lezen.
| |
Leren lezen, leren schrijven
Mijn nog ongepubliceerde bundel Meer doorzichtig, minder mistig heb ik ongeveer een jaar geleden afgemaakt. De meeste verhalen zijn min of meer realistisch te lezen, maar er zitten twee verhalen in waarvan je als lezer vanaf het begin zeker weet: deze setting klopt niet met de wereld zoals je die normaal ervaart. Ik vind het interessant als er in de leeshouding van de lezer een omslagpunt komt. Daarom vind ik het wel tof om af en toe oppervlakkig gezien realistisch te schrijven, maar dat dan te laten ontsporen of dat door middel van een ander verhaal kapot te schrijven. Ééen van de verhalen in de bundel, ‘Love spelled backwards’, kun je als je dat wilt, van het begin tot het eind realistisch lezen. Maar in een ander verhaal, ‘Schaduw’, wordt dat verhaal kapot geschreven, waardoor je dan dat eerste verhaal vanuit een andere leeshouding opnieuw zou kunnen lezen. Ik denk dat realistisch lezen een tamelijk hardnekkige conventie is en dat heel veel mensen die daar geen oog voor hebben daarom op alle mogelijke manieren zullen proberen om verhalen mimetisch dicht te lezen. Dat ze de openingen en scheuren in een verhaal wanhopig proberen te dichten met die alomtegenwoordige realistische leesconventie. Het is natuurlijk ook
| |
| |
zo dat mensen zo léren lezen: de boeken die het best verkopen zijn vaak zeer realistisch geschreven en als je kans wilt maken op een literaire prijs kun je maar beter realistisch schrijven.
Mijn eigen lezen en schrijven zijn ook erg veranderd. Rond 2003 vond ik alles wat ik had geschreven voordat ik studeerde helemaal niet goed meer. Omdat er te weinig over nagedacht was, omdat het uitging van de conventies die ik kende: realisme en expressie. Toen heb ik dat schaduwverhaal geschreven als een manier om alles wat ik geleerd had de nek om te draaien. Om het ultieme antiverhaal te schrijven. Zowel tegen mijn oude eigen verhalen en thema's, als tegen een hele hoop dingen die ik gelezen en geleerd had. Vandaar dus dat alles stuk en dood moet in dat verhaal en dat er papiertjes met Nijhoff door de gang worden geschopt. Door alles stuk te schrijven ben ik op een hele hoop andere, nieuwe thema's gekomen.
Maar mijn ontwikkeling in de postmoderne richting was al veel eerder begonnen. In 1999 las ik Tongkat van Peter Verhelst. Ik vond het heel tof, maar pas later begon ik te begrijpen waarom ik het zo goed en vooral zo ánders vond. Omdat het een roman is die zichzelf opeet op een bepaalde manier. Toen ik op de universiteit les kreeg in literaire analyse dacht ik dat het duidelijk was hoe je literatuur moest lezen. Dat werd min of meer ook als zodanig gepresenteerd: we hebben één bepaalde methode en daarmee kunnen we alles nagaan. In de aanloop naar Postmoderne poëzie in Nederland en Vlaanderen (2003) heb ik twee of drie cursussen gevolgd bij Jos Joosten en Thomas Vaessens en die hebben mijn denken over literatuur danig beïnvloed. De grap is dat dezelfde docent mij in drie jaar tijd twee keer heeft leren lezen - maar twee keer op een volstrekt andere manier. In mijn eerste jaar kreeg ik structuralistische poëzieanalyse van Thomas Vaessens. Vervolgens presenteerde hij anderhalf jaar later in colleges een geheel andere manier van lezen: poststructuralistisch lezen.
Tegelijkertijd ben ik ook Tongkat anders gaan lezen. De eerste keer las ik het op mijn ‘normale’ manier, maar dan met een zeer unheimlich effect omdat het verhaal wringt. Daarna kon ik juist wel mijn vinger leggen op de plaatsen waar het ‘misgaat’ in dat boek en kreeg ik beter inzicht in de werking daarvan. En daarna kwam daar nog een ethische lezing van het boek bij. Zo lees je drie keer hetzelfde, en toch drie keer een totaal verschillend boek, afhankelijk van de leeshouding die je kunt en wilt aannemen. Er is ook nog een boek van Stefan Hertmans dat me erg geholpen heeft bij mijn eigen schrijven: Als op de eerste dag, een roman in verhalen. Toen ik bezig was met het voltooien van mijn eigen verhalenbundel, heb ik eerder gepubliceerde versies van Hertmans' verhalen vergeleken met het eindresultaat. Dan zie je dat hij bepaalde methoden heeft aangewend om verhalen die hij al had, om te smeden tot een, weliswaar complexe en paradoxale, eenheid.
| |
| |
| |
Poëzie in beweging: flarf
In tegenstelling tot de bewegende poëzie die ik schrijf, gaat flarf meer om het selecteren van tekst. Je hebt een hele lading ruw materiaal en probeert dat te condenseren tot iets wat vervolgens als een monster van Frankenstein aan elkaar hangt. De grap is dat het monster van Frankenstein ook pas door elektriciteit het leven kreeg en... uiteindelijk zijn maker vermoordde. Dat laatste is volgens mij wel min of meer het effect van flarf: dat de positie van de maker natuurlijk wel heel erg ter discussie gesteld wordt. Flarf is voor mij een methode, een manier om poëzie te componeren. Hoewel ik voor mijn gedichten dus de benaming ‘flarf’ gebruik, schrijf ik me daarmee niet automatisch in het discours van de Amerikaanse flarfdichters in. Sterker nog: het beste stuk dat ik over flarf heb gelezen, was eigenlijk een stuk tegen flarf. Tegen de claim van de flarfers dat het een volstrekt willekeurig taalspel is, zoiets als John Cage at random kon componeren. Vanwege de methode van flarf, het knippen en plakken uit googlezoekresultaten, zou je dat op het eerste gezicht ook denken. Maar ik denk dat die claim onzin is, mijn flarf is helemaal niet toevallig of willekeurig.
Mijn flarf laat juist zien hoe Google en de uitingen die het selecteert ideologisch geladen zijn. Heel erg ideologisch geladen zelfs. En dat die ideologie Das Kapitalismus is. Het heeft ook te maken met die ideologisch verdachte of ronduit abjecte tekstplaatsen die Google voor mij selecteert. En de idee daarachter is dat Google dat doet op basis van de theoretische wortels, de ideologie van Google. Google is zo bezien de concrete invulling van de anything goes-gedachte van het postmodernisme, ingevuld in een kapitalistische context. Ook in andere aspecten is flarf radicaal postmoderne poëzie: het bestaat doorgaans voor minimaal negentig procent uit citaten. Zuivere, welbewuste interteksten, op een kritische manier ingezet.
Die kapitalistische achtergrond komt ook heel sterk rot uitdrukking in reclames bijvoorbeeld, maar het mooie van het zoeken op internet is dat je de twee kanten van het rare technologische vooruitgangsideaal kunt laten zien. Zo kun je laten zien dat het technologische verhaal van dezelfde mensen afkomstig is als ‘mijn vrouw is koopziek en ook nog eens lid van een religieuze sekte’. Zo toon je de achterkant van het vooruitgangsdenken: als een hopeloze strategie om je eigen tekortkomingen te camoufleren of te overschreeuwen. Omdat de automatisch (!) gemaakte vergelijking is: technologie = vooruitgang. Ik vind echt dat onze cultuur een parodie op zichzelf is. Je hoeft maar naar een reclameblok te kijken of je wordt er al helemaal gek van dat alles wat nieuw is, ook meteen beter is. En dat geldt voor de meest achterlijke dingen, voor hondenvoer en voor shampoo. Dat vind ik echt volkomen debiel, dat je daar in gelooft, of dat je denkt dat mensen daarin geloven als je shampoo maakt. Het mooiste voorbeeld daarvan is nog steeds ‘nieuw, met verbe- | |
| |
terde formulering’, een tekst die ik letterlijk op een fles shampoo van de Kruitvat heb gevonden. Met die ‘verbeterde’ formulering, die dus eigenlijk een verslechterde formulering is, heb ik jarenlang in mijn hoofd rondgelopen, totdat daar mijn allereerste bewegende gedicht uitgekomen is. Een gedicht waarin al die verbeterde formuleringen alleen maar verslechteren. Mijn bewegende gedichten zijn allemaal op internet te beleven, via http://jeroen.damarkus.nl.
Onderhand wel bijna dood ja
Heb jij deze verwoestend woorden ooit gehoord:
Welkom bij Paradisio Bambolino! Uw babyspeciaalzaak
is door de navelstreng gekropen en heeft zichzelf geworgd.
Wassen, aankleden, een naam geven. De Vijfde Zon, De Zon
van het Vuur, de Vijfde Zon, wat Dela bedoelt te zeggen is dat
er geen wettelijke plicht is. Kies uw liefde en bemin uw keuze.
Zij, Kobie B, die ik al jaren platonies in het geheim bemin, waarvan
zij weet, als het erop aan komt vervagen verschillen, smelten
afstanden weg. Het is door de navelstreng gekropen en heeft
zichzelf geworgd. Ik haat de Dooling, niet dat het bij een meisje erg is,
noteer ook de eventuele dood geboren of nadien gestorven lammeren.
Partners, zowel levend als dood geboren wordt geen akte opgesteld.
Honderdvijftig soorten thuiskomen, de oude hortus,
een toekomstbeeld, een mestvaalt, levenslengte, honderdvijftig koeien
dood in een jaar en ook iedereen bedankt die de afgelopen tijd fan
geworden is. Je licht elk punt zeer goed toe en je hebt een
uitgebreide woordenboek. Later werden deze gebouwen afgebroken.
Misschien lag het toch aan de giraffen. TOCH. De giraffen voelden,
niemand wist, dan Takma zelve, waar 't heen ging.
(Begin van: ‘Onderhand wel bijna dood ja’)
Zoals ik het zie is mijn flarf dubbel mimetisch. Mimetisch in de betekenis van mimetisch taalgebruik, imitatie en afbeelding van de werkelijkheid. Ik gebruik in mijn gedichten heel veel verhalende zoekresultaten. Wat dus betekent dat mensen ergens op het internet iets hebben gezegd, soms om te werven, soms om te overtuigen, maar in elk geval, vaak met het idee om een verhaal te vertellen. Bijna altijd heb ik het idee dat zij op die manier iets willen zeggen over hún werkelijkheid. Maar ik betwijfel of dat mogelijk is, of mimesis en realisme wel mogelijk zijn. Sterker nog: ik geloof eigenlijk dat het onmogelijk is. Door die mimetisch geïntendeerde stukken dan te citeren en in een andere context op te nemen, maak je daar een dubbele mimesis van, waardoor de onmogelijkheid ervan getoond wordt. Waardoor het een statement over mimesis wordt. Waardoor het laat zien waar de
| |
| |
nabootsing van de werkelijkheid stukgaat. Daarom vind ik het gebruik van tegengestelde idiomen, uitspraken die elkaar uitsluiten bínnen één gedicht zo ontzettend interessant. Omdat je daarmee de hele mimesisidee kapot kan schrijven. Op die manier gaat het nog voorbij polyfonie. Polyfonie is verschillende stemmen willen laten horen en bij mij gaat het om een polyfonisch kapotschrijven; dat de vele stemmen niet de vele stemmen blijven, maar juist een ontkenning vormen van vele stemmen. Dat die stemmen elkaar op een bepaalde manier uitwissen en dus niet als discrete eenheden overeind blijven. Flarf is alleen daarom al anders dan bijvoorbeeld de Zestigerspoëzie, die eveneens citaten gebruikten. Het is in elk geval veel méér; een readymade van de Zestigers was één briefje, met rare harde returns ertussen, terwijl in een gemiddeld flarfgedicht van mij minstens twintig citaten verwerkt zijn. Wat dat betreft is het een soort hyperreadymade. Echter, de dubbele mimesis die mijn flarf kenmerkt, gaat slechts zeer ten dele op voor de Zestigers, omdat vaak het enige effect van hun ‘citeren’ ironie is. En dan voornamelijk ironie ten opzichte van alle andere poëzie. Omdat die twijfel aan de mimetische functie van taal meestal geen rol speelt, hoewel ik geloof dat K. Schippers hier wel een uitzondering op is.
| |
| |
Soms denk ik wel dat mijn flarf voor die ontwortelende doelstelling te coherent is. Maar tegelijkertijd weet ik het niet helemaal zeker. Omdat ik ook het idee heb dat de coherentie in mijn gedichten eigenlijk een schijncoherentie is. Zoals het monster van Frankenstein wel functioneert als een mens, maar dat je als je goed naar hem kijkt, wel kunt zien dat hij uit verschillende stukjes en beetjes samengebouwd is en dat dat ook het verschrikkelijke, monsterlijke aan hem is. Precies omdat ‘ie samengesteld is, is hij tegelijkertijd bevestiging en ontkenning van de structurele eenheidsgedachte. Zo ook met flarf: het doet zich op papier voor als een gedicht, het lijkt een samenhangend geheel omdat de woorden naast en onder elkaar staan, maar als je goed kijkt dan dondert het geheel uit elkaar.
| |
www.toekomstromantoekomst.nl
Mijn verhalenbundel is nog niet gepubliceerd, maar ligt momenteel wel bij een uitgever. Een van de verhalen, het slotverhaal, is voorgepubliceerd in het decembernummer van Dietsche Warande & Belfort (2006) onder de titel ‘De eerste hond in de ruimte’. Ik denk dat juist dat verhaal de bundel als geheel beter maakt, maar het geeft ook een dubbel gevoel. Tegelijkertijd geloof ik namelijk dat ‘De eerste hond in de ruimte’ ook heel goed het eerste hoofdstuk van mijn debuutroman zou kunnen zijn en dat ik door plaatsing van dat verhaal in die bundel mijn eerste roman om zeep help. Want dat is wel een ambitie van me: een roman schrijven. Misschien zouden andere schrijvers met de stof die ik gebruikt heb voor een kort verhaal wel een novelle hebben geschreven, of een roman. Ik heb ook wel het idee dat ik dat moet kunnen: een roman schrijven en een dichtbundel en een essaybundel en een verhalenbundel en dan het liefste alles door elkaar bewegend, op internet.
|
|