op religieuze gronden met elkaars binnenlandse aangelegenheden mochten bemoeien. Volgens Korsten ondersteunt Vondel dit verdrag door te laten zien dat goddelijke aangelegenheden geen rechtvaardige reden kunnen zijn voor wederzijdse bemoeienis tussen staten.
Deze interpretatie kun je overnemen of tegenspreken - Korsten noemt haar niet voor niets een ‘hypothese’ (209) - maar het laat in ieder geval prachtig zien hoe moderne theorieën vruchtbaar kunnen zijn bij het lezen en plaatsen van oude teksten. Dit inspirerende inzicht vormt de grote waarde van dit boek: ‘niet-historische methoden’ werken historische benaderingswijzen niet tegen, maar kunnen daarmee samensmelten, met een verzameling verrassende en vernieuwende lichten op Vondel als resultaat.
In Korstens lichten komt Vondels toneelwerk naar voren als zowel meerduidig als actief. Het actieve karakter van het werk blijkt onder meer uit de analyse van Jeptha, het stuk dat volgens Korsten niet enkel een maatschappelijke orde weerspiegelt, maar deze eveneens vormt samen met het publiek. Vondel belicht laat zien hoe Vondel de wereld keer op keer herschikt en nieuwe mogelijkheden en geschiedenissen creëert. ‘Hij verzet zich niet. Hij verzet letterlijk’, concludeert Korsten op de laatste pagina van zijn boek. (231)
De meerduidigheid van Vondels literatuur illustreert Korsten onder meer aan Gijsbreght van Aemstel. Korsten werpt een nieuw licht op het stuk door de rol van Gijsbreghts vrouw Badeloch bijzonder gewicht toe te kennen: hoewel Gijsbreght op de eerste plaats het vertrouwen in God uitdrukt, blijkt uit Badelochs dominante tegenstem juist de onmogelijkheid van vertrouwen in en onderdanigheid aan Hem. Korstens ‘genderbril’ zet op deze manier zijn veelvuldig herhaalde stelling kracht bij: ‘alle stukken van Vondel zijn polyphoon, meerstemmig, tegenstrijdig, paradoxaal: barok.’ (175)
Vondel belicht verrijkt onze kennis over de tijd van Vondel en de tijd daarna, het beeld op Vondels toneelwerk, maar zeker ook het denken over het historische literatuuronderzoek en de benaderingswijzen daarbinnen. Alle studenten, literatuurliefhebbers en vakgenoten zou ik willen uitnodigen zich te laten verlichten en verrijken. Voor wie het benauwd krijgt bij de gedachte aan 256 pagina's vol vergaande theorieën en bespiegelingen, bezit dit boek de gelukkige eigenschap dat de afzonderlijke hoofdstukken ook los en in willekeurige volgorde te lezen zijn. Vergeet echter in geen geval de inleiding, een prachtig en prikkelend stuk proza waarin Korsten zijn visie op Vondel en oude literatuur op overtuigende wijze heeft neergezet. En lees vooral ook de waardige ode aan Vondel in de slotregels van de studie:
‘Enerzijds is diens werk (...) als een paukenslag, waarvan de klank naijlt, natrilt, van klankkleur verandert, en hoorbaar is tot op de dag van vandaag. (...) Voor eenieder die de teksten van Vondel raadpleegt, bestaat de mogelijkheid dat die teksten weer een gebeurtenis worden, niet bevroren in de tijd en niet als echo, maar nu, actueel, levend, aangrijpend - en relevant.’ (231)
Bij het lezen van deze regels voelde ik me meer dan ooit overtuigd van het belang van historische letterkunde: het onderzoek naar oude teksten is niet alleen de studie naar lang vervlogen tijden, maar evenzeer die naar de mensen en de wereld van vandaag.
Feike Dietz