bijdraagt aan het gesprek met het gedicht, waaraan het gedicht bijdraagt. In het derde jaar hoort een van de studenten hoe Hadewych H.C. ten Berge tegenspreekt. Een ander brengt de stem van Henriëtte Roland Holst in en zet daar haar eigen stem naast.
Goed zou het zijn als studenten Nederlands elke week een gedicht uit hun hoofd zouden moeten leren. De leergang ordent als vanzelf een aantal belangrijke aspecten van de studie van literatuur. Gedurende de vier jaar, mede door de steeds uitbreidende context van taalkundige, literairhistorische, literairtheoretische aard ontspringt uit de wekelijkse bijeenkomst een vanzelfsprekende kritische en zelfkritische omgang met de poëzie. Hoewel of misschien omdat voor de maandagen nooit een schriftelijke opdracht vervuld hoeft te worden, groeit het vermogen om uitgangstekst betrokken over poëzie te sprekenvanzelf. Analytische middelen krijgt men spelenderwijs in de vingers.
Uit het hoofd leren dwingt tot een werkelijk aandachtig lezen. De complexe passages, de eigenzinnigheden van een dichter komen naar voren. Soms verzetten gedeeltes van gedichten zich tegen opname. Passages en eigenaardigheden waar je bij stille schriftelijke lezing overheen glijdt en je tot het herkenbaarste beperkt, nodigen je dwingend uit. Voor je een juiste zinsmelodie, of acceptabele accenten vindt of de verschillende stemmen, moet je heel goed luisteren naar de tekst.
Het voordragen in het wekelijkse college leert de andere studenten aandachtig te luisteren. In de gesprekken over de gedichten bepalen ze of ze kunnen instemmen, toevoegen of een keerzijde naar voren brengen. De muren om de wereldbeschouwing, waarmee men zich tegen een bepaalde taalhantering verzet, kunnen worden afgebroken. In samenspraak en tegenspraak ontstaat een daadwerkelijke respons op de in zijn poëzie aanwezige dichter.
Belangrijk aspect binnen het hele curriculum is dat deze leergang aansluit bij de primaire motivatie om Nederlands te studeren, of deze motivatie opwekt. Hij slijpt in dat poëzie met het eigen leven te maken heeft. Incidenten, spanningen, vreugdevolle gebeurtenissen uit het persoonlijke en maatschappelijk leven zullen mede van invloed zijn op een weekkeuze. Een pas verliefde stelt in een zesde week misschien de lezing van het Hooglied voor. Rond verkiezingen heeft iemand ruim genoeg aan enkele regels van Lucebert: ‘als ik wil / veeg ik de smeerkaas / van mijn bril // om honger te zien aan de horizon’. Iemand die genoeg heeft van die eeuwige Vijftigers brengt de rijmkritieken van Hendrik de Vries in.
Eigen belang en interesse zijn weliswaar uitgangspunt, maar niet de maat. De maat is vreemd, niet eigen. De maat wordt gezet door de vreemde tekst. De zelfbeelden die in de loop van de studie ontstaan, worden ontworpen in steeds weer andere, op voorhand