Column
Het Diepe Zuiden [4]
Geert Buelens
Het aantal en aanzien van Nederlandse schrijvers die in België wonen of woonden, is bepaald indrukwekkend: Multatuli (die in Brussel zijn Max Havelaar schreef), Hélène Swarth, Eddy du Perron, Jan Greshoff, Gerard Reve, Jeroen Brouwers, W.F. Hermans, Benno Barnard, Charlotte Mutsaers, Ramsey Nasr, Joke van Leeuwen, Elma van Haren, Marc Reugebrink, Marc Kregting, Rokus Hofstede, Oscar van den Boogaard - de lijst kan nog veel langer gemaakt worden, maar is zo al meer dan indrukwekkend genoeg. Wat zoeken die schrijvers toch in het Zuiden? Zijn ze angstig aangelegd en blijven ze daarom steken, halverwege tussen Amsterdam en Parijs? Of wilden ze vooral weg uit het als benepen en hypocriet ervaren Nederland en hoopten ze te kunnen delen in het Belgische joie de vivre? Materiële aspecten spelen zeker ook mee: voor bedragen die je in Nederland neertelt voor een garage, heb je in België vaak een heel huis. Dat is vandaag zo, maar het was vroeger niet anders. Met het familiekapitaal kon het gezin Du Perron in de buurt van Brussel zelfs in een klein kasteel woven. En zoonlief kon er een privé-chauffeur op nahouden, mét witte handschoenen. Verhalen over Nederlandse schrijvers (en schilders) die hun heil zochten in België zijn onlangs verzameld in het boek Taverne du Passage van de Vlaamse criticus Frank Hellemans en de Utrechtse kunsthistorica Saskia de Bodt (Ons Erfdeel, Rekkem, 2006). Het boek werd geschreven naar aanleiding van het staatsbezoek van Koningin Beatrix aan België in het voorjaar van 2006.
Koning Albert plant hopelijk geen tegenbezoek, want een tegenhanger van bovengenoemd boek zou niet veel dikker uitvallen dan een gemiddelde Aldi-folder. (Met Jambers-stem:) ‘Vlaamse schrijvers in Nederland... wie zijn ze? wat doen ze? waarom kennen we ze niet?’ Ik ken er eigenlijk twee: de jonge dichter Els Moors (studente aan de Rietveldacademie, begin 2006 beloftevol gedebuteerd met er hangt een hoge lucht boven ons) en, nu ja, die omhooggevallen dichter die hoogleraar werd in Utrecht. En waar zien Moors en Buelens elkaar geregeld? In het station van Antwerpen Centraal, op zondagavond, wachtend op de laatste trein die hen naar Amsterdam moet brengen. Een allesverterende liefde voor Nederland hebben ze