Vooys. Jaargang 24
(2006)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
[pagina 41]
| |
Fotografie familiearchief Koen Peeters
Koen Peeters (1959), schrijver van zeven romans, een poëziebundel en theater, is misschien wel zeer postmodern. Zich verschuilend achter zijn verzamelingen en personages probeert hij zijn land, Europa en de wereld te begrijpen en begrijpelijk te maken. Daarvoor mag alles uit de kast gehaald worden: van Ons Lieve Vrouwke tot Zuid-Amerikaanse indianenrituelen tot Uluru. In een tijd waarin de Grote Verhalen passé verklaard zijn, durft Koen Peeters er, zonder hoogmoed, nog wel enkele te delen met het publiek. Verhalen van een schrijver die België graag ziet als een huis waar de deur open staat.Ga naar voetnoot1 | |
[pagina 42]
| |
De PoëzieIk ben van plan om vijftien boeken te schrijven. Nu zit ik aan acht, denk ik. Ik heb wat kleine prullekes, die tellen niet mee. Het boek dat Kamiel Vanhole en ik samen schreven tel ik wel mee.Ga naar voetnoot2 Ik dacht: het gaat misschien rapper vooruit als ik zo'n klein poëziebundeltje schrijf. Dat is de eerstereden. De tweede reden is even pragmatisch, het klinkt belachelijk, maar is wel waar: ik koop met name nogal wat boeken en had geen zin om er nog een boekenrek bij te zetten. Poëzie neemt minder ruimte in beslag, poëzie is ‘dunner’.Ga naar voetnoot3 En nu de ernstige redenen: door mijn werk voor DWB lees ik ook poëzie als lector,Ga naar voetnoot4 en ook daardoor begon ik af en toe poëzie te kopen. Uiteindelijk leek het me wel eens interessant om poëzie te doen. Ik zit ook veel in de auto, dat is nog een andere - minder ernstige - verklaring. Voor mijn werk moet ik veel naar Brussel en Antwerpen en 's morgens in de auto vallen - soms - de heldere dichtregels mij gewoon toe. Zo begint de bundel ook, Fijne motoriek (2006).Ga naar voetnoot5 Zoals jij daarnet die GDS zag op een nummerplaat,Ga naar voetnoot6 zo zag ik een aantal medeklinkers van Fijne motoriek voor mij verschijnen op een nummerplaat. Trouwens, één van de redenen waarom Nederlanders jaloers moeten zijn op Belgen, zijn onze nummerplaten: daar kan je veel gemakkelijker woorden van maken dan jullie.Ga naar voetnoot7 We hebben niet zoveel files als jullie in Nederland, maar toch genoeg om met poëzie bezig te zijn. Nota bene, ik zeg niet dat ik al mijn gedichten | |
[pagina 43]
| |
in de auto geschreven heb, maar een deeltje wel. De wereld verschijnt mij prettig en transparant 's ochtends, en ik verwerk meteen de heldhaftigheden die ik 's nachts heb verricht. Plus ook iets anders. Acacialaan (2001) schreef ik toen mijn vader pas gestorven was en dat heb ik verwerkt op die manier. Plots sterft dan ook je moeder en denk je: welk monument kan ik nu oprichten? Ik kan toch niet opnieuw gewoon een boek schrijven? De dood van mijn moeder ‘ging’ eigenlijk makkelijker in poëzie. In die zin heb ik mijn bundel ook geschikt: het ‘gaat’ over iemand die autorijdt en werkt - ondertussen sterft zijn moeder en hij valt terug in die herinneringen van vroeger.Ga naar voetnoot8 Op het einde is die man getrouwd en drinkt hij wijn samen met zijn vrouw. Redelijk verhalend dus, en ook niet uitgebeend. Excuseer, ze zijn tenslotte geschreven door iemand die proza schrijft. | |
Het ProcesIk schrijf zoals een boom groeit: de stam groeit vanuit het midden en wordt dikker.Ga naar voetnoot9 Organisch. Je kunt zeggen: het werk begint dus als een plant, maar eigenlijk weet ik niet eens of dat biologisch correct is. Rond die eerste schetsjes groeit dan een kern. Ondertussen heb ik nog andere thema's die ook op hun manier in de groei schieten. Ik begin nooit vooraan en ik eindig nooit achteraan. Mijn Grote Europese romanGa naar voetnoot10 is begonnen met een verhaal dat zich afspeelt in Brussel, een chemische fabriek die brandde, en dan iets over insecten, iets over Lissabon en dan bouw ik brugjes daartussen. Vanuit een kern naar buiten. Zo had ik een hoofdstuk geschreven over de Belgische mythologische kunst, en één over facteur ChevalGa naar voetnoot11 en ik verbind die hoofdstukken nadien met elkaar. Precies eender ging het met Het is niet ernstig, Mon Amour (1995): ik had geschreven over mijn vrienden van het IRC en al onze exploten, | |
[pagina 44]
| |
en zo woekert dat verder. Op een bepaald moment kwamen er twee studenten om mij te interviewenGa naar voetnoot12 en ik vertelde ze over het drama van de veelbelovendheid van de jeugd. De gedachte dat je jong bent en je denkt dat de wereld op je wacht, maar dat de klok ondertussen tikt. Die richtingloosheid, dat er niets gebeurt maar dat je vooral veel ongestructureerde energie hebt: daarover ging het. Toen zeiden die twee jonge gasten: dat is wat Nescio in Titaantjes zegt. Ik had Nescio niet gelezen en toen ik hem direct erna - ademloos - las, kwam dat evident in het boek, zo basic is het. Als je goed leest, dan is een hechte constructie zichtbaar, als je niet goed leest dan zeg je: die Peeters harkt alles bij elkaar. Beide hebben gelijk, trouwens. Ik begin altijd in handschrift, krabbelen op losse papiertjes, die ik achter mekaar plak, dan tik ik die in en bewerk ik die terug. Dat gaat zo'n twaalf keer op en af. Mijn Grote Europese Roman is op dit moment zo'n stapel.Ga naar voetnoot13 Uiteindelijk schiet daar niet veel van over. Dus: proza is twaalf keren van computer naar manuscript. En poëzie is exact het dubbele: vierentwintig keer. Bij proza denk ik over elke zin en elk woord, maar bij poëzie is het over elke spatie en elke komma en elke punt. Quelle misère!. | |
De Grote VerhalenIk ben zelf absoluut niet gelovig, maar onze kinderen zijn allemaal op christelijke of katholieke scholen en ik vind die bijbel- of evangelieverhalen fantastisch.Ga naar voetnoot14 Dat is zeer straffe literatuur, niet zoals ze neergeschreven werden, maar gewoon de story. Als mijn kinderen het huis uitgaan en ze hebben het verhaal van de verloren zoon mee, dan ben ik gerust als vader. Dat soort schema's, beelden, die rijke metaforen. Ik wil die ook heel graag af en toe misbruiken in mijn boeken. Als bij mij een haan kraait, is dat omdat er iemand verloochend wordt, natuurlijk. In die zin is het spijtig dat deze wereld enigszins ontkerstent. Die verhalen maken deel uit van onze cultuur, misschien zelfs van de essentie van de Europese cultuur. Wat voor mij geenszins betekent dat in de Europese grondwet moet staan dat wij christelijk geïnspireerd zijn, alstublieft néé, en in Amerika is trouwens zelfs het omgekeerde bezig. Maar ik vraag me soms af wat de verhalen | |
[pagina 45]
| |
zijn die kinderen later meekrijgen. Is dat de Lion King, van Disney? De iconografie van de games enzovoort? Dan vind ik het niet erg dat bij ons in de lagere school elk kind één uur godsdienst krijgt. Heel saai - ik huiver als ik eraan terugdenk - maar hoe krijg je anders dat verhalen-infuus binnen bij die kinderen? Ongetwijfeld zijn er ook andere zinvolle verhalen hoor, maar ik wantrouw Kabouter Plop; één van onze slechtere Vlaamse exportproducten. Misschien vanuit een verkeerde agenda, maar ik mis de oerverhalen. Als antropoloog vind ik rituelen natuurlijk ook heel interessant. Soms hebben mensen de behoefte om een ruptuur aan te geven in hun leven. Dat soort schema's komt ook voor in Mijnheer sjamaan (2004): iets met vuur waar men rondwandelt, net als de Aboriginals in Australië.Ga naar voetnoot15 Interessant om zien hoe ‘primitief’ wij zijn, en vooral hoe ‘verstandig’ die mensen ginds zijn, hoe gaan zij om met levensfuncties en -fases? Ik ben natuurlijk walgelijk postmodern als ik zeg: ‘Wel leuk dat de kinderen die verhalen meekrijgen’. Niet dat ze praktiserend zijn, maar verhálen, schema's, metaforen, beelden. Zo'n beetje shoppen, een beetje hier en een beetje daar, en straks nog wat New Age en dat soort flauwekul.Ga naar voetnoot16 Misschien verschuiven mijn boeken van ironisch naar melancholisch, misschien word ik oud. Dat er toch stilaan een ander verhaal in bovendrijft, merk je ook in de eindnoten bij Mijnheer sjamaan. In het begin vrolijk-ironisch, maar op het einde - heb ik me laten vertellen - kun je toch niet goed meer uitmaken van ja, misschien gelooft hij toch wel wat hij hier zegt. | |
De ZuurstofSchrijver worden? Ik voelde de sterkste opstoot toen ik Walter van Den Broecks Brief aan Bondewijn (1980) las. Oorspronkelijk kom ik uit de Antwerpse Kempen, uit Turnhout, en dat boek was het eerste waarvan ik voelde: iens, die auteur beschrijft exact de wereld waarin ik opgegroeid ben. Ik realiseerde me: je kan in literatuur iets doen met het universum waarin je je toevallig terugvindt. In die tijd zat ik in een ironische | |
[pagina 46]
| |
vriendenclub die IRC heette en die bestond uit studenten, net werkenden en vooral werklozen die in Leuven waren blijven plakken.Ga naar voetnoot17 We hadden last van het gevoel dat we de wereld moesten verwittigen van ons bestaan. Als je dat banaal vertaalt, is dat een zucht naar beroemdheid. Celebrities! Wij wilden bewijzen: wij zijn híer, weet dat dan toch, wilt u toch alstublieft luisteren. Ik schreef voor mijn vrienden stukken over bijvoorbeeld Linnaeus en Darwin, het museum van Tervuren en postzegels. Allemaal bijzonder banale onderwerpen die ik omwerkte naar conversaties en zo is mijn eerste boek ontstaan.Ga naar voetnoot18 Af en toe ontmoet je - als lezer - een auteur waarvan je denkt: dit is zuurstof. In plaats van jaloers te worden denk je: ik moet dat godverdomme ook kunnen. Een boek zo schrijven. Als je dat slecht doet, ben je een epigoon. Als je dat goed doet, schrijf je je eigen boek. Elsschot is zo'n auteur, met zijn trefzekere, ironische, soms cynische stijl. En natuurlijk Boon: onze grootste Vlaamse auteur. De kapellekensbaan had ik vroeger al eens gelezen, maar als schrijver wilde ik dat boek spiegelen in een eigen boek. Op die manier is De kapellekensbaan gespiegeld in Acacialaan. En Het is niet ernstig, Mon Amour is een spiegeling van het oeuvre van HergéGa naar voetnoot19. À propos, Joyce deed hetzelfde met Ulysses. | |
De Potlatch, De Vlamingen en De WalenDe potlatch is een systeem dat bestaat in sommige indianenculturenGa naar voetnoot20 en in Zuid-Oost-Azië - bij de zogenaamd primitieve volkeren dus - die leven van landbouw en veeteelt. Typisch voor de afhankelijkheid van landbouw is: je moet altijd teveel produceren, want er zou een dierenziekte kunnen uitbreken, of je kan pech hebben met het weer. Dus kweken zij bijvoorbeeld varkens, koesteren die zoals wij onze teckels en chihuahua's en op een bepaald moment zijn er teveel varkens. De rijkste man - die met de meeste varkens - deelt dan mee: het is feest. Iedereen zwelgt in het varkensvlees, er is zelfs zoveel dat ze het niet opkrijgen, waardoor het vlees | |
[pagina 47]
| |
bederft. Nadien leven de mensen weer heel sober, tot er weer teveel varkens zijn en de rijke man weer iedereen trakteert en zo gaat dat door ad infinitum. Eigenlijk een heel dwaas, zogenaamd primitief systeem, dat je kunt omgooien door koelkasten te introduceren. Tot een antropoloog komt uitleggen dat het eigenlijk niet gaat over verspilling, maar wel over expressie van rijkdom. De rijke man kan bewijzen dat hij rijk is en verplicht die arme mensen ook aan hem. Hij bevestigt zich. In ons zeer rationele, rijke Westen hebben we zeer gelijkaardige systemen: onze landbouwoverschotten worden soms ook letterlijk vernietigd en opgestookt of op de vuilnisbelt gegooid, soms worden ze uitgevoerd naar de Derde Wereld waar ze de plaatselijke economie verpesten. Op die manier drukken wij in Europa net zo onze rijkdom uit. Er is zelfs een koppeling mogelijk met het systeem van ‘België’. De rijke, zelfgenoegzame Vlamingen verzorgen met luid commentaar geldstromen naar Wallonië en roepen dan dat het een schande is dat zij moeten opdraaien voor die achterlijke Walen. Zij, de aanhangers van de N-VA en het Vlaams BelangGa naar voetnoot21, zijn dan ook voor het opsplitsen van het land. Maar tegelijkertijd vinden zij het feit dat Wallonië zo afhankelijk is van Vlaanderen fantastisch, omdat ze bedoelen: kijk eens wat een verspilling en wij rijke Vlamingen kúnnen dat. Op die manier bevestigen ze, vanuit hun kaakslaggevoel, hun superioriteit ten opzichte van die arme volksstam der Walen. In die zin is België ook een interessante mythe. Je hebt die Vlamingen en die Walen en die moeten samenleven. Eigenlijk horen die niet samen en eigenlijk verstaan die elkaar al 175 jaar niet. België valt uiteen sinds het bestaat. Ik vind het heel interessant als artiest om met zulke noties om te gaan. Het feit dat we niet één cultuur zijn, dat is perfect zo. Misschien moet je kunnen leven in een huis waar de deur openstaat. Misschien moet je niet die onzinnige zoektocht telkens opnieuw opzetten naar ‘zuiverheid’ en ‘identiteit’. Het is ook wat Salman Rushdie zegt, opnieuw zeer postmodern: kunnen leven met onzuiverheid. En ook een opdracht. Daarom, Nederlandse vrienden, is trouwens Brussel de hoofdstad van Europa, omdat het zo'n vreemde, lelijke, pretentieloze creatuur is. Onze sterkte is juist het mediëren, het bemiddelen. Wij hebben niet eens een eigen karakter, wij moeten dus gastvrij zijn. Als je hier je centrum uitroept, | |
[pagina 48]
| |
dan kies je niet voor de Franse cultuur en kies je niet voor de Germaanse cultuur. Loodgieterij noemen wij dat, niet rechtlijnig zijn. Ik heb ergens in een boek ook het voorbeeld gegeven van ons koningshuis: een licht ridicule schepping, archaïsch en feodaal en toch zo charmant als een kinderboek. Onze koning had iets tegen abortus. Op een bepaald moment wordt voor de abortuswet gestemd en Wilfried Martens, eerste minister toen, zei: oké, we maken onze koning twee dagen geen koning, gezien de onmogelijkheid om te regeren. De wet wordt gestemd en daarna komt hij gewoon terug.Ga naar voetnoot22 Voorbeeld van katholieke hypocrisie en tegelijk van een sprookjesachtige schoonheid waar de wijde omwereld jaloers op mag zijn. Dat soort schoonheid hebben jullie in Nederland niet. En let op, er wordt hier ook flink wat gelachen met ons koningshuis en tegelijk zetten we ze liefdevol op onze koekjesdozen. In die zin is België een goed vaderland. Wij zijn ongelovige, ironische patriotten. Wij zetten de Belgische vlag op de dweil.Ga naar voetnoot23 Wij zijn niet trots op ons land, wij ‘citeren’ slechts dat vaderland en dat is een hele goede manier om om te gaan met naties. | |
Het Sjamanisme, De New AgeIn Siberische culturen heb je de figuur van de sjamaan, zo'n beetje een halve gek. Af en toe gedraagt-ie zich vreemd en iedereen luistert: Ah, onze God, of Iemand ginds, heeft een boodschap voor ons. Doordat hij medium is, kan hij zelfs door zijn kracht mensen genezen. De priester bij ons is eigenlijk ook maar een sjamaan, ook een man in een gek kleed. Hij haalt boodschappen van God binnen en vertelt die aan de gemeenschap. Een goede vraag is: kan een schrijver dat ook? Medieert de schrijver ook op die manier? Vertelt hij ook verhalen in wartaal - maar die toch goed klinken? Misschien is dat meteen de definitie van fictie: het is niet waar, maar het klinkt wel goed. En ook de definitie van bijvoorbeeld | |
[pagina 49]
| |
godsdienst: ook al is het niet waar en is het een leugen, het is verdomme goed verteld. En vooral: het werkt. Soms worden mensen genezen door die halve gek. Zo geloof ik zelfs in de helende kracht van poëzie. Je weet niet hoe het werkt, ik kan het ook niet honderd procent uitleggen, maar het heeft wél een effect. En in die zin heb ik ook bijgeleerd door Mijnheer sjamaan te schrijven. Vroeger was ik geneigd om gemeen te discussiëren met mensen die me vragen naar mijn sterrenbeeld. Ik voel mij daar zelfs door beledigd. Terwijl die mensen willen weten: hoe is jouw zelfbeeld? En vooral delen ze ook mee: ik vind zelf dat ik waterachtig ben, en daarom noem ik mezelf Vis. Het is zoals in een versleten, onduidelijke spiegel kijken, je ziet wat je wilt zien. Of als we aan het winkelen zijn: kijken we in de etalage naar de kleren die daar hangen of kijken we ook naar onszelf? Of alletwee. Kijken we dóór onszelf naar die kleren om te weten wie we zijn. Wie kan ik zijn? Hoe kan ik overkomen? Op zich, New Age, ik word daar nog altijd redelijk kwaad van. Mensen die niet in God geloven, maar wel in ufonauten, of het ietsisme, hoe kitscherig allemaal. Als je zegt dat er meer is, noem het dan fatsoenlijk God of zo, niet ufonauten of ‘iets’. In die zin heb ik wel sympathie voor mensen die gelovig zijn, want die zíen tenminste iets. Dat staat ook in Mijnheer sjamaan: ik heb lang geleden ooit geloofd, dus ik zie nog steeds exact de contouren van dat gat. Ik voel dat nog zelfs, en als mensen sterven dan zie je exact wat er vroeger inzat. Ik heb een hekel aan dat belachelijke - excusez-le-mot - postmoderne assemblage-gedoe van: ik ben wel sjamanistisch, maar ik ben ook vegetarisch. Terwijl de sjamaan, die slacht de kip en sprenkelt het bloed in het rond. Dus zit niet iets te verzinnen met een onnozel sjamanentrommeltje. Ik schrijf in Mijnheer sjamaan over die cursus die ik volgde.Ga naar voetnoot24 Ik zat daar tussen bijna allemaal vrouwen, moest de aura voelen bij vrouwmensen bij wie ik absoluut geen behoefte had de aura te voelen. Ik voelde niets. Wat kom je hier doen, vroegen ze me, want ze voelden ook niks bij mij. Toen ik zestien, zeventien jaar was - ik schaam me nog steeds - las ik over astrologie, Mellie Uyldert enzo.Ga naar voetnoot25 Ik tekende tarotkaarten over, ik studeerde op die onnozele onzin. Pas toen ik in Leuven ging studeren, gooide ik dat monter van me af. | |
[pagina 50]
| |
In mijn boeken wil ik met dat soort zonden, fases, herinneringen afrekenen. Ik heb bijvoorbeeld tot mijn eerste studiejaar in Werchter gewoond, toen zijn we verhuisd naar Turnhout, die ‘Jack-Op’-cyclus in Fijne Motoriekgaat over die Werchter-periode en de honderd herinneringen die ik nog van toen had. Ik heb de behoefte om die periodes zo af te sluiten; over Werchter hoef ik nooit meer te schrijven. Over Turnhout, toen ik daar ben beginnen wonen, moet ik ook nog iets schrijven: uitklaren, opruimen, ritueel verbranden zeg maar. Over mijn IRC-periode heb ik geschreven, hoef ik ook niet meer te doen. Over het feit dat ik nu die reizen maak enzovoort, dat is ook in orde. Ik kan op die manier periodes wegschrijven, dan kan ik dat vergeten. | |
De ToekomstSinds enige tijd reis ik af en toe voor mijn werk bij een bank en in die zin kwam ik uit bij het thema van mijn volgende boek, dat zal heten Grote Europese roman. Dat is natuurlijk een hoogmoedige knipoog naar The Great American Novel, een boek van Philip Roth, maar ook een apart genre in Amerika. Die Amerikanen proberen toch op een wonderlijke manier, heel pretentieus, de wereld en heel het tijdsgewricht te vatten in een roman. Kennedy speelt daar een rol in, maar ook hun moeder. Schrijvers als Jonathan Franzen, Pynchon en Don DeLillo doen dat in Amerika. In België bijvoorbeeld recent Tom Lanoye met zijn trilogie: dat is diezelfde ambitie om iets heel groots, alomvattends te beschrijven. Het boek begint kort na 2000, de euro wordt ingevoerd. Het gaat over zakenlui: een oude man en een jonge man, ze heten Robin en Theo, natuurlijk weer afsplitsingen of uitsplitsingen van Robert Marchand.Ga naar voetnoot26 Het is opgebouwd zoals Primo Levi's Het periodiek systeem. Ik houd van dat soort monomane waanzin. In Mijnheer sjamaanwaren dat de honderd hoofdstukken, gescheiden door eindnoten. Om dat goed uit te zetten vind ik fantastisch. Het nieuwe boek - Grote Europese roman - bestaat uit zesendertig hoofdstukken, corresponderend met zesendertig hoofdsteden en intussen wordt de roman ‘verteld’. De hoofdpersoon reist rond door Europa en soms is hij in de stad waar het hoofdstuk over gaat, maar niet altijd. Zo | |
[pagina 51]
| |
speelt het hoofdstuk Ljubljana zich ook af in Ljubljana, maar het hoofdstuk Bern speelt zich af in Zaal ‘Bern’ in een hotel en het hoofdstuk Lissabon speelt zich af in Brussel, waar iemand een Portugees liedje heeft gehoord. Of zoiets. Het concept heb ik al uitgetest, twee jaar geleden samen met de Franstalige auteur Jean-Luc Outers. Het heet ma petite mijn kleine capitate hoofdstad, dat een verknoping is van mijn kleine hoofdstad en ma petite capital. En we hebben toen afgesproken: we behandelen een aantal hoofdsteden in hoofdstukken. Dus een hoofdstuk Brussel, een hoofdstuk Rome, Riga enzovoort. Allemaal kleine anekdotetjes. Mijn collega Jean-Luc Outers heeft in het Frans geschreven, ik in het Nederlands. Op die manier reis je door Europa. Kleine impressies. Dat was een kleine Europese novelle, die ik nu in het groot ga overdoen. Die roman vertelt het verhaal van Europa van vandaag, en komt uit bij één ding. En dat is: taal. Je verstaat soms mensen, en soms versta je ze niet. Voor mijn werk ging ik pas naar Warschau, en sprak daar met een aantal mensen. Ik probeerde hen te overtuigen en ging weer weg. Je weet niet zeker of je hen begrepen hebt, je weet ook niet wat ze onthouden en je weet ook niet of ze gaan doen wat ze zeggen dat ze gaan doen. Veel mensen worden daar boos of lusteloos van. Maar misschien is dat gewoon de essentie van taal: ik zeg iets en ik weet niet zeker of jij dat goed begrepen hebt. En iemand zegt mij iets en ik denk dat ik het begrepen heb en ik ben weg, het verhaal is okay maar niemand weet of het juíst is. Dat is de kleine conclusie van een grote roman. | |
De PolitiekMet literatuur kun je alleen indirect bijdragen aan de maatschappij en nooit letterlijk. Literatuur is geen politiek en ik ben ook geen politicus, dat is me te eenduidig. Mijn vader was wel politicus, hij was volksvertegenwoordiger voor de katholieke partij CVP.Ga naar voetnoot27 Hij was zeer afwezig thuis. Er wordt soms gezegd dat politici alleen bezig zijn met macht. Ja, uiteraard zijn die bezig met macht, ze geloven in de maakbaarheid van de samenleving en je hebt mensen nodig die daar in geloven. Schrijvers kunnen de samenleving niet maken, terwijl politici wel enige impact hebben. Anderzijds, bijvoorbeeld | |
[pagina 52]
| |
mijn Mijnheer sjamaan, dat is een kritische reflectie op het discours van de industrie over duurzaamheid, milieu enzovoort, dat mag je zeer politiek lezen. In die zin is dat een ecologisch boek, meen ik écht. Ik heb ook wel een vreemd-persoonlijke relatie met het Vlaams Blok en Vlaams Belang en dat soort zaken. Omstreeks '68 werd mijn vader hard aangepakt door de voorgangers van het Vlaams Blok, de VMO.Ga naar voetnoot28 Ik was negen of tien jaar, het was verkiezingsperiode en de VMO was toen echt een privémilitie met leden die rondliepen in pseudo-militaire uniformenGa naar voetnoot29. Af en toe sloegen die iemand vrolijk in mekaar. Op een meeting is mijn vader in mekaar geslagen, hij lag een jaar in het ziekenhuis. Zijn auto was volgeplakt met Vlaamse Leeuwtjes. We spraken er thuis eigenlijk nooit over. Pas toen mijn vader gestorven is, zei een oom van me, een broer van mijn vader: ‘Zeg, ik heb hier nog iets liggen voor u.’ Het waren de kopieën van processenverbaal van die aanslag, ook al werd bij ons thuis steeds gesproken over ‘het accident’. Sindsdien zijn mijn broers en ik nogal Belgicist. Dat is natuurlijk weinig rationeel, maar in Het is niet ernstig, Mon Amour enzovoort zing ik toch wel de lof van België als een politiek project, als een soort cultus van verscheidenheid. Iemand die een andere taal spreekt is juist interessant want je kan daar juist iets van leren. Vlaanderen mag niet geschreven worden met de VL van navel. Hoewel, er is een nieuwe brede generatie Vlamingen die heel sterk naar zichzelf kijkt en die beweert: ‘De tael is gansch het volk’.Ga naar voetnoot30 Terwijl: het Belgische volk, dat zijn verschillende talen, we hebben zelfs Duitstaligen in de oostkant van ons land. Geert van Istendael zegt dat ook, en Benno Barnard, Kamiel Vanhole, Dieter Lesage. Ik vrees dat de Belgische mayonaise steeds minder pakt. De politiek heeft de boel al zo ver opgesplitst, de samenleving verkaveld en de beeldvorming in de media versterkt dat. Wij Belgen kijken ook heel weinig naar elkaars cultuur. De een zegt: pater Damiaan en de ander zegt: Jacques BrelGa naar voetnoot31 terwijl die twee allebei relevante Belgen zijn. Het kalf van België is verdronken, vrees ik. |
|