Vooys. Jaargang 24
(2006)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Uit de kast!In de rubriek Uit de kast! biedt Vooys gerenommeerde personen uit de wereld der letteren de gelegenheid om hun passie voor een werk uit hun eigen boekenkast over te brengen. In deze aflevering vertelt Frederieke Hijink - auteur van onder meer de roman Achter glas en de toneelstukken Tij en Hij ploegde voort - over de invloed van De Ingewijden van Hella Haasse op haar denken over literatuur en theater. Frederieke Hijink Ergens werd een zolder opgeruimd. Ik kreeg een grote doos vol spullen die ooit van mij waren en opnieuw van mij werden. Ik herlas brieven, prevelde namen die ik was vergeten en maakte toen de befaamde stapels met die mix van sentimentaliteit en gezond verstand die onze privé-afvalberg een beetje overzichtelijk houdt: wat te bewaren en wat niet. Tot de eerste categorie behoorde een schoolkrant waar ik mijn eigen naam in het redactioneel trof. Het is altijd prettig om met terugwerkende kracht bevestigd te krijgen dat ‘het’ er toen al in zat, dus ik knikte tevreden naar mijn jongere zelf dat een parmantig redactioneel had geschreven. Wat ik me dankzij de spullen in die doos opnieuw herinnerde, was dat mijn drang om te schrijven voortkwam uit de liefde voor het lezen. En dat ik in die periode een boek las dat mij voor het eerst op het spoor zette van een inzicht gaf dat zich nog steeds verdiept: een goed verhaal gaat nooit over waar of niet waar, maar over geloofwaardigheid. | |
PoppenkastHet lukte me jaren niet om het aan te schaffen, tot het eind jaren negentig verscheen als pocket. Maar De Ingewijden van Hella Haasse was voor mij, toen ik het voor het eerst leende uit de bibliotheek, een mirakel. Het voedde iets dat ik zo rond die leeftijd begon te vermoeden maar nog niet echt doorgrondde: dat iedereen z'n eigen waarheid heeft en dat niemand en dus iedereen gelijk heeft. De ingewijden is een roman waarin ieder hoofdstuk verteld wordt vanuit een verschillend personage. Ik dronk het in als de bessenjus die ik zo langzamerhand begon te waarderen, ik zuchtte mee met misverstanden, slaakte geërgerde uitroepen als men om de hete brei draaide, praatte tegen de papieren personages. ‘Zeg dat dan!’ ‘Doe dat nou niet!’ Als een kleuter die opspringt voor de poppenkast om ‘Jan Klaassen, | |
[pagina 63]
| |
achter je!’ te roepen, zo identificeerde ik me met Jessica Manning, Niko Stephandidakis, Lucas Gosschalk, Marten Siebeling, Elina Breskel en Helmuth Storm. Zes waarheden, zes notendopjes op de zee van het lot. Op een briljante, ontroerende manier bouwde Haasse een kaleidoscoop waardoor ik tuurde naar iets dat me naar adem deed happen. Zo ingewikkeld was het dus of zo eenvoudig: als je alles zou weten, zou je alles begrijpen. Nu waren mijn zintuigen toen al geneigd om dingen te zien die niet aanwijsbaar waren en boodschappen te horen die niet expliciet werden uitgesproken. Hoe lastig dat af en toe ook was in het dagelijks leven, onder andere door De Ingewijden begon ik te begrijpen dat het wáár is dat alles een grotere samenhang heeft dan op het eerste oog zichtbaar is. Het was alsof ik in een mij onbekende stad liep en heel even van bovenaf op een plattegrond mocht kijken. Het gaf zicht op de ontelbare manieren om naar dezelfde kale feiten te kijken, waarbij ik - door de vertelkunst van Haasse - het gezichtspunt en het gedrag van alle personages, hoe ver ze ook van me afstonden in leeftijd of overtuiging, gelóófde. En met z'n allen vertelden ze me een verhaal dat veel groter was dan de som der delen. | |
Tussen de regelsIk heb het eens gelezen, of ik heb het zo onthouden: in alle Shakespearestukken zijn de personages in feite de stemmen die in één mensenhoofd hun meningen mompelen. Hamlet als voice-dialogue avant la lettre... Hoe dan ook zijn de technische hulpmiddelen die je hebt om de psychologie van een personage duidelijk te maken, bij het schrijven voor theater anders dan in een roman. Als toneelschrijver heb je immers voornamelijk de dialoog als bouwmateriaal tot je beschikking, als je tenminste weigert om de boel dicht te timmeren met verklarende voice-overs of strikte regie-aanwijzingen. Dat de woorden die jij verzint ten tonele wordt gebracht door levende wezens die bewegen, handelen en intoneren, brengt een wonderlijk proces op gang. De eerste keer dat ik acteurs een tekst hoorde lezen die ik had geschreven, was ik tegelijkertijd geschokt en dankbaar. Ze lazen uiteraard precies wat er stond, maar het klonk heel anders dan ik bedoeld had. Steeds beter begon ik te begrijpen wat schrijven voor theater zo mooi maakt. Om personages geloofwaardig te laten zijn, is het zelden interessant dat zij vertellen wat iedereen zelf kan zien of hardop melding maken van hun conflicten, angsten of motieven of zich verliezen in theoretische beschouwingen. Dat maakt kunst zo plat als een dubbeltje of zo wazig als een verkeerd ingestelde verrekijker. Niet in de tekst, maar via de uitgesproken tekst probeer je voelbaar te maken dat de personages zich in een draaikolk bevinden terwijl ze zich vastklampen aan het drijfhout van hun eigen overtuigingen. Op die manier ontstaat subtekst: het verhaal ‘tussen de regels’, en dat is de klei waar de regisseur en de acteurs mee kunnen boetseren. Zo ontstaat een nieuw verhaal, met een eigen gelaagdheid. Dan kan bij theater het magische moment optreden: dat je als toeschouwer die mensen daar op toneel onvoorwaardelijk gelooft. Omdat je ineens diep van binnen beseft dat wij allen Jan Klaassen zijn die verbaasd vraagt waarom iedereen toch zo gilt, maar dat wij ook Katrijn zijn die achter hem de koekenpan omhoog zwaait en, én de veldwachter, én de toeschouwer | |
[pagina 64]
| |
die hun herkenbare geworstel observeert. ‘Beschouw een ieder in zijn eigen perspectief’, schreef de toneelschrijver Peter Handke ooit. Oordeel dus niet: over de bruut of de hoer, de nar of de koning. Wij zijn het zelf en dat wordt duidelijk als we de taal en het spel van ieder personage geloofwaardig achten. Hella Haasse was ooit actrice en schreef ook toneelteksten, dus het zal niet voor niets zijn dat De Ingewijden mij iets leerde waar ik nog steeds profijt van heb. Juist wie voor theater schrijft, moet de alledaagse paradox aanvaarden dat iets dat gezegd wordt, zelden gelijk is aan dat wat werkelijk bedoeld wordt. Zo biedt de kunst de kans op een inwijding: in de magische complexiteit van het leven die zo briljant van eenvoud kan zijn. |
|