vandaag anders. Vol lof is Vullings over de ‘vanuit ons wingewest [sic] [toegewaaide] stapels papier waarop eigengereide, gemene, subversieve, politiek incorrecte personages hun plaats opeisen.’ Draai deze kwalificaties om en je krijgt een beeld van het in Nederland geproduceerde proza: braaf, in de pas, navelstaarderig, politiek correct.
De Nederlandse loftuitingen gingen in Vlaanderen natuurlijk niet onopgemerkt voorbij. Bijna een hele bladzijde trok De Morgen uit om het fenomeen te duiden en te herkauwen. Ook Daniëlle Serdijn, recensente voor Het Parool en jurylid van de Librisprijs kwam er aan het woord: ‘Ik zeg het al jaren: de jonge schrijvers in Vlaanderen zijn een pak interessanter dan de jonge Nederlanders.’ Van trots zwol de Vlaamse borst.
Terwijl we ook gewoon onze vingers hadden kunnen gebruiken, om te tellen. En dan blijkt het eigenlijk nogal mee te vallen met die Vlaamse literaire triomf. Van de achttien Librisnominaties komen er vijf uit Vlaanderen. Minder dan een derde dus, ongeveer in verhouding tot de bevolkingsaantallen (zes miljoen Vlamingen, zestien miljoen Nederlanders). Er kwam ook een inhoudelijk relativerende reactie uit Vlaanderen. Frank Albers, ex-chefboeken van Standaard der Letteren, maakte in NRC weinig barmhartig brandhout van Fortuins lofrede: wat een achterlijke, want ‘conventionele, romantisch-individualistische’ criteria hanteert die man bij de beoordeling van boeken! Door Fortuin vol enthousiasme aan de Vlaamse auteurs toegeschreven eigenschappen als ‘eigengereidheid’, ‘scompromisloze energie’ en een ‘compromisloze manier van schrijven’ vertellen ons inderdaad erg weinig over de maatschappelijke relevantie en inhoudelijke diepgang van hun werk. ‘Treden deze schrijvers op de een of andere manier in dialoog met de geschiedenis? Slagen deze schrijvers erin om romans te bedenken waarin de kleine geschiedenis van het individu en de grote Geschiedenis elkaar snijden en wederzijds verhelderen? Stellen ze belangwekkende ethische vraagstukken aan de orde?’ Zulke vragen acht Albers veel relevanter. En door net dat punt te maken bewijst hij volgens mij, ironisch en ongewild, Fortuins ‘gelijk’. Ja, Vlamingen zijn ‘beter’, kijk maar hoe makkelijk de ex-chef boeken van DSL met zijn weldoordachte analyse zijn al te oppervlakkig redenerende Nederlandse tegenhanger van tafel kan vegen.
En dat hij dat kan, heeft misschien wel te maken met de andere literaire en academische waarden die heersen in Vlaanderen. Een kritisch en analytisch discours dat je - een toevallige recensent als Arnold Heumakers of Hans Goedkoop uitgezonderd - in Nederland enkel op de universiteit kan aantreffen, staat in Vlaanderen al jaren in de krant. Aandacht voor de ideologische en politieke aspecten van literatuur gold in Nederland tot voor kort als een gênant relict uit de jaren zeventig, toen het tijdschrift Raster hierin grossierde. In Vlaanderen is die aandacht nooit weggeweest.