richt, zoals in de serie Moonlighting uit de jaren tachtig, of een film als High Fidelity (2000). Bovendien ironiseert Vroman die beproefde truc: alsof het de normaalste zaak van de wereld is, spreekt de dichter al vanaf de eerste regels zijn lezer aan, om deze vervolgens doodleuk te vertellen dat het onmogelijk is om hem aan te spreken. Een Kretenzerparadox dus, maar dan eentje met een knipoog.
Het ‘geintje’ dat Vroman uithaalt, verklaart ook waarom The Juan McLeans ‘Dance with me’ zo anders is dan gewone dance. Want wat wil die zangeres nou eigenlijk van de luisteraar? Dansen? Of is er meer aan de hand? Herinneringen aan Vromans ‘wien ik griefde weet ik niets te geven: / liefde is het enige’ dringen zich aan je op wanneer ze zingt: ‘I'm giving you my best’ en ‘Let me love you’. Zulke regels suggereren dat er iets fundamenteels op het spel staat:
There's something I've got to tell you,
But I don't know where to start.
Dit gaat niet meer over een avondje stappen, dit gaat over de onoverkomelijke onbereikbaarheid van de Ander. Hier is die Ander degene die wordt aangesproken - jij dus. Opeens ben je niet alleen maar getuige van verdriet, maar maak je zelf evengoed deel uit van een communicatief drama, dat de trekken heeft van slapstick: deze zangeres wringt zich in allerlei bochten om de kloof tussen haar en jou te overbruggen, maar dat gaat op alle fronten faliekant mis. De woorden voldoen niet (‘I can't find the words’) en de muziek al evenmin: het opzwepende refrein ten spijt (‘Come on, get on the floor’), is ‘Dance with me’ hoogstens een parodie op de clubhit. Het liefst zou de zangeres haar gevoelens willen tonen, maar ja, het beeld is nu juist hét medium dat haar níet ter beschikking staat. Tot overmaat van ramp is ze ook nog eens lichamelijk afwezig: zelfs als je al op haar uitnodiging ingaat, sta je toch nog in je eentje op de dansvloer. En de grap is natuurlijk dat ze, ondanks al die tegenslagen, er al die tijd al in geslaagd is om contact met je te maken. Terwijl alles erop wijst dat het nooit meer goed zal komen met de communicatie tussen haar en jou, heeft ze vanaf het begin van het nummer je aandacht, en weet ze je wel degelijk mee te slepen in een peilloos leed.
Grappig? Ja, hartverscheurend grappig.
Gaston Franssen is als promovendus verbonden aan het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur. In zijn onderzoek onderwerpt hij de poëzie van Gerrit Kouwenaar aan een tegendraadse lezing.