De hond blaft even als de bel gaat en Van Kooten opent de deur. ‘Goed dat jullie er zijn, ik heb net thee gezet.’ We gaan de trap op naar zijn werkkamer: imposante boekenkast, ontspannende zitjes, wandvullend schilderij, foto's van vrouw, kinderen en kleinkind. Vanachter zijn bureau heeft hij een goed zicht op de Amstel. We nemen plaats en de thee wordt ingeschonken.
Wanneer begon uw fascinatie voor grappige verhalen?
Die stamt uit de jaren vijftig. De Tweede Wereldoorlog was net achter de rug en het land werd opgebouwd. Dat gaf de mensen een reden om komische teksten lezen en de vrolijkheid nog wat aan te dikken. Het was tijd voor onbekommerde verhalen. Mijn eerste ontdekking was Carmiggelt. Ik las in het Haagsch Dagblad iedere dag zijn ‘Kronkel’, ik vond die stukjes echt prachtig. Later op de middelbare school mocht je eigenlijk geen humoristen meer lezen, het was geen literatuur, maar uit protest las ik ze toch. Ik leerde de korte verhalen van Remco Campert kennen, mijn tweede grote ontdekking. Hij was nog absurder dan Carmiggelt. Campert schreef toen ook voor Mandril, het enige satirisch-komische tijdschrift dat we in Nederland gehad hebben, maar dat slechts een jaar of drie heeft bestaan.
Hoe bent u vervolgens bij de Engelse literatuur terecht gekomen?
Toen ik Engels leerde, ging ik me ook voor de Angelsaksische humor interesseren; James Thurber, Robert Benchly en S.J. Perelman. Ik ben die schrijvers gaan lezen en verzamelen en ik kan inmiddels met een gerust hart zeggen: er is geen Anglo-Amerikaanse humorist die ik niet ken. Ik heb ze allemaal wel gelezen. Voor Mijn Plezierbrevier heb ik van iedere schrijver het leukste stukje uitgezocht, vertaald en verklaard waarom ik erom moet lachen. Ik geef, zo min mogelijk didactisch, wat uitleg en onderzoek wat de graptechniek is.
Waar gaat die humor dan over?
Ten eerste over het falen van en de moeilijkheden met de moderne dingen. Neem nu mijn problemen met het powerbook vandaag. Wim de Bie is jarig en ik wil hem een e-mail sturen. Ik probeer steeds te verzenden, maar de server accepteert zijn e-mailadres niet. Het gevecht daarmee is een thema voor de komische schrijver. Maar het kan ook gaan over een nieuwe typewriter, het moderne scheermes of de koffiemachine. Een ander thema is het onbehagen met de partner: ‘Mijn vrouw mag dit niet weten, mijn vrouw mag dat niet weten, mijn vrouw vindt het niet goed als ik sigaren rook.’ Om maar wat te noemen. En dan heb je ook nog het onbehagen met de groep: ‘Hoe breng ik in godsnaam die kerstdagen door?’ en ‘hoe moet ik me gedragen in een restaurant bij een officieel diner?’
En wat is daar nu zo grappig aan?
Ik vind de thema's interessant, omdat ik ze een beetje tragisch vind en betrek ze op mijzelf. Ik ben geen groot schrijver, geen romancier, en dat herken ik bij die jongens. Little man humour heet het genre ook wel in Amerika. Daar tegenover staat volgens mij de grote, zwarte humor van schrijvers als Hacek, Mann en Flaubert. Ik kies voor de kleine schrijvers die het metier van het schrijven van korte komische verhalen volledig onder de knie proberen te krijgen. De kleine humoristen kennen hun maat: die zijn zelf de kleine man. Al die Anglo-Amerikaanse schrijvers, die hebben dat grote niet in zich gehad, maar hebben zich gericht op de techniek van de lach, de gag, de grap. Zij vangen het leven in al zijn kleinheid en alledaagsheid. Ik vind het leuk om juist dat boven water te halen.
U schrijft zelf ook ‘kleine humor’. Hoe komt een verhaal van Kees van Kooten tot stand?
Veel van wat ik schrijf is echt gebeurd. Je kunt het controleren. Ik heb bijvoorbeeld een verhaal geschreven over een poezendeurtje dat ik in mijn oude huis in de deur wilde zetten. Ik woon er niet meer, maar dat huis staat er nog en die deur is er ook nog, en er zit inderdaad een poezendeurtje bovenin en onderin. Omdat ik de deur uit de sponning had gehaald en in het wilde weg ben gaan zagen. Het gevaarlijke met komisch schrijven is dat je zulke fouten gaat opzoeken, je eraan overgeeft en je snel met de situatie verzoent, en denkt: ‘Ik sta nu wel voor