Vooys. Jaargang 23
(2005)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||
Ik ben duizend mensen
| ||||||||||||||||||
GrensverkeerIn 1994 publiceerde Peter van den Hoven de bundel Grensverkeer - over jeugdliteratuur. Met deze titel verwijst Van den Hoven naar een fenomeen dat zich afspeelt op een grens: de grens tussen jeugd- en volwassenenliteratuur. Inderdaad is er sinds de jaren tachtig een interessante ontwikkeling gaande op het gebied van jeugdboeken. Een veelgebruikte term is de ‘emancipatie’ van de jeugdliteratuur in de wereld van de volwassenenliteratuur. De jeugdliteratuur krijgt steeds meer aandacht: van auteurs, van lezers en van wetenschappers. Zij is in de afgelopen decennia drastisch veranderd en die verandering zet nog steeds door. In dit artikel bespreek ik de jeugdliteratuur, meer specifiek de adolescentenroman, in verband met ‘literaire socialisatie’; de ontwikkeling die een lezer doormaakt in zijn of haar lezersloopbaan van kinderboeken tot en met de wereldliteratuur. Ik maak hiervoor gebruik van twee literaire adolescentenromans van de Vlaamse schrijfster Anne Provoost. | ||||||||||||||||||
Wat is adolescentenliteratuur?Rita Ghesquire heeft zeer veel onderzoek gedaan naar jeugdliteratuur. Zij wijst erop dat ‘jeugdliteratuur’ als overkoepelende term wordt gebruikt voor zowel kinderliteratuur als jongerenliteratuur. Daarbij verwijst kinderliteratuur naar literatuur die wordt uitgegeven voor kinderen tot elf à twaalf jaar. De jongerenliteratuur betreft fictie voor de leeftijdsgroep 13 tot 15 jaar en 15+. Hieronder vallen bijvoorbeeld detectives en griezelverhalen, maar ook de adolescentenliteratuur. Deze laatste term is speciaal gereserveerd voor boeken die de ontwikkelingsfase van kind naar volwassene als onderwerp hebben. (Ghesquire 2000) Helma van Lierop heeft ‘adolescentenliteratuur’ heel bruikbaar gedefinieerd als: | ||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||
romans, gericht op de leeftijdscategorie twaalf jaar en ouder, waarin een zoektocht beschreven wordt van personages naar hun eigen identiteit. De levensfase tussen jeugd en volwassenheid staat in deze romans centraal. (Van Lierop 2002, p. 23) | ||||||||||||||||||
OntwikkelingenPeter van den Hoven beschrijft in zijn lezing over adolescentenliteratuur voor de werkgroep jeugdliteraire kritiek twee historische lijnen uit de negentiende en twintigste eeuw in de geschiedenis van de adolescentenroman: die van de ‘Bildungsroman’ en die van de picareske of ‘schelmenroman’. (Van den Hoven 1994) In de eerste soort romans is steeds sprake van een jonge held die in een groeiproces een aantal problemen moet overwinnen en ten slotte ouder en wijzer in het leven komt te staan. In de schelmenroman is juist sprake van een anti-held; een verschoppeling die zich staande moet weten te houden in de harde samenleving. Vaak worden zijn streken op humoristische wijze beschreven en is het personage een plat karakter; een type. In moderne jeugdromans komen deze anti-helden ook voor, maar dan meestal als uitgewerkte personages die een ontwikkeling doormaken. De helden uit de ‘Bildungsroman’ vinden we in de jaren zeventig terug in de typische ‘probleemboeken’: meisjes- en jongensboeken waaruit de jonge lezer vooral veel kan leren over het leven. Sinds de jaren tachtig is er in de jeugdliteratuur tevens een belangrijke ontwikkeling te zien op het gebied van de vorm. De boodschap is zeker niet meer het enige dat van belang is, de esthetische kwaliteit gaat steeds meer meetellen. Van den Hoven noemt het kenmerk van deze stroming de ‘esthetische sensibilisering’. Rita Ghesquire meent dat men in dit literaire genre de jeugdliteratuur als kunst beschouwt. (Ghesquire 2000) Al met al nemen deze literaire jeugdromans steeds meer kenmerken over van de volwassenenliteratuur: de grenzen zijn aan het vervagen en worden steeds gemakkelijker en vaker overschreden. Naast de ontwikkelingen binnen de romans vinden er veranderingen plaats in het literaire veld. Een toenemend aantal auteurs voor volwassenen gaat ook kinderboeken schrijven (zoals Sjoerd Kuyper, Toon Tellegen, Nicolaas Matsier en Tomas Ross) en omgekeerd gaan auteurs voor kinderen ook voor volwassenen schrijven (zoals Joke van Leeuwen, Ted van Lieshout, Carry Slee en Lydia Rood). Op wetenschappelijk gebied krijgt de jeugdliteratuur meer aandacht: het aantal doctoraalscripties, handboeken en proefschriften rondom jeugdliteratuur neemt toe. (Van den Hoven 1994) Tijdschriften over jeugdliteratuur zoals Literatuur zonder Leeftijd, het Tijdschrift voor Jeugdliteratuur in de Basisvorming en Leesgoed vormen een platform voor vele discussies. Helaas blijkt dat de literaire adolescentenroman door velen nog steeds als jeugdboek, en bovendien als minderwaardig wordt gezien. In een speciale editie over adolescentie van Literatuur zonder leeftijd zegt Joke Linders hierover het volgende: | ||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||
[...] en hoewel het geenszins zo is dat in boeken voor jongeren wezenlijk ander literaire middelen worden gehanteerd dan in literatuur voor volwassenen, zijn er toch veel docenten die jeugdboeken bannen van de literatuurlijst. Uit angst dat die boeken te onnozel of te makkelijk of te licht zouden zijn. (Linders 2000, p. 333) Hoewel de grenzen tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur vervagen worden de literaire adolescentenromans nog lang niet altijd als volwaardige literatuur beschouwd. De stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) probeert hier iets aan te veranderen door de adolescentenroman onder de aandacht te brengen. De stichting reikt naast de bekende Gouden en Zilveren Griffels voor de beste kinderboeken ook elk jaar prijzen uit voor de beste literaire jeugdboeken: de Gouden en Zilveren Zoenen. | ||||||||||||||||||
Een winnaresAnne Provoost (Vlaanderen, 1964) is één van de vertegenwoordigers van de nieuwe, literaire jeugdroman. Ze publiceerde in de afgelopen vijftien jaar vier adolescentenromans, waarvan Mijn tante is een grindewal in 1990 de eerste was. Vallen, over een Belgische jongen die betrokken raakt bij extreem-rechts, zorgde in 1994 voor haar doorbraak bij een groter publiek. Het boek werd bekroond met vele prijzen van volwassenjury's en jeugdjury's, waaronder de Libris Woutertje Pieterse prijs, en het werd bovendien verfilmd. In 1998 volgde De roos en het zwijn, gebaseerd op het sprookje van de schone en het beest. Haar laatste roman De arkvaarders verscheen in 2002. De roos en het zwijn en De arkvaarders zijn goede voorbeelden van literaire adolescentenromans. Beide romans ontvingen in het jaar dat ze verschenen een Gouden Zoen. In de juryrapporten wordt vooral de literaire kwaliteit van beide romans geroemd en opgemerkt dat deze boeken niet uitsluitend voor adolescenten geschikt zijn. De roos en het zwijn: De arkvaarders: | ||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||
De literaire kwaliteit van de jeugdboeken is voor de jury van de Gouden Zoenen een belangrijk kenmerk. Literaire jeugdromans zullen dus zeker in aanmerking komen voor deze prijzen. | ||||||||||||||||||
Voor adolescenten of voor volwassenen?Volgens Provoost moet literatuur voor adolescenten niet te gemakkelijk zijn, een mening die door veel deskundigen op het gebied van jeugdliteratuur gedeeld wordt. Adolescentenliteratuur moet altijd een uitdaging zijn: ze moet meer te bieden hebben dan een probleem met een pasklare oplossing. In de Annie M.G. Schmidt-lezing die Anne Provoost in juni 2003 hield, verwoordt ze dit als volgt: Boeken die lenigheid vereisen trainen lezers in plaats van ze op te voeden. Ze coachen hen in een modus van nadenken, van kritisch beschouwen, van dwars kijken en ontwrichtend interpreteren. (Provoost 2003, p. 6) Dat Provoost niet houdt van gemakkelijke boeken voor jongeren spreekt zeer duidelijk uit haar eigen werk. De roos en het zwijn en De arkvaarders hebben complexe verhaallijnen en met name het taalgebruik zal voor veel jonge lezers een obstakel zijn. In de juryrapporten van de Gouden Zoenen werd voor beide boeken al opgemerkt dat ze niet uitsluitend voor jongeren geschikt zijn, maar dat ze zich bevinden op de grens tussen jeugd- en volwassenenliteratuur. Ook de literatuurcritici merken de literaire kwaliteit van het werk van Provoost op. Annemie Leysen noemt het werk van Provoost ‘volwassen literatuur voor de jeugd’. (Leysen 1999, p. 693) Over De roos en het zwijn zegt ze: Het is een boordevol boek, dat meer dan één lezing nodig heeft. [...] Het biedt interessante literatuur voor jongelui die balen van de oeverloze kommer in zogenaamde adolescentenromans én, evengoed, voor elke volwassene die van grote verhalen op de wijze van bijvoorbeeld G. Marquez houdt. (Leysen 1999, p. 693) De roos en het zwijn is geïnspireerd op het sprookje De schone en het beest, opgetekend door Ginafresco Straparola in de eerste helft van de zestiende | ||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||
eeuw. De wonderschone Rosalena vertelt haar levensverhaal vanaf haar geboorte tot haar zestiende levensjaar: hoe ze lelijk geboren werd maar een grote schoonheid werd, de relatie met haar minnaars, de geboorte van haar kind en ten slotte haar liefde voor de lelijke Thybeert. Rosalena is de roos uit de titel van het boek en duidelijk de spil van het verhaal. Zij spreekt dan ook voortdurend over zichzelf, haar uiterlijk en haar gevoelens. Bij Re Jana uit De arkvaarders ligt dat anders. De arkvaarders is een bewerking en uitbreiding van Genesis hoofdstuk 6 tot en met 10: het verhaal over Noach, zijn zonen en de bouw van de ark. Re Jana beschrijft de gebeurtenissen op de bouwplaats en op de ark. Hoewel haar rol groot is, zijn de arkvaarders - Noach en zijn zonen - degenen waar het verhaal om draait. Re Jana is verstekeling, toeschouwer en commentator. De ruimte die het bijbelverhaal open laat voor interpretatie heeft Provoost ten volle benut. Ook dit boek is niet enkel voor adolescenten geschikt. Opvallend is dat het beschikt over twee verschillende NUGI-codes, te weten 222 (fictie voor de leeftijdsgroep 13+) en 300 (Nederlandse literaire romans, verhalen en novellen).Ga naar eind1 De uitgever heeft de roman dus zowel voor jongeren als voor volwassenen geschikt geacht. Daar is hij niet de enige in gebleken: Teunis Bunt schrijft in zijn recensie van de roman: Ik denk dat zowel jongeren als volwassenen ervan hebben genoten en door het in het vakje jeugdboeken te plaatsen doen we het tekort. Ook De arkvaarders is in de eerste plaats literatuur, een boek dat volwassenen niet als een kinderboek terzijde moeten leggen. (Bunt 2002) Het taalgebruik in De arkvaarders is zoals gezegd niet gemakkelijk en levert zelfs voor volwassenen soms problemen op. Recensente Nanda Roep is zich hiervan bewust en schrijft in Trouw. ‘Provoost lezen is niet gemakkelijk. Zij heeft het over kameniers op onagers (dat blijken kleine, wilde halfezels te zijn), en ze maakt lastige, lange zinsconstructies’. (Roep 2001) Provoost neemt dus een flinke afstand tot de gemakkelijke jeugdliteratuur; haar werk doet wat complexiteit betreft niet onder voor volwassenenliteratuur. Ze zegt zelf dat ze geen speciale doelgroep voor ogen heeft: ‘Er is in mijn leven niets dat ik voor jonge mensen doe dat ik niet voor volwassenen doe’. (Provoost in Rinckhout 2001, p. 2) De grens is overschreden, het onderscheid is niet eenvoudig meer te maken. | ||||||||||||||||||
De adolescentenroman en literaire socialisatieDe literaire adolescentenroman zou volgens velen in de tweede fase van het middelbaar onderwijs zeer goed gebruikt kunnen worden als overgang van kinderboeken naar literatuur voor volwassenen. Nu nog is die overstap vaak zeer abrupt en krijgen jongeren op school verplichte boeken voorgeschoteld waar ze nog niet aan toe zijn. Marita de Sterck spreekt zich uit voor het gebruik van de adolescentenroman in het middelbaar onderwijs in haar bijdrage aan het symposium Van Nijntje tot Nabokov, gehouden in 1997. (De Sterck 1997) Zij hekelt de strikte scheiding die gemaakt wordt tussen jeugdliteratuur en literatuur voor volwassenen, waarbij het genre van de literaire adolescentenroman volledig over het hoofd wordt gezien. Deze (imaginaire) | ||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||
kloof, en de plotselinge, verplichte overbrugging ervan, zijn er volgens haar de oorzaak van dat veel adolescenten rond hun vijftiende jaar afhaken als het om lezen gaat. De Sterck wijst andere jeugdboeken echter niet af. Hoewel ze niet erg positief is over ‘de enige echte adolescentenroman zonder scherpe kantjes, die qua morele duidelijkheid niets aan de verbeelding overlaat’, ziet ze hiervoor toch ook een rol weggelegd. (De Sterck 1997, p. 86) Dit soort romans kan drempelverlagend werken en daardoor de jeugd aan het lezen houden. Het is volgens haar echter jammer dat ze ‘niet genoeg literaire uitdaging bieden of te zeer gebukt gaan onder onze volwassen verdedigingsen beschermingsmechanismen’. (De Sterck 1997, p. 86) De gemakkelijke boeken kunnen de eigen keuze van de lezer zijn, maar het is niet genoeg om het daarbij te laten. Om adolescenten literair vooruit te brengen zonder ze op te zadelen met literatuur waarvan de inhoud te veel afwijkt van hun leef- en belevingswereld is volgens De Sterck de complexe, literair krachtige adolescentenroman heel geschikt. Als voorbeeld noemt ze de roman Vallen van Anne Provoost, wier opvattingen over adolescentenliteratuur goed aansluiten bij die van de Sterck. De overige romans van Provoost zouden eveneens zeer geschikt zijn voor de leerlingen in de tweede fase van het middelbaar onderwijs. De roos en het zwijn en De arkvaarders worden aanbevolen voor jongeren vanaf 13 jaar en vormen volgens haar literair gezien absoluut een uitdaging voor de lezers. Ook Helma van Lierop-Debrauwer ziet het belang in van adolescentenromans in het middelbaar onderwijs. Zij deed onderzoek onder docenten Nederlands naar de bekendheid met en de aandacht voor jeugdliteratuur, in het bijzonder de adolescentenroman. Haar conclusie is als volgt: Hoewel ruim de helft van de docenten zegt de ontwikkelingen in de jeugdliteratuur te volgen, zelf adolescentenromans voor jongeren te lezen en het genre ook tot de literatuur te rekenen, bestaat er tegelijkertijd het nodige voorbehoud om de boeken een plaats te geven in het literatuuronderwijs in de tweede fase. De restricties lijken vooral voort te komen uit het feit dat deze boeken zijn uitgegeven als jeugdroman. (Van Lierop 2002, p. 24) De oplossing is volgens Van Lierop het loslaten van het denken in doelgroepen. Ook anderen pleiten hiervoor omdat de doelgroepenindeling binnen de literatuur niets dan verwarring veroorzaakt. Volgens jeugdboekenauteur Edward van de Vendel is het in ieder geval niet de taak van de schrijvers om te bepalen wie hun boek moet lezen: ‘Voor schrijvers geldt: probeer je allerbeste boek te schrijven en bemoei je verder nergens mee’. (Van de Vendel 2000, p. 354) Nu de grenzen tussen jeugd- en volwassenenliteratuur aan het vervagen zijn kan de scheiding wellicht ooit opgeheven worden, zodat adolescentenromans als volwaardige literatuur aangeboden kunnen worden. | ||||||||||||||||||
De theorieUit het voorgaande mag duidelijk zijn dat de adolescentenromans van Anne Provoost door de Gouden Zoen Jury en de jeugdliteratuurcritici alom geprezen worden om hun kwaliteit en hun geschiktheid voor meerdere lezersgroepen. Om eadolescenten nu eigenlijk zelfr achter te komen wat de Nederlandse | ||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||
illustratie Nicole Feijts
van deze boeken vinden, heb ik in het voorjaar van 2004 een empirisch onderzoek uitgevoerd onder leerlingen uit de 4e en 5e klas van de HAVO en het VWO, alsmede onder eerstejaars studenten aan de faculteit letteren van de Universiteit Utrecht. Het betrof een onderzoek naar de mogelijkheden tot identificatie voor adolescenten met de personages Rosalena en Re Jana zoals Anne Provoost ze beschrijft in haar romans De roos en het zwijn en De arkvaarders. Uit voorbereidend literatuuronderzoek bleek dat het verschijnsel ‘identificatie’ voor adolescente lezers van zeer groot belang is. Een lezer kan zich onder meer met een personage identificeren op basis van overeenkomsten en herkenning (similariteitsidentificatie), of op basis van de wens of het verlangen om zoals het personage te zijn (wensidentificatie). Als gevolg van identificatie kan de lezer met het personage meeleven en zich voorstellen wat het personage denkt en voelt.Ga naar eind2 Een belangrijke deskundige op het gebied van de adolescent als lezer is J.A. Appleyard. Met Becoming a reader schreef hij een overzicht van de ontwikkeling van jonge lezers tot volwassen lezers. (Appleyard 1990) In de adolescentieperiode ligt ook volgens Appleyard de nadruk op de mogelijkheid tot identificatie: ‘The more common expression of involvement is not so explicitly a matter of emotion, but rather of identification with the characters and the situations they are in.’ (Appleyard 1990, p. 102) Het zoeken | ||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||
naar een eigen identiteit is voor een adolescent een belangrijke taak in zijn of haar ontwikkeling tot volwassenheid. Identificatie met een personage in een roman kan een lezer hierbij helpen, hem de mogelijkheden van zijn eigen leven laten inzien. De basis voor identificatie is volgens Appleyard vaak de herkenbaarheid van het personage en van de situaties waarin hij verkeert. Er hoeft echter geen sprake te zijn van overeenkomstigheid: ‘Sometimes it is very clear that the identity is something wished for rather than something already shared.’ (Appleyard 1990, p. 104) Om identificatie succesvol te laten zijn moeten het gedrag en de emoties van de personages in het verhaal volgens Appleyard echter wél aansluiten bij de gevoelens van de adolescent: ‘Adolescents want characters like themselves or their ideal selves, with inner lives, but those characters also have to be recognizable and therefore conventional by their standards.’ (Appleyard 1990, p. 106) Opvallend is dat Anne Provoost een genuanceerde mening heeft over de mogelijkheid tot identificatie in de jeugdliteratuur: ‘Ik vind een boek pas interessant als binnen de mogelijkheid tot identificatie ook heel veel wrijving zit. Het mag niet te gemakkelijk zijn om in een personage te stappen.’ (Provoost in De Splenter 2001) De mogelijkheid tot ultieme identificatie is dus niet wat Provoost zelf voor ogen heeft met haar personages. Desondanks worden haar boeken zoals hierboven besproken aangeprezen als zeer goede boeken voor adolescenten. De personages zullen dus toch in zekere mate mogelijkheden tot identificatie moeten bieden, willen ze de gewenste werking hebben. Wanneer een lezer zich kan identificeren met een personage - ofwel als gevolg van herkenning, ofwel omdat de lezer graag zoals het personage zou willen zijn - leidt dit volgens de deskundigen tot beter begrip van en meer waardering voor de roman, meer waardering voor literatuur in het algemeen en mogelijk tot meer begrip voor de eigen situatie en problemen. De ideale adolescentenroman heeft als hoofdpersonage een jongere in de leeftijd van twaalf tot zeventien jaar en is literair complex genoeg om een uitdaging te zijn voor de lezer, zodat deze de overstap naar volwassenenliteratuur kan maken. Bovendien moeten de personages voor een adolescent mogelijkheden tot identificatie bieden. In De roos en het zwijn en De arkvaarders van Anne Provoost zijn de hoofdpersonen Rosalena en Re Jana meisjes van ongeveer vijftien jaar. De boeken zijn bovendien zeer literair, en zouden dus zeer geschikt zijn om in de tweede fase van het middelbaar onderwijs aangeboden te worden. Maar wat vinden de beoogde lezers zelf? | ||||||||||||||||||
De praktijkDe keuze van de twee groepen met lezers in het onderzoek dat ik gedaan heb, is gebaseerd op de uitkomsten van een narratologische analyse die ik van beide romans gemaakt heb. Hieruit bleek dat de twee boeken behoorlijk complex zijn en voor jonge lezers misschien te moeilijk, waardoor onbegrip van de tekst het onderzoek zou kunnen verstoren. In de psychologie is de adolescentieperiode beschreven als de periode tussen 12 en 18 jaar. De lezers uit de adolescentengroep in dit onderzoek zijn tussen de 15 en 17 jaar, omdat zij vermoedelijk minder moeite zullen hebben met de tekst dan lezers van 12 of 13 jaar. Uit de narratologische analyse bleek daarnaast dat zowel Rosalena als Re Jana zich zeer volwassen gedragen. Dit riep de | ||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||
vraag op of nog oudere lezers dan adolescenten zich misschien beter met de meisjes konden identificeren. Deze lezersgroep van jongvolwassenen wordt vertegenwoordigd door de eerstejaars studenten. Voor het onderzoek zijn uit de romans De roos en het zwijn en De arkvaarders fragmenten geselecteerd die de heldinnen voor de gehele roman representatief weergeven. De fragmenten zijn van een dusdanige lengte dat de proefpersonen de gelegenheid kregen zich in te leven in het personage zonder dat het lezen teveel tijd in beslag zou nemen. Van beide verhalen is voorafgaand aan de fragmenten een korte samenvatting gegeven. Er is een vragenlijst opgesteld met vragen die betrekking hebben op de bekendheid met het genre van de literaire adolescentenroman en met Anne Provoost, vragen over de verschillende vormen van identificatie (onder andere ‘Kon je je verplaatsen in de hoofdpersoon? Zijn de gebeurtenissen in het leven van de hoofdpersoon herkenbaar voor je? Zou je willen meemaken wat de hoofdpersoon meemaakt?’) en de waardering van de gelezen fragmenten in de vorm van een cijfer tussen 1 en 10. Door middel van een open vraag (‘Kun je kort beschrijven welke indruk Rosalena / Re Jana op je maakt?’) heb ik de proefpersonen ten slotte de gelegenheid gegeven hun indruk van het personage weer te geven. Uit het empirisch onderzoek is gebleken dat de bekendheid met het genre van de literaire adolescentenroman zeer minimaal is. Slechts 5 van de 136 proefpersonen hadden ooit één of meer van de genoemde romans gelezen. Slechts een kleine zeventien procent van de proefpersonen had wel eens van Anne Provoost gehoord. Geen van de proefpersonen had De roos en het zwijn of De arkvaarders gelezen. Hieruit blijkt dat de aandacht die de boeken van Anne Provoost krijgen op de middelbare school nog zeer klein is en dat jongeren de boeken ook niet in hun vrije tijd lezen. Dit gebrek aan aandacht voor literaire adolescentenromans bleek ook uit het eerder genoemde onderzoek van Helma van Lierop uit 1995; zij concludeerde dat er het nodige voorbehoud bestaat om de adolescentenroman een plaats te geven in het literatuuronderwijs in de tweede fase van het middelbaar onderwijs. (Van Lierop 2002, p. 24) De genoemde boeken zijn de afgelopen jaren allebei door een vakjury bekroond met een Gouden of Zilveren Zoen voor het beste literaire jeugdboek. Het blijkt echter dat de doelgroep van deze boeken niet of nauwelijks bereikt wordt. Op deze manier is het voorgestelde doel als overgang van kinderboeken naar volwassenenliteratuur dus niet bereikt. De scores voor identificatie algemeen liggen voor beide romans iets onder de 3,0 (op een schaal van 1 tot 5 waarbij 1= helemaal niet en 5= heel erg). Voor zowel similariteitsidentificatie als wensidentificatie liggen deze scores lager: rond 1,5. Lezers leven dus wel enigszins mee met Rosalena en Re Jana en stellen zich daarbij voor hoe ze zichzelf zouden voelen in de beschreven situaties, ook al herkennen zij zichzelf niet in haar en zouden ze ook niet zo willen zijn. Herkenning van situaties en verlangen op de hoofdpersoon te lijken, zullen dus niet de enige mogelijke oorzaken voor identificatie zijn. Deze uitkomsten waren gelijk voor de beide lezersgroepen; niet alleen de middelbare scholieren scoorden laag, ook de eerstejaars studenten konden zich niet met Rosalena en Re Jana identificeren. Wat betreft de waardering: op een schaal van 1 tot 10 scoort De roos en het zwijn bij alle proefpersonen gemiddeld een 6,1 en De arkvaarders gemiddeld | ||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||
een 6,0. Dit is maar net een voldoende: de lezers zijn dus niet erg enthousiast over de gelezen fragmenten. Dit wil niet zeggen dat alle lezers uitsluitend negatief waren. In een aantal gevallen was een gebrek aan begrip de oorzaak van de lage waardering, soms sprak het onderwerp van de fragmenten de lezer niet aan. Ter illustratie een aantal van de antwoorden op de open vraag: Ik vond het boek zeer moeilijk lezen voor mij dus ik heb mezelf niet echt kunnen inleven in de hoofdpersoon. (M, 18 jaar, over Re Jana uit De arkvaarders) De hoofdpersonages uit De roos en het zwijn en De arkvaarders, Rosalena en Re Jana, bieden voor de lezers maar weinig mogelijkheden tot similariteitsen wensidentificatie. In beperkte mate konden lezers meeleven met de personages en hadden ze gevoelens van empathie. De waardering voor de fragmenten uit beide romans is maar net een voldoende. Er is sprake van een positieve samenhang tussen de verschillende vormen van identificatie en de waardering van de gelezen fragmenten. Deze twee romans voldoen duidelijk niet aan het criterium voor een goed jeugdboek dat de personages mogelijkheden biedt tot identificatie. In de praktijk blijken de boeken van Provoost, net als andere literaire adolescentenromans, nog niet gebruikt te worden als overgangsliteratuur van kinderboeken naar volwassenenliteratuur. | ||||||||||||||||||
ConclusieDe hoofdpersonages Rosalena uit De roos en het zwijn en Re Jana uit De arkvaarders blijken niet of nauwelijks tegemoet te komen aan de eis dat een jeugdige lezer zich met een personage moet kunnen identificeren. Wellicht zijn deze romans voor de adolescente lezer niet zo geschikt als literaire jury's, wetenschappers en critici denken. Anne Provoost vindt zelf dat identificatie niet te gemakkelijk mag zijn, omdat er momenten van vervreemding nodig zijn binnen een roman. Aan haar eigen poëtica voldoen haar romans duidelijk wel, al lijkt het de waardering ervan geen goed te doen. Dat de mogelijkheden voor identificatie voor adolescenten met Rosalena en Re Jana klein zijn wil uiteraard niet zeggen dat De roos en het zwijn en De arkvaarders per definitie geen goede jeugdboeken zijn. Identificatie is niet het enige aspect dat bepaalt of een jeugdroman ‘goed’ of ‘geschikt voor adolescenten’ is. Het zou voor moderne adolescenten een uitdaging kunnen zijn om deze boeken te lezen om hun literaire kwaliteiten. Binnen het literatuuronderwijs in de tweede fase van het middelbaar onderwijs zouden deze literaire jeugdromans daarom evengoed op hun plaats kunnen zijn als opstap naar de volwassenenliteratuur. Het zou interessant zijn om ook andere adolescentenromans eens voor te leggen aan de beoogde doelgroep. Want een genre dat als doel heeft de overstap naar de volwassenenliteratuur gemakkelijker maken, moet niet alleen literaire kwaliteit bezitten, maar vooral ook leesbaar zijn. | ||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||
Floortje Zijm heeft de opleidingen Farmacie en Nederlandse taal en cultuur afgerond, beide aan de Universiteit Utrecht. Momenteel is ze werkzaam als redactiemedewerker bij een medische uitgeverij. Dit artikel is gebaseerd op haar afstudeerscriptie bij de opleiding Nederlands. | ||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||
Internetsites
|