| |
| |
| |
Van zolder
Erik de Bruin en Benjamin van Vliet
‘De kunst is om juist binnen de grenzen, met een rijtjeshuis in Nieuwegein, een gezin en een Opel Astra, je eigen universum te scheppen.’ Een interview met de succesvolle popmuzikant Erik de Jong - het brein achter en het gezicht van Spinvis. Over het cliché van de romantische zolderkamerdichter, een poëtica van banale woorden en de gevolgen van succes.
Toen in 2002 plotseling de titelloze cd van Spinvis verscheen, was het direct duidelijk dat dit niet de zoveelste telg betrof van de eindeloze reeks typisch Nederlandstalige popmuzikanten. De muziek onttrok zich volledig aan het standaard popgeluid van drum, bas, gitaar en synthesizers, de zanger mompelde soms meer dan dat hij zong en verhaalde over in tweeën geknipte muizen, fietsen op de Afsluitdijk, aan parkinson lijdende bejaarden en feestjes op de Utrechtse Biltstraat. Dit in banale, alledaagse taal. De muziek - opgebouwd uit coupletten van vijf of zeven maten - haperde en knarste. De geluiden leken het ene moment afkomstig uit een parallel universum,
| |
| |
het andere moment hoorde je iemand een gitaar stemmen of kinderen ruzie maken, totdat vaderlief ingreep. De gefragmenteerde wereld van Spinvis was vele malen herkenbaarder dan de ‘Waarheid’ van Borsato, maar ook raadselachtig en surrealistisch.
De plaat verscheen uit het niets en was al snel een sensatie. Wie was dit? Beetje bij beetje werden de sluiers opgelicht. De verantwoordelijke heette Erik de Jong, woonachtig te Nieuwegein, een brave huisvader met twee zoontjes, die zijn geld verdiende bij TPG Post. De foto's in de bladen onderstreepten de alledaagsheid. Slechts zijn warrige krullen suggereerden een restantje punk. Hij had in het verleden in allerlei curieuze bandjes gespeeld, maar Spinvis deed hij in zijn eentje; thuis achter de computer, 's nachts in een slecht verlicht zolderkamertje. Een loner dus, maar hij pastte ook weer niet in het cliché van de romantische zolderkamerdichter, want welke romantische dichter woont er nu in Nieuwegein?
Optreden zou hij niet doen. De muziek was er te fragmentarisch en computergestuurd voor, met zijn loops, samples en cut/paste. Het jaar daarop trad hij echter toch naar buiten, met het zogeheten Spinvis Orkest: een bonte verzameling van muzikanten uit diverse disciplines, op instrumenten als vibrafoon en harp, met Han Reiziger op piano en zijn eigen vader op gitaar. Hun debuut op het muziek/literatuur-festival Crossing Border kreeg aanvankelijk nog het predikaat ‘knullig’ aangemeten. De mythe was aangetast nu deze mysterieuze zolderkamersurrealist ineens een man van vlees en bloed bleek te zijn, die niet altijd even zuiver zong. Naarmate het Orkest beter ingespeeld raakte en de nummers op het podium steeds dichter hun, mijlenver van de plaat afwijkende, definitieve vorm naderden, werden de kritieken allengs enthousiaster. Langzaam werd Erik de Jong een mediafiguur, die een liedje speelde bij Barend & Van Dorp, praatte over Gerard Reve bij R.A.M. en optrad op de herdenkingsdienst van Theo van Gogh, voor wiens tv-series hij muziek maakte. Maar voor het maken van zijn tweede cd, die in het voorjaar van 2005 moet verschijnen, trok hij zich toch weer in zijn eentje terug in zijn zolderkamertje.
| |
Knippen en pakken
Op zijn zolderkamer is hij nachtenlang bezig met voornamelijk knippen en plakken van tekst en muziek. Het basismaterial is dagelijkse taal, opgevangen in de rij bij de supermarkt, in trams, of uit de mond van zijn zoontjes. Zo verzamelt hij notitieboekjes vol mooie zinnetjes, waaruit hij zij teksten construeert. ‘Ik vink spreektaal heel mooi. In spreektaal is alles fragmentarisch. Zinnen worden niet afgemaakt, gesprekken gaan van de hak op de tak en ze zitten vol met overbodige elementen. Juist die derdehandse, afgesleten zinnetjes, die iedereen gebruikt, die zijn het mooist. Eigenlijk.
Ik zat laatst in de tram naar een gesprek tussen twee mensen te luisteren, dat was prachtig. Dat had ik op kunnen nemen, er muziek onder kunnen zetten en het was af geweest. Het ging over een personeelsfeest, waar die mensen waren geweest, en hoe het daar was. Maar hoogstens de helft van de zinnen die ze gebruikten, ging echt over dat feest. Er werd de hele tijd omheen gedraaid en van het onderwerp afgedwaald. Maar al die andere zinnen zijn wel heel belangrijk. Die zinnetjes, dat zijn de wielen, de elementen die het voertuig in beweging houden. Daartussen kun je dan de vreemdste dingen zeggen, maar door die stopwoordjes lijkt het heel normaal.’
| |
| |
De waarheid is een raadsel
Het is een goeie vriend, maar altijd te laat
De losse zinnetjes die De Jong op deze manier verzamelt, plakt hij in eerste instantie lukraak aan elkaar. ‘Mijn vader is wiskundeleraar en die zei altijd: “Als twee punten een lijn vormen is er niets aan de hand, maar als drie punten een lijn vormen, dan gebeurt er iets bijzonders.” En zo werkt het ook met zinnetjes. Zet twee willekeurige zinnetjes achter elkaar en je hebt niets; gewoon twee losse zinnetjes. Maar met een derde erbij vormt zich als vanzelf toch een verhaaltje. Probeer het maar eens. En als er dan muziek onder klinkt, wordt die suggestie nog eens versterkt.’
Dit gebruik van soms ronduit banale woorden doet denken aan Reve. De Jong geeft toe dat de volksschrijver een grote inspiratiebron was. ‘Reve is als The Beatles. Een soort schaduw die over je heen hangt. Natuurlijk heeft hij me zeer beïnvloed. Maar ook Cor Vaandrager, van Gard Sivik uit Rotterdam, is een voorbeeld. In het begin maakte hij een soort neo-romantische poëzie en aan het eind waren het gewoon lukraak aan elkaar geknipte en geplakte bijsluiters van medicijnen en handleidingen van zaklantaarns. Het overgangspunt, waarop hij het ene losliet en de andere kant opging, dát is echt ontzettend mooi. Alsof iemand in zijn huis een luik vindt dat hij nog nooit gezien heeft en daar dan in gaat kijken.’
De Jongs teksten ondergaan vele gedaantes voor ze hun definitieve vorm gevonden hebben. ‘Pas als ik halverwege ben met de tekst, krijg ik zelf door waar het eigenlijk over gaat. Wat ik dan wel doe, is stileren. Het verhaal “af” maken. Anders is het te flauw, te vrijblijvend. Het moet wel echt een verhaal zijn.’ Meer dan tachtig procent van het materiaal dat Spinvis maakt, verdwijnt onder het icoontje prullenmand op zijn desktop. Van bepaalde liedjes bestaan meer dan tien versies, haltes in een constante zoektocht naar het éne geïnspireerde moment. Zoals het zinnetje ‘Neem dan godverdomme geen kind dan’ uit ‘In de staat van narcose’. ‘Dat was een vondst, die twee keer “dan”. Dat is gewoon spreektaal. Dan heeft iemand bijvoorbeeld een kleuter in een auto laten stikken en dan hoor je mensen dat zeggen.
Een echt goed idee, dat herken je meteen. Het kan zich voordoen als ik net aan een nummer begonnen ben, maar ook als ik al een heel eind op weg ben. Dan plak ik bijvoorbeeld ineens twee dingen aan elkaar en dan klopt het. Van die momenten van inspiratie word ik altijd heel zenuwachtig. Dan loop ik weg, ga ik koffie zetten, mensen bellen, alles om er niet aan te hoeven werken. Je weet dat er in potentie heel veel in dat idee zit, maar alles wat je doet kan het verknallen. Tijdens het componeren kun je een eenmaal gemaakte beslissing namelijk niet meer
terugdraaien. Met woorden kan dat tot op zekere hoogte nog wel, die kun je weer schrappen. Maar het schrijven van akkoorden en een melodie gebeurt bij mij toch voornamelijk in mijn hoofd en als ik zo'n gedachtesprong gemaakt heb, kan ik niet meer terug. Zo kun je écht verkeerde beslissingen maken op cruciale momenten. Dus stel ik het maar uit. Bang om fouten te maken. Als het nog in de lucht hangt, is het zó mooi. Eenmaal op de aarde, opgenomen en afgemixt, is het altijd minder. Maar ja.’
| |
Klank
‘De muziek en de tekst hebben invloed op elkaar. Soms moet de muziek wijken voor de tekst en soms andersom. De meeste muziek heeft vier of acht maten per couplet. Maar als ik een regel
| |
| |
tekst heb die ik mooi vind en die toevallig een extra maat nodig heeft, dan komt er een extra I maat. En andersom verander ik vaak een woord of een zin die er op papier heel goed uitziet, maar die niet klinkt. In “Herfst en Nieuwegein” zat eerst de regel: “De glasbak slaapt in donker cellofaan.” Daarmee beschreef ik hoe je hier in Nieuwegein, als je 's nachts naar huis fietst, al de kapotte flessen rond de glasbak ziet liggen. Maar “glasbak” was geen mooi muzikaal woord, dus dat werd: “De liefde slaapt in donker cellofaan.” Wat gewoon kul is. Maar met strijkers of een orgeltje eronder is dat ineens heel mooi.
Woorden zijn heel bijzondere muziekinstrumenten. Als ik het woord “tuin” zeg, dan zie jij een tuin voor je, maar hoor je ook de “toing”- klank. Ik hoorde eens een verhaal over de pianist Glenn Gould. Die werkte ook voor de radio en op een dag kwam er een generaal in de studio om een interview te doen. Eerst zat Gould gewoon geïnteresseerd te luisteren, maar na verloop van tijd luisterde hij helemaal niet meer naar de inhoud, maar alleen nog naar de klank en de melodie van de woorden. Hij luisterde met ogen dicht en met zijn handen maakte hij bewegingen alsof hij zat te dirigeren. Toen ik dat hoorde, begreep ik dat heel goed. Lang geleden heb ik een toespraak van Hans van Mierlo op muziek gezet. Op een gegeven moment ging ik de woorden en klinkers losknippen en willekeurig weer aan elkaar plakken. Waardoor de hele context van wat hij nou zei, steeds meer verbrokkelde en je aan het einde van het nummer alleen nog maar betekenisloze klanken overhield. Ergens in het midden veranderde dat; werd de betekenis langzaam los gelaten. Dat was een prachtig gebied. Het lijkt me ook heerlijk om ooit een onzinnummer te schrijven, zoals “Ob-la-di, ob-la-da”. Dat zou ik echt een bekroning op mijn werk vinden.’
Begin 2004 bracht Spinvis het programma ‘Lotus Europa’ op de planken, bestaande uit drie monologen van elk tien minuten, voorgedragen |door drie acteurs, onder wie Hans Dagelet, die het titelstuk voor zijn rekening nam. ‘Diel monologen waren hele lange lappen tekst, die maar doorgingen en doorgingen in een constant ritme. Een cadans, als een hartslag. Door die eindeloze ritmische herhaling van woorden ontstond een soort trance, waardoor je niet meer echt naar de tekst luisterde. Af en toe ving je woorden op: “mammoet”, “duikplank”. Het waren geen theatermonologen. Zo waren ze niet bedoeld. Het ging niet om de tekst, maar om de constante stroom van woorden. Ik had mezelf de opdracht gegeven om heel veel woorden te schrijven. Het ging maar door, hij lult maar door, over alles, alles door elkaar heen. Dat vormde geen verhaal, maar eerder een soort sfeer.’
De alledaagse zinnen en stopwoorden worden zo nu en dan ook weer gelardeerd met zeer poëtische zinnetjes. ‘Ik probeer bewust de grote woorden te vermijden. En als ik ze gebruik, doe ik het op aparte manier. In “Herfst en Nieuwegein” zing ik: “In alles wacht vandaag de eeuwigheid.” Maar eeuwigheid en Nieuwegein hebben natuurlijk niks met elkaar te maken. Zo haal ik de banaliteit ook weer onderuit. Het gaat om de context. Een nummer moet geen aaneenschakeling van hoogtepunten zijn. De parels moeten in een bedje liggen. Een heel mooie zin, werkt het best binnen een context van hele lelijke, of banale zinnen. Het nummer “The tracks of my tears” van Smokey Robinson bijvoorbeeld, kabbelt een beetje voort, tot het moment dat hij zingt: “Baby, baby, baby, baby...” Maar die context is nodig. De boeken van Arnon Grunberg bevatten dan weer teveel pareltjes en te weinig boek. Te veel mooie zinnen en te weinig context om ze erin te laten zwemmen. Daar verspeelt hij iets mee.’
Volgens De Jong is imperfectie nodig om perfectie te bereiken. Daarom zijn er een hoop piepjes en ruisen te horen op de cd en doet hij geen moeite om te verhullen dat zijn stemgeluid niet altijd even toonvast is. ‘Mensen zijn allemaal een beetje kapot. De geluiden die ik kies, zoek ik daar ook op uit. En ik weet dat ik helemaal niet kan zingen, maar dat maakte me op een gegeven moment niet meer uit. Voor mij klinkt het volkomen harmonieus allemaal. Het past goed bij elkaar. Ik zoek naar perfectie, maar ik heb een heel eigen soort perfectie. Iedereen die collages maakt heeft dat volgens mij. Je kunt de deeltjes overal plakken, maar je plakt ze daar waar ze voor jouw eigen gevoel kloppen. In het verleden heb ik wel eens teksten door anderen laten zingen, maar dat voelde toch niet goed. Hoe ik het zing is precies hoe ik het wil hebben: de dictie,
| |
| |
de timing. De imperfectie wil ik ook nog meer gaan benadrukken. In de studiowereld is het gebruikelijk om als je inprikt - dat betekent dat je een zinnetje later inzingt en in een bestaande opname plakt - dat zo te verhullen dat het één opname lijkt. Ik ben nu bezig met zinnetjes die ik inprik in teksten die wel een jaar oud zijn en ik probeer nu om dat heel goed hoorbaar te maken. Zoals mensen die een memorecorder hebben en daar bijvoorbeeld om de week iets inspreken, als een soort dagboek.’
| |
Onthechting
Ik zal je zeggen dat ik tien uur gelopen heb
Ik zal je zeggen dat ik woon op een zeilboot
Dan zal ik zeggen dat ik neergestoken ben
Toen ik jaar of twaalf was
Het is nooit gebeurd, maar dat is geen bezwaar
Het is evengoed een soort van waar
(uit ‘De talen van mijn tong’)
Veel van De Jongs teksten gaan over mensen die zich in een imaginaire omgeving bevinden. ‘“De talen van mijn tong” is een verhaaltje van een jongen met heel veel fantasie. Zo was ik, als jongetje. Ik vertelde bijvoorbeeld dat ik slangen had. Een boa constrictor. Dat deed ik niet om op te scheppen, maar het leek me zo gááf, als dat waar was. Ik dacht als kind dat als ik het vertelde en de andere kinderen genoten daarvan, dan was het op dat moment waar. Van Reve weet je ook nooit wat zijn stijl, zijn vorm, is en wat zijn eigen mening. De “ik” uit zijn boeken is wel de “ik” die hij is, maar niet de “ik” die hij zelf beleeft. Op het moment dat je uit jezelf treedt, dat je het projecteert, ben je het zelf niet meer, maar misschien wie je zelf zou willen zijn. Je kunt geen waarheid zeggen. Alles is gestileerd, daar moet je ook niet te moeilijk over doen. Maar als iemand op me afkomt, die tot tranen toe geroerd is door een tekst van mij, is het toch echt waar. Voor die persoon. Dat is dan toch een waarheid. Er zijn mensen die pathologisch verhalen verzinnen en daar vreselijk mee in de problemen komen. Ik doe dat in mijn muziek op een maatschappelijk verantwoorde manier.’
Zijn fascinatie voor mensen die in een andere werkelijkheid lijken te leven, moet dus vooral niet metafysisch opgevat worden, maar is afkomstig uit deze van jongs af aan aanwezige neiging naar dromen. ‘Onthechting is heel gezond. Onthechting van je goede smaak, onthechting van normen en waarden, onthechting van het huiselijke en al te makkelijke cynisme, onthechting van alledaagse ironie... Onthechting, dat bedoel ik met de “parallelle wereld”. Ik voel me vaak in gezelschappen niet op mijn plaats. Soms neem ik me voor om nu eens echt gezellig te doen, maar dan voel ik toch een rem. Ik klap dicht. Dat brengt je altijd weer in een isolement. Dat is een beetje mijn inspiratie.’
Als de afzonderlijke elementen van een liedje hun onderlinge strijd hebben gestreden en het liedje volgens De Jong af is (‘Dat is altijd zo'n moeilijk moment, zeker met de huidige technieken waarbij je kunt blijven knutselen’), volgt de confrontatie van het liedje met de buitenwereld. De teksten bevatten altijd wel een paar bewust open gelaten gaten, waardoor iedere luisteraar zijn eigen interpretatie kan maken. Toch heeft De Jong regelmatig uitleg gegeven bij de teksten, in interviews en tussen de nummers door tijdens concerten. ‘Het zijn wel echte verhaaltjes. Ik vind het alleen niet leuk om
alles precies in te vullen. Alles verwijst naar de kern, maar de kern zelf laat ik weg, want anders wordt het te banaal. Al helemaal als er dan ook nog strijkers onder zitten. Maar als iemand dan
| |
| |
vraagt waar het over gaat, vind ik het onzin om
er dan vaag over te gaan doen. Dat zou een soort
zelfmystificatie zijn.’
Uiteraard beseft De Jong dat de betekenis die
hij aan zijn teksten heeft gegeven niet de enige is. In iemand anders oren, of in een andere context, kan een heel liedje over iets heel anders gaan, zoals hij in november 2004 aan den lijve ondervond toen hij het liedje ‘In de staat van narcose’ speelde op de herdenkingsbijeenkomst voor Theo van Gogh.
Dokter dokter dokter, ik zie vlekken op de zon
Ik zweefde over steden, maar nu lig ik hier neergesmakt op het beton
Camera drie is overbelicht, iedereen lacht, wat was de grap
En toch blijft er altijd iemand liggen in de cirkel [...]
Biddend in de schaduw staat een reiger met een bijbel en een mes
(uit ‘In de staat van narcose’)
‘Het was in de Westergasfabriek: een grote, ronde, betonnen cirkel met in het midden een bijenkorfplateau van spiegelend papier, met daarop de kist. Het was zo bizar. Ik stond te zingen en dacht: “Dit kán gewoon niet.” Ineens leek iedere zin er over te gaan.’
| |
Popmuziek
Ondanks de vele uren die Spinvis achter zijn computer experimenteert met tekst en geluid, liggen zijn ambities niet in avant-gardistische muziek. Experimenteren omwille van het experimenteren is aan hem niet besteed, daarin zit geen gevoel, de muziek die het experiment oplevert is te clean. ‘John Cage heeft “Silence” geschreven én “White noise”. Drie minuten complete stilte en drie minuten alle frequenties van het geluid tegelijkertijd. Hij heeft de twee uitersten bereikt. Al het andere zit daar tussen. Wat je ook maakt. Maar dat is natuurlijk gelúl. Het gaat om gevoelens, om mensen, om wat je meemaakt, om herinneringen, pijn en afscheid. Als dat er niet in zit, is het toch doods. Alle verworvenheden van het postmodernisme of de avant-garde kun je gebruiken als gereedschap, maar als het niet klopt, is het gewoon niet mooi.
Ik heb ook geëxperimenteerd met structuren, maar dat beviel niet. Je hebt een kader nodig. Je hebt beperkingen nodig. Misschien dat ik ooit het licht zie en daar weer van vrij kom, maar voorlopig wil ik dit. Een boek heeft toch een aantal pagina's. Alles is een beperking. De kunst is juist om binnen de beperkingen, in Nieuwegein met een gezin en een Opel Astra, toch je eigen universum te scheppen. Ik heb geen behoefte om nu bewust het concept te vergroten. Ik ga niet verhuizen om over iets anders dan Nieuwegein te kunnen zingen. Die dertien liedjes van mijn debuut, dat waren ook maar dertien liedjes uit een stapel van honderd. En zo ben ik sindsdien ook bezig. Ik ben gewoon de hele tijd aan het knippen en plakken en bijschaven. Aan “Bagagedrager” ben ik vijf jaar bezig geweest, “De talen van mijn tong” was in twee weken klaar. Maar zo ben ik de hele tijd bezig, dus ik heb helemaal geen tijd om me bezig te houden met het concept. Het is een constante stroom.
Het opzoeken van de grenzen leidt als het goed gaat tot nieuwe inzichten en als het slecht gaat tot oeverloze quasi-kunst. Maar het moet niet te geforceerd zijn. Het moet natuurlijk gaan. Het moet voor jezelf een volkomen logische wandeling zijn, waarbij je ineens om je heen kijkt en ontdekt dat je ergens bent beland waar je nog nooit geweest bent. Je moet niet op een kaart kijken en denken ‘hé, daar ga ik heen, want daar
| |
| |
is nog nooit iemand geweest.” Dan lééft het niet. Er is niks mís met avant-garde en kunstmatigheid en het is wel goed dat het gedaan wordt, maar uiteindelijk wil ik ook ontroerd worden. Dan kun je je afvragen of er een eeuwige definitie van schoonheid is. Die is er niet, die verschuift, maar het universum moet natuurlijk en logischerwijs vergroten. Ik wil geen dingen maken waarin alles bedacht is.’
Ik weet even niet meer zo gauw
Ik ben nog steeds verdoofd
Ik heb nog steeds de tune van de Power Rangers
(uit ‘In de staat van narcose’)
Spinvis-liedjes laveren tussen de beperkingen die de popmuziek met zich meebrengt. ‘Het heeft één been in de kunst, maar het is wel pópmuziek. En dat vind ik juist het mooie gebied. De essentie van “Voor ik vergeet’ is “tot ik jou vergeet.” Het is een popliedje dat voldoet aan de wetten van vijftig jaar popmuziek, die altijd weer neerkomt op de liefde. En daar ben ik dan best wel trots op. Iemand van de NRC ging naar aanleiding van de Annie M.G. Schmidt-prijs, die ik voor dat nummer heb gekregen, de tekst analyseren alsof het een gedicht is. En hij had kritiek op de ontknoping, dat het te cliché was. Maar je mag het niet in die context zien. Het is een poptekst. Amusement. Een van de eigenschappen van amusement is dat het “af” is, en rond en hapklaar. Alleen is het amusement dat ik maak dan toevallig andersoortig. Maar het moet evengoed beantwoorden aan de beperkingen. Een afgerond verhaal van rond de drie minuten. Anders is het tennissen zonder net. Ik wil popmuziek maken. Ik ben bijna 44 en moet echt streng zijn voor mezelf. Dit is wat ik wil.
Sommige mensen beschouwen het als kunst. Maar voor mijn buurman is het geen kunst, die roept bij de passage “en ruzie op een feest ergens in de Biltstraat waar ik toch niemand kende” uit “Voor ik vergeer”: “Hé, de Biltstraat!” Natuurlijk is het niet voor de eeuwigheid. Een cultuursocioloog snapt er over vijftig jaar niks meer van. Zelfs mijn zoontje kent de tune van de Power Rangers al niet meer. Maar het is bedoeld voor nu. Nu leef ik. Hier moeten we het dan maar mee doen.’
| |
Naar buiten
De stap om zijn muziek naar buiten te brengen, was voor De Jong een grote. ‘Ik was een dromer. Maar uiteindelijk had ik toch genoeg zelfvertrouwen. Pure geldingsdrang en ijdelheid. Dan stond ik in de supermarkt en hoorde ik muziek door de speakertjes en dacht: “Dat kan ik duizend keer beter!” Maar het blijft een risico. Voor hetzelfde geld ben je knettergek. Dan had ik niks meer gehad. Ook geen dromen meer.’
De volgende overgang, die naar het podium, was vergeleken daarmee niet zo'n grote. De tournee voerde hem naar poppodia, maar ook naar literaire avonden en poëziebijeenkomsten. Hoewel Spinvis huiverig was zijn complexe computermuziek op de bühne te brengen, zwichtte hij toch voor een serie optredens met een zeer tegendraadse setting. De leeftijd van zijn muzikanten varieerde van twintig tot tegen de tachtig. De serie optredens onder de projectnaam “De tijdmachine” werd een groot succes. De weergave hiervan valt terug te zien en luisteren op de cd/dvd-combinatie “Nieuwegein aan zee”. De komende tour, vernoemd naar de monoloog “Lotus Europa”, leidt hem langs de kleinere theaters. De popmuziek van Spinvis gedijt goed in rokerige concertzaaltjes, maar misstaat ook niet bij het rode pluche. Het theater biedt de mogelijkheid het Spinvis-geluid live te verfijnen. ‘Ik wil meer met dynamiek doen en dat gaat daar beter. Het nadeel is dat je een soort kleinkunstspook over je afroept, maar dat moet dan maar. Met Hans Kok, die de video's doet, ben ik ook bezig een mooi decor te ontwerpen. De bezetting is kleiner, maar we werken meer met elektronica. Saartje Kamp, de celliste, is al heel ver met het live bewerken van instrumenten met allerlei pedalen. Met loop-pedalen bijvoorbeeld, dat je iets speelt en daar live een loop van maakt. Dat is in de minimal music al vaak gebruikt, maar ik wil dat dan gebruiken om toch weer liedjes te maken. Ik weet niet wat voor publiek ik met die theatertournee ga trekken. Veel abonnementhouders, waarschijnlijk. Het nadeel
| |
| |
is misschien dat je mensen krijgt in het theater die niet zo goed weten wat ze moeten verwachten en er ook verder geen moeite voor willen doen. Maar je moet ook niet te veel “mitsen en maren” van tevoren
Ik trek overigens een heel divers publiek. Van bejaarden tot hele jonge, hippe gasten. Maar die haken wel af, waarschijnlijk. De hype is voorbij. De mensen die altijd op de goede schoenen lopen, dat is niet echt mijn publiek. Mijn publiek bestaat voornamelijk uit vroeg kalende mannen die stripboeken verzamelen en vrouwen met een geschiedenis in de psychiatrie. En daar ben ik ook heel blij mee. Daar is het blijkbaar voor bedoeld. Bij hen heb ik ook niet het idee dat je aan bepaalde eisen moet voldoen. Bij grote festivals staat de modepolitie vooraan om te kijken of ik volgend jaar nog wel mee kan. En logisch, zo was ik ook, vroeger.’
Na twee jaar is De Jong nog steeds overrompeld door de stroomversnelling waarin hij met zijn debuut terecht is gekomen. Zijn vroegere betrekking bij TPG Post houdt hij aan, mocht het volgende week allemaal over zijn. Wel raakte hij gewend aan de status van vooraanstaand popmuzikant en aan de rol van publieke schietschijf. ‘Hoe het is aangekomen is absurd. Als iets dat ontploft is in je handen. Ik ga dat niet nog een keer meemaken. Blijkbaar lopen de dingen soms zo in je leven. Dat is wel bemoedigend. Het avontuur ligt altijd op je te wachten. Je wordt heel snel immuun voor kritiek. Iedereen kan z'n mening geven. Vooral op internet. Dat is een vergaarbak voor meninkjes. Vox populi. Iedereen gooit zonder er over na te denken al die troep de wereld in. Daar moet je geen waarde aan hechten. Je moet je eigen rechter zijn. Alleen jij weet of het goed is. En toch is het raar dat op internet wel alles blijft staan. Jaren later kun je nog alles teruglezen wat iemand gezegd heeft. Terwijl die persoon dat impulsief heeft gedaan en daar misschien al lang weer spijt van heeft.
Toen mijn plaat net uit was, werd ik uitgenodigd voor een openbaar interview in een zaaltje met een publiek van veertig mensen. Heel onnatuurlijk. Ik zweette peentjes. Die mensen hadden de plaat gehoord en de Spinvis dáár is grappig, goedgebekt, ad rem. Maar dat is het resultaat van lang denken, plakken en zoeken. In een live gesprek ben ik niet zo. Na afloop kwam er een meisje naar me toe, dat zei: “Ik heb hier weken naar uit gekeken, maar ik vind u echt. helemaal niks.” Daar was ik echt kapot van. Maar dan krijg je nog vijftig klappen en dan raak je er aan gewend.’
De persoonlijke reacties op zijn eersteling leest hij inmiddels met distantie. ‘Ik krijg nu, drie jaar na dato, per dag nog tien e-mails over m'n teksten. Ik heb hartverscheurende verhalen gehoord. Van overleden vaders tot dode kinderen. Ik kan er niks mee. Het gaat niet over mij. Ik ben een werktuig geweest in hun leven. De meesten willen ook verder niets van me, maar sommigen willen een vriendschap opbouwen. Dat kan niet. Er zijn zoveel mensen die zoekende zijn en iets nodig hebben in hun leven en voor sommigen is dat dan mijn muziek. Op dat moment.’
| |
Verwachtingen
Zijn debuut kwam als een donderslag bij heldere hemel, maar met zijn tweede cd zal Spinvis te maken krijgen met de hooggespannen verwachtingen van zijn fans. ‘Mijn wereld is veranderd. Het was een spel, volkomen onschuldig. En dat is het niet meer. Mensen willen weten wat ik van dingen vind. Want dat is “belangrijk”. Ineens ben je een vlag van iets, sta je voor een beweging en word je daarvoor verantwoordelijk gehouden. Het is heel erg wennen dat mensen ineens teleurgesteld in je kunnen zijn. Nu, met de tweede plaat, weet ik dat er mensen op zitten te wachten. Nu gáán mensen teleurgesteld zijn. Mensen die ik ken.
Jaap Boots [VPRO] zei toen mijn eerste plaat net uit was iets heel goeds: “Weet je wat jij moet doen? Je moet nu heel snel een tweede plaat opnemen, die je heel snel en slordig in elkaar flanst. Gewoon een beetje aan de keukentafel vals zingen. Dan denkt iedereen, zie je nou wel, het stelt allemaal niks voor. En dan ben je weer helemaal vrij en kun je doen wat je wilt.” Daar heb ik heel vaak over nagedacht sindsdien. Dát had ik moeten doen. Maar ja, ik wil het toch te graag goed doen.
|
|