Warrige Van Wissing slaat de plank mis
De politieke emoties lopen hoog op in de jaren tachtig van de achttiende eeuw. In de periode ervoor is de roep om staatkundige hervormingen allengs luider geworden en het dispuut tussen patriotten en aanhangers van Willem V heeft gaandeweg een grimmiger karakter gekregen. Onder de patriotten treft men gematigde geesten die de macht van de stadhouder willen inperken en radicalen die Oranje voorgoed weg willen hebben. In sommige steden vormen de patriotten legertjes waarmee lokale regenten tot aftreden gedwongen worden en hier en daar lijkt het te gaan lukken complete gewesten ‘patriots’ te verklaren. Willem V waagt het niet nog langer in Den Haag te blijven en neemt de wijk naar Nijmegen. Uiteindelijk escaleert de situatie volledig als in september 1787 het gezag van de stadhouder hersteld wordt met behulp van een Pruisisch leger. Overal breken rellen uit en veel patriotten vluchten naar het buitenland.
De uitgevers en boekhandelaren zullen deze politieke schermutselingen niet altijd betreurd hebben; zij spinnen er goed garen bij. De deelnemers aan het openbare debat wisselen immers hun argumenten zoals te doen gebruikelijk voor een groot deel via de drukpers uit. Al sinds de zestiende eeuw gingen perioden van politieke onrust vergezeld van grote hoeveelheden extra drukwerk. Deze periode vormt hierop geen uitzondering. Een stroom pamfletten en spotprenten waarin Willem V als een dikke domme sul en de patriotten als keeshondjes voorgesteld worden, gooit olie op het vuur.
Een kleiner deel van de discussie en het commentaar van tijdgenoten daarop, vindt zijn neerslag in satirische en politieke tijdschriften. Het pamflet en de spotprent zouden tot diep in de negentiende eeuw het belangrijkste medium voor openbare discussie blijven, maar een tijdschrift kon voor een uitgever lucratiever zijn: met een tijdschrift heeft men de mogelijkheid de klanten voor langere tijd te binden aan een reeks opvolgende nummers. Gert-Jan Johannes beschreef in een veelgeprezen studie over de tijdschriftcultuur rond 1800 hoe in deze periode het ene na het andere nieuwe tijdschrift gelanceerd werd. De meeste van die nieuwelingen, of het nu om vaktijdschriften, genootschapsreeksen of algemeen culturele tijdschriften gaat, houden het echter nog geen jaar uit. De opzet van klantenbinding mislukt dus meestal, maar niet geschoten is ook in dit geval altijd mis.
De onrustige jaren tachtig zijn exemplarisch voor het door Johannes geschetste beeld. Er verschenen tussen 1781 en 1787 ruim 80 nieuwe tijdschriften met titels als De Politique Kruyers-knegt, De Republikein aan de Maas, Staadtkundig Wyvenpraatje, Hollandsche Buurpraatje en Hartloper van Staat. De meerderheid van deze prachttitels bestaat inderdaad nog geen jaar, sterker nog, een groot aantal haalt zelfs geen tweede of derde aflevering. In de jaren na 1787 is het dan ook voorlopig weer gedaan met de hausse in nieuwe satirische en politieke tijdschriften. Rond het revolutiejaar 1795 volgt nog een daverende opleving, maar dan is het alweer snel uit met de pret.
Pieter van Wissing wijdde zijn proefschrift aan het satirisch-literaire weekblad Janus. Dit periodiek conformeert zich geheel aan het door Johannes beschreven algemene patroon van tijdschriftexploitatie. Janus verschijnt gedurende een periode van acht maanden tussen 1 januari en 13 augustus 1787. Dat de redactie anoniem wenst te blijven, behoort ook tot de gangbare achttiende-eeuwse praktijk. Wel bijzonder is dat Janus, hoewel aanhanger van het patriotse kamp, zijn pijlen op de daden van zowel patriotten als aanhangers van de stadhouder richt. Het blad volgt beide groepen bijzonder kritisch. Vanwege dit streven om boven de partijen te staan, moet Janus veel meer gezien worden als een satirisch, dan als een politiek blad.
De auteurs van Janus beheersen het hele spectrum van literaire stijlmiddelen van hun tijd en dat betekent dubbele, driedubbele en vierdubbele bodems in de teksten. Zoals de gewoonte is, vindt de satirische geseling zo versluierd mogelijk plaats. Zo wordt vrijwel iedereen die bekritiseerd wordt, opgevoerd onder een bijnaam. Ook gebeurtenissen en zaken worden met allerlei afleidingen aangeduid. Een kanonneersloep Belus uit een artikel blijkt vernoemd naar een afgezette Amsterdamse vroedschap met de naam Beels. Plaatsen krijgen fantasienamen als Durvenstein, Helaas en Windbergen.
Janus is voor het grootste deel ongenietbaar voor ons geworden omdat de pointe van de grappen verwijst naar allerlei actuele gebeurtenissen en personen van 1787. De vele cryptische verwijzingen versterken deze vervreemding. Dat neemt niet weg dat deze periodieken, mits afdoende ontsloten, een interessant studieobject kunnen vormen voor iedereen die geïnteresseerd is in de ontwikkelingen in dit tijdvak.
Het is wel de vraag of men, zoals Van Wissing doet, 600 met twee kolommen vol gedrukte pagina's kan wijden aan een enkel blad dat maar gedurende