Tussen tekst en technologie
Wat vooral opvalt in de vele filialen van Starbucks café in de buurt van Harvard, is de leescultuur die daar heerst. Tussen de lekkere cappuccino's en het geklets door zit men, naast kranten, ook gretig boeken te lezen. En daarbij gaat het niet om de eerste de beste bestseller, maar vooral om klassiekers: van Jane Austen en Dostojewski tot Tolstoj en Toni Morrison. Voor de letterkundige zijn dat plezierige herkenningspunten in wat anders een gecommercialiseerd, hi-tech en op consumptie gericht landschap is.
Achter deze literaire vertoning in de plaatselijke horeca gaat een bijzondere opvatting over de geesteswetenschappen en hun plaats in het universitaire onderwijs schuil. Het liberal arts programma heeft tot doel studenten in de bachelorfase een brede oriëntatie op de wetenschappen te geven, ter fundering van de specialisatie die pas in de tweede fase, bij een masters of professional school plaatsvindt. Waar dit te Harvard op neer komt, is dat alle studenten, ongeacht hun gekozen major, maar liefst een kwart van hun studiepunten moeten halen bij colleges uit het zogenaamde ‘core curriculum’. Dit is een breed universitair cursusaanbod dat, trouw aan de traditie van de artes liberales, zeven gebieden bestrijkt: vreemde culturen, literatuur en kunst, geschiedenis, ethiek, natuurwetenschappen en sociale wetenschappen. Een natuurwetenschapper in wording kan op deze manier op wetenschappelijk niveau in aanraking komen met de schilderkunst van Rembrandt, de ethiek van Aristoteles of van Rawls, of - uiteraard - met het werk van Dostojewski. Andersom, de jonge literatuurwetenschapper of historicus kan ook in aanraking komen met de evolutietheorie of recent onderzoek naar hersensstructuren.
Het valt echter op dat zoveel onderdelen van het ‘core curriculum’ bij de geesteswetenschappen horen: drie, eventueel vier van de zeven als je ethiek erbij telt. Kennelijk hecht men een bijzonder belang aan de geesteswetenschappen - de zogenaamde humanities -, ook binnen de opleiding van mensen die zich later met iets heel anders zullen gaan bezighouden. Daarbij gaat het niet alleen om kennismaking met ‘de grote boeken’ maar ook, aldus de voorlichting van de universiteit, om het vertrouwd worden met een andere vorm van kennis: een andere denkwijze, zoals deze tot uiting komt in zowel literatuur en kunst als in de reflectie hierop en zoals deze tot uiting komt in de filosofie. De verdiensten van zo'n diverse opleiding zijn onder andere te zien in het prachtige boek van de neuropsycholoog Daniel Schacter, Searching for Memory: The Brain, the Mind, and the Past (1996). Deze inleiding tot recent onderzoek naar geheugenverlies is niet alleen voortreffelijk geschreven - een glashelder vertoog over ingewikkelde zaken - maar getuigt bovendien van een grote kennis van de moderne kunst en gebruikt deze, naast verslagen van experimenten, ter illustratie van psychologische processen.
Nu is het in een liberal arts omgeving verleidelijk om jezelf als geesteswetenschapper rijk te rekenen en te denken dat jouw academische (uit)hoek in het centrum van het universitaire heelal staat; of sterker nog, dat de letterkunde de as is waar de rest allemaal om draait. Alle ervaringen in de horeca van Harvard ten spijt, zou dit een beetje zelfbedrog zijn. Veel van de studenten die dit voorjaar De gebroeders Karamazow hebben geanalyseerd, zullen vrolijk verder leven als advocaten, medici, of natuurwetenschappers en zullen hooguit op geheel incidentele wijze nog wat met de literatuur doen. En dat is maar goed ook, aangezien deskundige huisartsen ook onmisbaar zijn. Niet iedereen kan en moet een letterkundige worden.
Het gaat mij hier vooral om het feit dat er een zekere wisselwerking tussen disciplines lijkt plaats te vinden. Belangrijker nog, dat de geesteswetenschappen worden beschouwd als volwaardige partner in het universitaire bedrijf, of tenminste in het basiscurriculum. De humanities, met bovenaan de letterkundigen, hebben de rol toebedeeld gekregen van interpreten van de cultuur. En deze rol spelen ze graag,