Vooys. Jaargang 21
(2003)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |||||||||
Maar, lieve mevrouw, hij is leeg
| |||||||||
[pagina 190]
| |||||||||
Binnen de Nederlandse literaire cultuur is er geen lange en sterke gotieke traditie aanwijsbaar. Elders ga ik in op de mogelijke oorzaken daarvan (Buikema en Wesseling, nog te verschijnen). In dit essay wil ik laten zien dat zich niettemin in de Nederlandse literatuur vanaf de jaren vijftig een spel met de conventies van de gotieke vertelling inzet. Deze conventies bieden auteurs klaarblijkelijk de mogelijkheid om met literaire middelen te reageren op gezaghebbende maatschappelijke vertogen. | |||||||||
VerstoppertjeNa de Tweede Wereldoorlog is er binnen de menswetenschappen een groep intellectuelen actief onder de noemer de Utrechtse School. Deze groep van vooraanstaande psychologen en pedagogen zet zich in voor de ontwikkeling van een theoretisch en praktisch kader voor de geestelijke wederopbouw van Nederland. Uit hun werk spreekt een groot optimisme ten opzichte van het zelfregulerend vermogen van het individu en een stevig geloof in persoonlijke ontplooiing en persoonlijke verantwoordelijkheid. De kracht van deze naoorlogse psychologische benadering van de wederopbouw is erin gelegen dat de deelnemers aan maatschappelijke praktijken niet zozeer worden aangespoord hun individualiteit te onderwerpen aan bovenpersoonlijke machten, wetten of morele regels, maar doordat hen integendeel juist middelen aan de hand worden gedaan waarmee men ‘volledig zichzelf’ zou kunnen worden. Met andere woorden, hun psychologische theorieën zijn erop gericht om individuen tot bepaalde gedragingen aan te zetten, door deze gedragingen voor te stellen als middelen tot zelfontplooiing. Interessant is dat in de ontwikkeling van verantwoordelijke en oordeelsbekwame burgers een essentiële rol is weggelegd voor de woning en het huiselijk leven. In tegenstelling tot het existentialistisch gedachtengoed waarbij de moderne mens wordt gezien als een ontworteld subject dat nergens thuis is, propageert de Utrechtse School de woning als belangrijkste rustpunt voor de moderne mens. De woning behoedt de mens voor de massa, de straat en de anonimiteit, waarborgt zijn individualiteit en geeft hem zodoende de mogelijkheid zijn plaats in de gemeenschap te ontwikkelen. De opvoeders van het kind functioneren binnen deze besloten ruimte als een plaatsvervangend geweten. Binnen dit pedagogisch vertoog ontwikkelt de fenomenoloog Langeveld een interessante gedachte over de verborgen plaatsen die het kind binnen de muren van het huis voor zichzelf creëert. Deze plaatsen behoren het huis toe maar onttrekken zich daar tegelijkertijd ook aan. Typische verborgen plaatsen zijn de zolder, de trap naar de zolder, de kast en uitkijkposten bij het raam, liefst tussen de gordijnen en het raam zodat de plaats dient als uitkijkpost naar buiten zowel als naar binnen. Met de puberteit zou de verborgen plaats naar de achtergrond verdwijnen en het kind zijn plaats onder de volwassenen gaan innemen. De verborgen plaats in de betekenis die Langeveld eraan hecht doet het onderscheid tussen uiterlijke en innerlijke wereld vervagen. Het kind ervaart zichzelf in een wereld van aanvaarde illusie zonder de druk van een geweten. De pedagoog Ido Weijers heeft in zijn studie van de ideeën van de Utrechtse school gewezen op de minder idyllische en ambivalente aspecten van het kind in zijn verborgen plaats zoals die tezelfdertijd tot uitdrukking komen in de naoorlogse literatuur. Aan de hand van zijn lezing van Reve's Werther Nieland laat Weijers zien dat het kind ook in zijn verborgen plaats niet veilig is voor inbreuken van buitenaf. Zijn veiligheid is nergens gewaarborgd en zijn volgens Langeveld constructieve verblijf met zichzelf verwordt niet zelden tot een angstige en desillusionerende ervaring. In de romans van Reve, en zoals Weijers in zijn essay beschrijft ook in die van W.F. Hermans, wordt het verlangen naar veiligheid weliswaar verwoord, maar tegelijkertijd dringt de onmogelijkheid van dat verlangen zich onontkoombaar aan het kind op en wordt de woning ontmaskerd als een plaats van bedrog en wreedheid waarmee het serene beeld van de pedagoog ernstige averij oploopt. Reve en Hermans scharen zich daarmee in een literaire traditie die werd beschreven als de homely gothic. In de homely gothic speelt naast het afgelegen huis met een geheim ook de verborgen plaats een cruciale rol. Deze verborgen plek is evenmin als in de naoorlogse Nederlandse literatuur een veilige haven. Eerder fungeert de plaats als bron van verboden maar noodzakelijke kennis over de ander en/of over het zelf, niet alleen voor het kind maar voor ieder subject dat zich moet onderwerpen aan omstandigheden die zich buiten de eigen invloedssfeer om dreigen te voltrekken. Zo probeert Blauwbaards bruid ongemerkt te zien te krijgen wat niet voor haar ogen bestemd, maar wel lotsbepalend is. En Jane Eyre nestelt zich achter de gordijnen om Rochester te bespieden, die weliswaar haar het hof maakt, maar die ook lijkt te zijn verwikkeld in een affaire met de aristocratische Blanche Ingram. Evenals Reve en Hermans spelen auteurs als Hella Haasse, Renate Dorrestein en Helga Ruebsamen | |||||||||
[pagina 191]
| |||||||||
illustratie Marijke van Veldhoven
met deze gotieke conventie waarin de spanning tussen het zichtbare en het onzichtbare wordt opgevoerd en de confrontatie met het eigen innerlijk ofwel doelbewust wordt ontlopen (Ruebsamen) ofwel ontwortelend blijkt (Haasse). De homely gothic in Nederland laat onmiskenbaar de andere kant zien van het naoorlogse psychologische en pedagogische ethisch appèl op de voor moderne liberale democratieën zo centrale waarden van autonomie en zelfverwerkelijking. Het huiselijk leven wordt daarbij geportretteerd als een intrinsiek repressieve samenlevingsvorm voor kinderen en als een broeinest van desillusie, lust en ontucht voor volwassenen. Dit in weerwil van de naoorlogse pedagogische manifesten die het huis beschrijven als een ruimte der liefde waarin door het gezinssysteem moreel gezonde burgers worden geproduceerd (zie ook Buikema en Wesseling 2000 en Buikema 2001). Om deze these te illustreren kijken we in het kader van dit essay naar twee romans uit het uitgebreide oeuvre van Hella Haasse. | |||||||||
Een verzwegen familiegeschiedenisIn De Verborgen Bron (1950) verblijft Jurjen Siebeling voor zijn gezondheid enige tijd in de buurt van het | |||||||||
[pagina 192]
| |||||||||
verlaten landgoed van de familie Breskel. Jurjen is overspannen. Hij twijfelt aan zijn huwelijk, aan zijn werk, aan zichzelf. Ontvankelijk als hij is op dit moment van crisis in zijn leven, raakt hij onontkoombaar in de ban van het huis en haar vroegere bewoners. Obsessief gaat hij op zoek naar de geheimen van een verzwegen familiegeschiedenis. Het verhaal opent al direct met twee klassieke gotieke parafernalia: een brieffragment en een uitgebreide beschrijving van het afgelegen huis. ‘Het huis ligt verborgen in de schemering der bossen, zoals een schelp ligt op de bodem van de oceaan’ (Haasse 1950, p. 5), zo begint de eerste brief van Jurjen aan zijn vrouw Rina in de zomer van 1937. Rina is de kleindochter van het al geruime tijd overleden echtpaar Breskel en enige erfgename van het landgoed. Uitgebreid schrijft Jurjen haar over de betoverende aantrekkingskracht die het huis op hem uitoefent. Alles passeert in bloemrijke en suggestieve taal de revue; de woekering van de verwaarloosde tuin, de knisperende geluiden, de lichtval, de schemering, de heimelijke tintelingen in de lucht en ook de aanwezigheid van een onzichtbare persoonlijkheid. ‘Er is hier iets, een tegenwoordigheid die op de een of andere wijze een is met de omgeving [...] ik zou het de levende ziel van het huis willen noemen - wie zegt me dat het geen woudgeest, geen dryade is?’ (Ibidem, p. 6) De gebeurtenissen in De Verborgen Bron komen zoals in veel van Haasses romans niet rechtstreeks maar via documenten tot de lezer. Niet alleen bestaat de vorm van het verhaal zelf uit de brieven en dagboekfragment van Jurjen Siebeling, in deze egodocumenten verhaalt hij bovendien van een geheimzinnige geschiedenis die hij aan het ontrafelen is en die hij bij elkaar sprokkelt via vergeelde krantenknipsels, tekeningen en gedeeltelijk onleesbaar gemaakte brieven. De woudgeest blijkt de geest van Rina's moeder te zijn. Het waarom van haar zelfmoord is het geheim van het huis en het geheim achter Rina's onbereikbaarheid. De brieven die Jurjen aan Rina stuurt zijn niet de brieven die de lezer te lezen krijgt. Wij lezen de ongecensureerde kladversie die hij uiteindelijk in gekuiste vorm buiten het zicht van de lezer naar zijn echtgenote post. Hiermee is het spel met werkelijkheid en fantasie, innerlijke en uiterlijke wereld al vanaf de eerste bladzijde gegeven. De lezer is volledig aangewezen op de interpretaties van Jurjen. Er is geen vast referentiepunt. Alleen tekst naar aanleiding van tekst, verhalen naar aanleiding van verhalen. Rina ziet de onthullingswerkzaamheden vanuit de verte met lede ogen aan, zo blijkt uit Jurjens dagboek. Zij wil niets weten van Breskel en verzoekt Jurjen alles te vernietigen wat hij vindt. Jurjen wordt door haar onbegrip voor zijn queeste slechts gesterkt in het besef van de eenzaamheid die zijn huwelijk hem brengt. Rina en hij zijn intrinsiek onbereikbaar voor elkaar, zo meent hij. In zijn eenzame speurtocht naar het geheim van Elin Breskels dood projecteert hij ondertussen ongestoord zijn eigen levensvragen en verlangens. Hij meent te weten te komen dat haar zelfmoord te maken heeft met het besef zich nooit zodanig te zullen kunnen uiten dat het waarachtig en toereikend is. Hij komt er via de brieven op de zolder van Breskel namelijk achter dat Elin ooit besloot haar studie aan de kunstacademie voortijdig te beëindigen. Jurjen meent naar aanleiding van Elins schetsboeken en brieffragmenten te begrijpen waarom. Hij worstelt zelf met een verzengend verlangen naar genialiteit, naar inzicht, naar uitdrukkingsvaardigheid en tegelijkertijd beseft hij, ruim een eeuw na Frankenstein, het gevaar van zijn gedrevenheid. ‘Wie kent de geheimzinnige strijd van krachten en tegenkrachten in de geest, de bliksemflits van de creatieve ingeving, de scheppende ontlading? Gedreven door de daemonie van de ziel bezit de mens misschien het vermogen om, als de orkaan, te buigen en te breken wat in de weg staat.’ (Ibidem, p. 70) Elin heeft die demonische bezetenheid van het scheppen volgens Jurjen ervaren maar haar diepste verlangens geen vorm kunnen geven. Op soortgelijke wijze vindt de afgewezen geliefde van Elin, Meindert, rust in zijn overtuiging dat Elin te laat heeft ingezien dat haar partnerkeuze op een fatale vergissing berustte. Zijn bekentenis aan Jurjen is een van de schakels die Jurjen op zijn pad vindt. De eerste vraag van Meindert aan Jurjen is of hij de sleutel van Breskel bezit. Een vraag naar sleutels en te openen deuren die vele echo's krijgt. Telkens opnieuw wordt Jurjen naar het landgoed gedreven en vindt daar een nieuw perspectief op de geschiedenis van Elin, ofwel door middel van documenten of wel door middel van gewaarwordingen en inzichten die de geheimzinnige natuur aan hem openbaart. De tuin van Breskel heeft voor Jurjen Siebeling de functie van de gotieke verborgen plaats, de plek waar inzicht en uitzicht samenkomen. Rondwarend in het paradijs van Breskel beseft Jurjen tegelijkertijd dat hij voorgoed uit het paradijs is verdreven. Dat zijn eenzaamheid hem nooit zal verlaten, dat geluk alleen wordt verworven temidden van een woud van obstakels, verlangens en kwellingen, dat de mens nooit kan samenvallen met de waarheid, met zichzelf. Verder speurend in de documenten ontdekt Jurjen uiteindelijk dat Elin niet dood is, maar moedwillig naar | |||||||||
[pagina 193]
| |||||||||
Zuid-Europa is verdwenen. Hij is misleid. Zij is niet de tragische heldin maar een egocentrische vrouw, ontoereikend voor het huwelijk en het moederschap. Hij rekent uiteindelijk definitief met zijn illusies af als hij op een expositie in Parijs onverwacht stuit op een aantal recente schilderijen van haar hand. Op de doeken herkent hij het landgoed van Breskel: ‘De muren waren scheefgezakt, gebarsten, overwoekerd door schimmel en vreemde planten [...] afgevallen rozenbladeren lagen als bloedvlekken op het bordes [...] dit gewas uit een koortsvisioen veranderde van wezen terwijl ik er naar keek, het werd vloeibaar, een zee, het spoelde binnen in het huis als in een lege schelp.’ (Ibidem, p. 123) Het schilderij, zo constateert Jurjen, is afkomstig uit een ziek brein. Hem rest niets anders dan de onrust van zijn gemoed, de onvervulbaarheid van zijn verlangens te erkennen en voor zijn eigen rekening te nemen. Daarmee is weliswaar zijn band met de doodgewaande en getormenteerde Elin niet geheel verdwenen: ‘Want ik ben een van diegenen, die altijd ondergronds het murmelen menen te horen van een verborgen bron.’ (Ibidem, p. 127) Behalve deze speciefke verwijzing naar de onrust die het verlangen naar waarachtigheid, naar een ontmoeting met de kernwaarden van het leven en naar het samenvallen met de oorsprong, dat een romantisch mensenhart met zich meebrengt, is De Verborgen Bron een titel die evenwel de lading van elke homely gothic zou kunnen dekken. Bijna altijd is er in de homely gothic sprake van een verborgen bron, een niet te achterhalen oorsprong van een verhaal, dikwijls belichaamd in een onontkoombaar afwezig personage. In de homely gothic hebben we dientengevolge nadrukkelijk te maken met een perspectief, met de blik van een verteller die zich tegelijkertijd realiseert dat hij de waarheid niet in pacht heeft. Hij kent zichzelf niet, hij zoekt de vrije blik maar leert slechts zijn eigen getraliede zelf kennen om daar ofwel vrede mee te krijgen ofwel aan te gronde te gaan. De lezer blijft dan ook niet zelden achter met een vraag naar de ware toedracht. | |||||||||
Onbereikbare bewijsstukkenOok Sleuteloog (2002), Haasses meest recente roman draait om verborgen bronnen: een haperend geheugen, illusies, fantasieën, verdwenen foto's, reprducties, krantenknipsels, zoekgeraakte manuscripten, dagboeken, brieffragmenten, halve waarheden, veronderstellingen, flarden van opgevangen gesprekken en overgeleverde verhalen. En ook hier wordt het verhaal in gang gezet door een brief waarin een manspersoon op zoek is naar de raadselachtige geschiedenis van een verdwenen vrouw. De te ontwarren geschiedenis is echter veel complexer dan die in De Verborgen Bron, want verweven met de interraciale spanningen en de verwikkelingen rond de dekolonisatie van Nederlands Indië. De correspondentie in Sleuteloog vindt plaats tussen Bart Moorland en Herma Tadema-Warner. Moorland is op zoek naar gegevens met betrekking tot de geschiedenis van Mila Wychinska die betrokken is geweest bij tal van politieke acties in Zuidoost-Azië. Hij heeft uitgevonden dat Mila in Batavia op school heeft gezeten met Herma Warner en wendt zich om die reden tot haar. Herma Warner is inmiddels emeritus hoogleraar kunstgeschiedenis. Zij leeft alleen in het grote afgelegen huis dat zij van haar grootouders heeft geërfd. Haar man, de historicus Taco Tadema, is al jaren geleden overleden. Herma wacht op een plaats in het nabijgelegen rusthuis, moet haar bezittingen ordenen en overziet op uitnodiging van Bart Moorland nog eenmaal haar leven, haar jeugd in Indië en de jaren tot aan Taco's dood. De belangrijkste documenten uit dat leven bevinden zich in een ebbenhouten kist die zij sinds lang niet meer heeft geopend. Nu zij om Moorland van dienst te zijn in de kist wil kijken blijkt de sleutel spoorloos. De herinnering aan ‘de verzonken wereld van mijn jeugd’ (ibidem, p. 7) ontvouwt zich dus op grond van de herinnering aan voorlopig onbereikbare bewijsstukken. Telkens opnieuw refereert Herma aan foto's en manuscripten die in de kist moeten zitten en reconstrueert zodoende stukje bij beetje haar geschiedenis met haar jeugdvriendin Mila Wychinska, die oorspronkelijk Dee Mijers heette. De familie Mijers is een gemengde Indische familie van grootgrondbezitters. De bezittingen Pakembangan en andere koloniale familiehuizen herbergen een geschiedenis getekend door smeulende passies, gefnuikte liefdes, moord, verdwijning en raciale vermenging. De identiteit en gegevens omtrent de afkomst van Mila Wychinska alias Dee Mijers verandert dan ook al naar gelang de historische en politieke omstandigheden. In Nederlands Indië met zijn precieze registratie van ras en afkomst wisselden de onderdrukkers en de onderdrukten met iedere politieke omwenteling van plaats. Zo verkeerde de bevoorrechte positie van ‘totok’, volbloed Nederlander, met de Japanse bezetting in zijn tegendeel. Alle totoks werden immers geïnterneerd. De Indo daarentegen, die altijd graag voor totok had willen doorgaan om hogerop te kunnen komen in de koloniale maatschappij, kon opeens juist door het erkennen van de | |||||||||
[pagina 194]
| |||||||||
illustratie Marijke van Veldhoven
Aziatische afkomst buiten de Japanse kampen blijven en zodoende zijn of haar leven redden. Deze helse keuze verscheurt de familie Mijer en om zich daarvan te distantiëren - elke keuze is een onderwerping aan raciale politiek - neemt de politiek radicale Dee de naam van haar verdwenen moeder Nadia Wychinska aan. Deze losbandige Poolse danseres had een korte affaire met Mila's Indovader, maar kon in Indië niet aarden. Zoals grootmoeder Mijers later insinueert, omdat zij het tweederangsburgerschap van haar echtgenoot niet accepteren kon. In een woordenwisseling met de opstandige Dee trekt de grootmoeder vervolgens haar Indoschap in twijfel: Nadia zou al zwanger zijn geweest van een Rus en Dee's vader nadien hebben verleid. Hoe het zij, de raciale identiteit van Dee Mijers/Mila Wychinska staat allerminst vast. Er wordt door haarzelf en anderen mee gegoocheld. Na de dekolonisatie duikt zij nog op in de vermomming van de moslimrebellin Ibu Sharifa en als de meeste informanten haar doodwanen, manifesteert zij zich uiteindelijk als een tot man getransformeerde Japanse kunstverzamelaar. Herma herkent haar als zodanig op een foto in een catalogus. Het lijkt erop of Dee net als Elin Breskel uit een verstikkende context is ontsnapt naar een ander leven. Beide ontknopingen komen via nieuwe documenten het verhaal binnen. In Sleuteloog speelt niet zoals in De Verborgen Bron de gotieke plaats een onmiskenbaar constituerende rol in het verhaal, al zijn de tuinen en de huizen belangrijk in de ervaringswereld van Herma Warner. De belangrijkste vormtechnische verwijzing naar de traditie van het gotieke vertellen is in Sleuteloog de gesloten ebbenhouten kist met documenten, de sleutel tot het geheugen van Herma Warner en een variatie op de verborgen kamer die fungeert als de motor achter de ontwikkeling van het verhaal. Het verhaal lijkt bij voorbaat onvolledig en onbetrouwbaar te moeten blijven wat tegelijkertijd weer een thema wordt van datzelfde verhaal: ‘Moorland heeft mijn geheugen formidabel genoemd, maar hij vergist zich. Het is vol zwarte gaten en schemerige gebieden.’ (Ibidem, p. 139). Maar de vele vragen die Herma zich stelt, de vele raadsels in de geschiedenis die zij na de dood van haar man heeft proberen te laten rusten, worden niet veroorzaakt door een te kort schietend geheugen. Eerder lijken sommige cruciale feiten voor altijd in de geschiedenis verborgen te zullen blijven. De ebbenhouten kist is oorspronkelijk van Herma's vader geweest. Na de oorlog waarbij haar beide ouders in of na de kampen omkomen, krijgt zij de met foto's en andere familiedocumenten gevulde kist in handen nadat deze een poos bij de familie Mijers bewaard is gebleven. Als de kist na vele omzwervingen in 1963 in Nederland aankomt, vindt Herma Warner een schrift van Dee dat kennelijk ook in de kist is terechtgekomen en waarin ze naast tai van kritische opmerkingen betreffende de aan haar toegeschreven gevoelens van raciaal superioriteitsbesef, een fotootje vindt van Dee met een regel uit een filmsong geschreven in Taco's handschrift: ‘the way you haunt my dreams’. Pas na de dood van Taco wordt Herma gedwongen de portee van deze woorden onder ogen te zien. Een nieuw document dwingt haar tot zich te laten doordringen dat de onvoorwaardelijke eensgezindheid, die zij in haar relatie met Taco heeft verondersteld ‘alleen in mijn verbeelding heeft bestaan’ (ibidem, p. 143). Uit een verlate condoleancebrief naar aanleiding van de dood van Taco, blijkt dat Dee en Taco een gepassioneerde verhouding hebben gehad die waarschijnlijk tot aan Taco's dood heeft geduurd. De auteur van de condoleancebrief, een Amerikaanse collegahistoricus, blijkt te denken dat hij aan Dee | |||||||||
[pagina 195]
| |||||||||
schrijft, de vrouw op wie Taco hartstochtelijk wachtte in de tijd dat een aantal historici vastzaten bij rebellen op de Molukken begin jaren zestig. Die gijzeling heeft van Taco een gebroken man gemaakt. Taco is kort na die periode gestorven en Herma kan er nooit meer achter komen hoe Taco zijn relatie met Dee en met haar, Herma, heeft beleefd. ‘Het onverdraaglijke is dat ik geen zekerheid heb, ik weet helemaal niets’ (ibidem, p. 171). Het leven dat zij zich in haar ouderdom probeert te herinneren, is een geschiedenis die onomkeerbaar ongecheckt moet blijven en waarvan de betekenis vooral is bepaald door haar eigen illusies en verbeeldingen. De verwijdering die zich tussen haar en Dee voltrok was wellicht eerder toe te schrijven aan de relatie met Taco dan aan het raciale en politieke verschil dat Dee als een onneembare vesting tussen de vriendinnen had geplaatst. Net als Jurjen Siebeling moet Herma Warner ontdekken dat zij niet heeft kunnen zien wie de ander werkelijk was omdat de eigen fantasie, de eigen verbeeldingswereld de ander altijd tot op zekere hoogte onzichtbaar, onkenbaar maakt. | |||||||||
Pas echt griezeligHet unheimliche in deze romans van Hella Haasse zijn niet de bovennatuurlijke geestverschijningen. Evenals in De verborgen Bron is er in Sleuteloog op vanzelfsprekende wijze sprake van bezielde materie en gematerialiseerde zielsverwantschap. Herma kan in Indië en ook later als zij terugkeert naar Indonesië bijvoorbeeld steeds dezelfde geesten van de doden zien als Dee's tante Non. Geesten zijn geesten. Wat pas echt griezelig is, is dat de dingen niet zijn wat ze lijken, dat de werkelijke toedracht van een geschiedenis, een leven, zich zelfs aan het subject van dat leven onttrekt. De lege plaatsen die de werkelijkheid achterlaat zijn ongemerkt bezet geraakt door de verbeelding, de fantasie. Opnieuw wordt duidelijk dat de werkelijkheid zelf ongrijpbaar is, dat de betrokkenen er allemaal slechts hun eigen draai aan kunnen geven. Als Herma met enige gelatenheid tot dat inzicht komt en de sleutel van de kist terugvindt op een plaats waar Taco hem vermoedelijk heeft neergelegd, blijkt de sleutel niet meer te passen. Ze besluit de kist en de sleutel aan Bart Moorland te geven. Hij moet maar zien wat hij ermee doet. Het verhaal wordt afgesloten met Moorlands laatste brief waarin hij meldt dat hij de kist geopend heeft: ‘Maar, lieve mevrouw, hij is leeg’. Waar in De verborgen Bron de bron blijft murmelen, het verlangen naar elders blijft knagen, maar de hoofdpersoon zijn leven binnen geaccepteerde maatschappelijke verbanden voortzet, accepteert Herma Warner het onvermijdelijke inzicht in het verval en de vormloosheid die haar wacht. Geen enkele illusie is nog aanvaardbaar. Het huis, de kist en het bewustzijn zullen uiteindelijk leeg achterblijven. Rosemarie Buikema is werkzaam als hoofddocent bij het Instituut voor Media en Representatie. Onlangs verscheen van haar hand Kunsten in Beweging 1900-1980 (in samenwerking met Maaike Meijer). Binnenkort verschijnt het tweede deel van deze serie over de inbreng van migranten-kunstenaars in de Nederlandse cultuur. Ook zal in 2004 verschijnen: Rosemarie Buikema en Lies Wesseling, Het Heilige Huis. De gotieke vertelling in de Nederlandse literatuur. Dit artikel is een bewerking van een hoofdstuk van dit te verschijnen werk. | |||||||||
Literauur
|
|