van een paradijselijke, hogere wereld, dan de avontuurlijke gang door een lagere wereld, vervolgens weer het verlaten van de lagere wereld en ten slotte de overwinning op het lagere of kwade en het opgaan in een (andere) hogere wereld. McGonical beschrijft hoe de diverse verhaallijnen in Briggflatts, ondanks hun onderlinge verschillen, allen in die narratieve episodes zijn op te delen. De uiteindelijke ‘overwinning’ van de verschillende personages uit het gedicht is niet altijd even vanzelfsprekend of glorieus, geeft McGonical toe, maar zij draagt bij aan een groter doel: ‘[T]he focus of interest shifts away from the hero and the elements of his narrative and towards the actual process of creating them’ (p. 83). De werkelijke overwinning is dus voorbehouden aan de dichter, die al schrijvende zijn eigen vorm en artistieke vrijheid ten opzichte van de romanceconventies verovert: ‘Ultimate artistic freedom would be found, in the end, by transforming or recreating the social mythology of romance, that endless dream-world of linked tales of the past in which he might easily lose himself, into axioms of his own individual poetic activity and voice’ (p. 83).
McGonicals observaties zijn inzichtgevend, maar in zijn poging om de analyse rond te krijgen, forceert hij zijn interpretatie. Zo is het slot van Briggflatts in zijn optiek eveneens terug te leiden tot de narratieve structuur van de romance: in de laatste regels leest hij een toetreding tot een betere, hogere wereld. Het einde van het gedicht is echter ontegenzeggelijk ambigue: naast een optimistische interpretatie, is er ook een lezing mogelijk die meer nadruk legt op de twijfel en verslagenheid van de dichter. De verloren jeugdliefde blijkt dan voorgoed onachterhaalbaar, de sterren uitgedoofd - en de dichter verzucht: ‘Starlight quivers. I had day enough. / For love uninterrupted night’ (B. Bunting, Complete poems. Bloodaxe books 2000, p.80). McGonical maakt zich er wat makkelijk vanaf door in deze regels een ondubbelzinnige overwinning te lezen.
Desalniettemin is McGonicals betoog nog lovenswaardig te noemen in vergelijking met enkele andere bijdragen, waarop heel wat meer valt af te dingen. In het essay van David Annwn bijvoorbeeld, ‘Her pulse their pace: women poets and Basil Bunting’ komt de invloed van Bunting op het werk van vrouwelijke dichters aan bod. Dat resulteert in een lange en fragmentarische opsomming van talloze gedichten waarin dichteressen al dan niet naar Bunting verwijzen en nietszeggende samenvattende conclusies als: ‘The strenght of the Northumbrian poet's characteristic voice and the performative power of his readings have been stressed. The complex “northern” nature of Bunting's language and the ambiguities of his poetic identity have been found important in positive and negative ways’ (p. 145). Op Annwns essay zou, om kort te gaan, een regel uit Briggflatts van toepassing kunnen zijn: ‘Follow the clue patiently and you will understand nothing’ (B. Bunting, Complete poems. Bloodaxe books 2000, p. 75).
Curieus en in deze bundel niet op zijn plek is het essay ‘Lines of Sound Drawn Across a Century: Basil Buntings Poetry as an Overview’, geschreven door Victoria Forde. Forde is overtuigd ‘Sister of Charity’ en daarom prijkt steevast de afkorting ‘SC’ achter haar naam. Eigenlijk wil Forde in haar essay vooral de misstanden in de wereld aan de kaak stellen, door haar ervaringen met liefdadigheidswerk voor Mexicaanse landarbeiders te beschrijven. Maar daar laat ze het niet bij: door haar relaas af te wisselen met citaten uit Buntings werk, tracht ze tegelijkertijd aan te tonen hoezeer deze dichter zich ‘bewust’ was van allerlei maatschappelijke wantoestanden. Kinderarbeid, milieuvervuiling, woningnood - alle grote thema's passeren de revue. Een willekeurig voorbeeld: ‘Far ahead of his time, [Bunting] touches on the worldwide problem of children, victims of war, even hinting at street children in “Search under every veil / for the pale eyes, pale / lips of a sick child, / in each doorway[...]”’ (p. 239). Of elders: ‘In the twentieth century we have been made aware of the interconnectedness of everything on the planet Earth. Present ecological concerns and their effects Bunting compresses in such lines as ‘Drought, floods, and a dearth. Two fruitless autumns. / Empty markets, swarms of beggars’ (p. 243). Forde gebruikt Buntings poëzie slechts als min of meer willekeurige kapstok voor haar eigen boodschap. Een nobele boodschap weliswaar, maar eentje die niets met Buntings gedichten te maken heeft. Overigens haalt Forde net zo eenvoudig Buntings levensomstandigheden aan als bewijs voor haar stelling: ‘In his own life Bunting can empathize with all who have faced eviction and laws hindering them from finding housing. More than once Bunting faced a difficult move, [...]’ (p. 241). Dat Buntings persoonlijk misère een bewijs zou zijn voor het
‘visionaire engagement’ van zijn werk, lijkt me op zijn zachtst gezegd een twijfelachtige