Vooys. Jaargang 20
(2002)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| ||||||||||||||||||
II pulp
| ||||||||||||||||||
[pagina 182]
| ||||||||||||||||||
Herkenbaar hipHet doel van deze giovani cannibali is niet om hoogstaande, mooie literatuur te maken; de taal die deze schrijvers gebruiken is geen literaire, maar alledaagse taal, de taal van jongeren. Wat onder andere is te merken aan de ‘dialectale’ en nieuwe uitdrukkingen, maar ook aan het gebruik van vreemde talen, met name EngelsGa naar eind2. Een duidelijk voorbeeld hiervan is Destroy van Isabella Santacroce. Daarnaast blijkt ook uit de referenties naar popmuziek, het televisie- en drugsmilieu dat deze literatuur niet tot doel heeft haar jonge lezers van zich te vervreemden, maar de teksten juist voor hen herkenbaar te maken. Dat er verwezen wordt is op zich niets nieuws, waarnaar wordt verwezen, is wel nieuw. Waar ‘klassieke’ postmoderne auteurs (ook wel ‘vegetariërs’ genoemd in tegenstelling tot de ‘kannibalen’) als Antonio Tabucchi en Umberto Eco aan literaire teksten refereren, verwijzen de pulpschrijvers naar popsterren en televisieprogramma's. Hun personages zijn hierdoor bijna stripfiguren geworden. We hebben dus met een andere vorm van intertekstualiteit te maken, eentje die goed bij de veranderende tijden past. Andere formele kenmerken zijn de grafische trucs: het schrijven van bepaalde woorden met een hoofdletter of het op z'n Italiaans schrijven van buitenlandse namen, zoals Liz Teilor of Roger Mure (Moore). Soms worden hele stukken tekst in hun geheel herhaald, een truc die ook iemand als Alessandro Baricco aanwendt (Land van glas, Baricco 1996). Baricco is geen ‘volbloed’ pulpschrijver, maar in zijn werk vinden we wel enkele typische kenmerken van pulp terug, zoals het gebruik van vreemde talen, herhalingen van een passage (maar geïntegreerd in de tekst: het is geen pure ‘copy-en-pastetruc’). In het onderscheid dat wordt gemaakt tussen cannibali buoni (goede) en cannibali cattivi (stoute) is hij dan ook onder te brengen bij de goede groep. Ten slotte ontbreekt het in de pulpverhalen vaak aan een narratieve structuur: het zijn eerder episodes, zonder causale relaties en met een picareske opbouw. Samengevat zijn de voornaamste formele kenmerken van Italiaanse pulp in het woordgebruik de ‘dialectale’ uitdrukkingen, de neologismen en het gebruik van vreemde talen. Op tekstniveau zijn de belangrijkste kenmerken het gebruik van grafische trucs, het invoegen van (al dan niet letterlijke) herhalingen, een episodische verhaalstructuur en het citeren uit nietliterair materiaal zoals popmuziek, televisieprogramma's en het drugsmilieu. Omslag van Noves Woobinda
| ||||||||||||||||||
De eindeloze ijdelheidHet postmodernistische zit niet enkel in de intertekstualiteit - zoals beschreven in het voorgaande gedeelte - of in de grensoverschrijding tussen highbrow en lowbrow, maar tevens in de opvatting dat alles twee kanten heeft en dat alles dus is geoorloofd (anything goes): moord op je ouders, seks met dode prostituees en ga zo maar door. Hiermee hangt samen dat er geen stelling wordt genomen: in plaats van argumentaties worden slechts opsommingen gegeven, feiten worden naast elkaar geplaatst. Seksualiteit is een consumptiegoed geworden, gewetensproblemen zijn niet aan de orde. Gevoelens worden niet uitgesproken, als ze al worden gevoeld. Ook sociale gevoelens ontbreken, evenals de mogelijkheid langdurige contacten te onderhouden. Dit thema zal veelvuldig terugkomen in het werk van Aldo Nove. Het postmoderne thema van consumptie komt verder goed naar voren in de titel en de voorkant van een roman van Tiziano Scarpa, Amore®: hierop zie je een LEGO-stelletje afgebeeld in een kitscherig romantisch LEGO-landschap. | ||||||||||||||||||
[pagina 183]
| ||||||||||||||||||
Een ander inhoudelijk kenmerk, dat echter niet zo vernieuwend is, is de pessimistische sfeer die uit de boeken spreekt: het leven is onvoorspelbaar en zinloos. De aard van de verhalen evenals de gevoelloze manier waarop ze worden verteld, brengt deze zinloosheid tot uitdrukking. Soms hangt er een (pseudo-)internationale sfeer: de verhalen spelen zich af in nowhere land, en het is onmogelijk om een bepaalde stad of regio te herkennen. Ook de namen van personages zijn vaak internationaal. Deze kenmerken zijn ook sterk aanwezig in Castelli di rabbia (1999) van Alessandro Baricco: de stad heet Quinnipak, enkele van de personages heten Jun Rail, Mormy, mevrouw Abegg en Pekisch. De referentiekaders zijn dus internationaal en daarmee is er sprake van een globalisering van de ervaring, hetgeen eigenlijk ook al blijkt uit het taalgebruik, waar ik in de voorgaande paragraaf op heb gewezen. Ten slotte worden mensen vaak als dingen beschreven, tot enkele karaktertrekken gereduceerd, dat wil zeggen dat alleen hun uiterlijk wordt beschreven: innerlijke gevoelens zijn niet aan de orde. Omslag van Barnum 2 van Alessandro Baricco
Als de voornaamste inhoudelijke kenmerken op een rijtje worden gezet, zijn dat de zinloosheid van het leven (alles is geoorloofd, er wordt geen stelling genomen en seksualiteit is een consumptiegoed geworden), de (pseudo-)internationale sfeer, geen - sociale - gevoelens of langdurige relaties en het feit dat mensen als dingen worden beschouwd. | ||||||||||||||||||
Belachelijk badschuimAldo Nove (pseudoniem van Antonello Satta Centanin, geboren in 1968) is een van de bekendste giovani cannibali. Zijn debuut, Woobinda, behoort dan ook tot de eerste golf van pulpliteratuur, waarmee hij tamelijk representatief is voor deze stroming. De volledige titel luidt Woobinda, e altre storie senza lieto fine (‘Woobinda, en andere verhalen zonder goede afloop’, mijn vertaling). Op mijn knaloranje editie is een popartachtig dubbelportret van een jongen met een bril afgebeeld, boven wiens hoofd het woord ‘Vidal’ is gekliederd. Dit woord heeft betrekking op het allereerste van de veertig korte verhaaltjes, ‘Il bagnoschiuma’ (‘Het badschuim’), dat als volgt begint: ‘Ik heb mijn ouders vermoord omdat ze een belachelijk badschuim gebruikten, Pure & Vegetal’ (Nove 1996, p. 11, mijn vertaling). In dit verhaaltje verklaart de verteller hoe zijn ouders hem op een avond uitlachten nadat hij ze had meegedeeld dat hij ze zou ombrengen wanneer ze geen ander badschuim zouden gaan gebruiken. Hij vermoordde ze, sneed hun hoofden af en plaatste deze in de gootsteen om ze uit te spoelen met ‘hun eigen klote badschuim’. Dit verhaal geeft de teneur van het hele werk goed weer. Het boek is opgedeeld in acht delen, bestaande uit vijf korte verhaaltjes, die ieder een andere verteller hebben. Deze vertellers zijn uiteenlopende figuren: homoseksuelen, heteroseksuelen, seksverslaafde echtparen, masturberende tieners, moordenaars, enzovoort. De enige overeenkomst is dat ze zich aan het begin allemaal even voorstellen: naam, leeftijd en sterrenbeeld. Het is net alsof je naar de video's kijkt die ze bij ‘datingbureaus’ maken, waarop mensen iets over zichzelf vertellen en vervolgens zeggen wat voor partner ze zoeken; met dezelfde neutraliteit delen de personages uit Woobinda ons mee hoe zij soms de meest walgelijke dingen hebben uitgespookt. Je zou de thema's van de verhalen kunnen terugbrengen tot drie hoofdthema's: seks, geweld en televisie. Er is al opgemerkt dat seksualiteit een consumptiegoed is geworden in pulpliteratuur. Dat is ook in Woobinda zeker het geval: in ‘Jasmine’ huurt de verteller een prostituee in (Jasmine) om zijn broer, | ||||||||||||||||||
[pagina 184]
| ||||||||||||||||||
wiens vriendin hem zojuist heeft verlaten, met Pasen te verrassen door Jasmine naakt uit een chocolade-ei te laten springen. Jasmine stikt echter onderweg naar de broer (‘Op zaterdagmiddag is er altijd veel verkeer in Milaan’), maar dat wil niet zeggen dat ze de broers niet meer kan bevredigen: Jasmine is net varkensvlees, dat gooi je ook niet zo maar weg. Ik deed haar mond open en stopte mijn pik erin. Het feit dat ze haar tong had ingeslikt maakte het allemaal nog interessanter. Had ik toch niet voor niks vijf miljoen lire uitgegeven. (Ibidem, p. 115, mijn vertaling) Geweld is ook alom tegenwoordig. Neem bijvoorbeeld ‘Gesù Cristo’, waarmee je je bijna in een aflevering van de FBI Files waant: een jongeman heeft zijn broer vermoord, in stukken gezaagd en in de diepvries verstopt, maar omdat zijn bevroren broer is vastgevroren, moet hij deze ontdooien om hem definitief uit de weg te ruimen. Helaas elektrocuteert hij zichzelf en als hij ontwaakt in het ziekenhuis is hij omringd door politie-agenten. Ten slotte worden er ook verhaaltjes verteld over tvhelden, zoals bijvoorbeeld over een al dan niet fictieve Zwitserse knaap, genaamd Woobinda, afkomstig uit een programma waarin hij schijnbaar door de savanne rende (totdat Berlusconi de tv-zenders opkocht). Dit thema wordt ook wel gecombineerd met de andere twee, seks en geweld. Een voorbeeld hiervan is ‘Pensieri’, waar Nove zich laat inspireren door de idiote spelprogramma's die de Italiaanse RAI zo rijk is en waarin halfnaakte, stralende, blonde dames door de studio rennen, terwijl ze zich in hun billen laten knijpen door de presentator. De verteller in dit verhaaltje geilt op een van die dames, Mary: Wanneer ik me wil aftrekken wacht ik altijd met klaarkomen tot ze Mary of desnoods Roberta in beeld brengen, en het is me wel eens overkomen dat ze, terwijl ik kwakte, één van die nepagenten in beeld brachten, nou, dat was waardeloos. (Ibidem, p. 32, mijn vertaling) Laten we nu eens de verschillende kenmerken van pulpliteratuur langslopen, om te beginnen de formele kenmerken: qua vorm is Woobinda mijns inziens niet zo revolutionair. Veel nieuwe uitdrukkingen, afgezien van ‘macchina spaccabaci’ (zoenmachine?), komen er niet voor en veel Engelse woorden ben ik evenmin tegengekomen. Wel munt Aldo Nove uit in vulgair taalgebruik, tenzij dit het soort taal is dat men in Milaan gebruikt. Ook maakt hij niet veel gebruik van herhaling en grafische trucs. Wat wel sterk opvalt aan Woobinda, is het ontbreken van een rode draad: het boek is zeer episodisch, niet alleen omdat er veertig verschillende personages aan het woord komen, maar ook omdat de laatste zin van een verhaaltje vaak zomaar afbreekt, zonder enige reden. Het heeft ook geen zin om te gaan puzzelen of bladeren naar een patroon: ditmaal is het wel een ‘copy-en-pasteactie’, dat wil zeggen een willekeurige afbraak van de zin, alsof we met een dadaïstisch spelletje hebben te maken. Wat betreft intertekstualiteit: de popmuziek wordt niet veel geciteerd, het is in dit boek vooral de televisiewereld die domineert. Na de zoektocht naar inhoudelijke pulpkenmerken, komt naar voren dat in dit boek alles mag. Dat is wel gebleken uit het verhaaltje over de oudermoord en het verhaal over de prostituee Jasmine. Het is echter niet alleen de inhoud die moet shockeren, maar ook de manier waarop de verhalen worden verteld: de gevoelloosheid en de neutraliteit maken het zo absurd. Een ander kenmerk was seksualiteit als consumptiegoed. Dit komt goed tot uitdrukking in ‘Vibravoll’, waarin een vrouw een nieuwe seksuele ervaring opdoet wanneer haar echtgenoot haar met zijn mobiele telefoon opbelt, terwijl zij haar telefoon (met trilfunctie) tussen haar benen houdt. In feite wordt in geen enkele van de relaties die in Woobinda worden beschreven, gerept van enige gevoelens: het gaat puur om de seks; met elkaar, met hetzelfde geslacht, alleen, met de afstandsbediening, het doet er allemaal niet toe. Vandaar dat Woobinda het mijns inziens vooral van de absurditeit, de humor en de inventiviteit moet hebben. De absurditeit komt bijvoorbeeld goed tot uitdrukking in een verhaaltje als ‘Vidal’, waarin de ouders worden vermoord vanwege het verkeerde merk badschuim. Vervolgens de humor: aangezien het vaak moeilijk is om deze verhalen serieus te nemen, kun je eigenlijk alleen nog proberen om de humor ervan in te zien (en soms zijn ze ook echt grappig); ten slotte blinkt Nove uit in inventiviteit, zeker op het gebied van zelfbevrediging en andere aspecten van seksualiteit: wie zou er bijvoorbeeld ooit op komen om een plakje van de lievelingskaas van zijn kat op zijn private parts te leggen, zoals in ‘Amore’? Ondanks de humor, waar de meeste verhalen het in mijn lezing van moeten hebben, is de pessimistische sfeer - die zo kenmerkend is voor de pulpschrijvers - toch aanwezig. Vooral de emotieloze en kille relaties | ||||||||||||||||||
[pagina 185]
| ||||||||||||||||||
die tussen Noves personages bestaan - en die in de meeste gevallen enkel op seksuele bevrediging steunen, indien er al sprake is van twee mensen - zijn typisch voor dit boek. Het ontbreken van een rode draad doet de roman verder weinig goed: je hebt het gevoel alsof je wat losse verhaaltjes hebt zitten lezen, zonder dat je er iets wijzer van bent geworden. Blijkbaar ligt het nu eenmaal in onze aard een coherentie te zoeken in wat we lezen: dit werpt echter geen vruchten af bij iemand als Aldo Nove. | ||||||||||||||||||
Trash of toch de moeite waard?Is dit de zoveelste avant-gardebeweging die de kop op steekt, of is er echt sprake van een nieuwe, op zichzelf staande, literaire stroming? Deze vraag heb ik in de inleiding gesteld, en ik zal daar nu een antwoord op proberen te geven. Volgens de auteur van het artikel / cannibali (http://www.ecn.org/banlieues/number1/cannibali.html) wel, aangezien hij van mening is dat deze cannibali ‘de meest recente opwelling van de culturele avant-garde’ (mijn vertaling) zijn. Het is echter onmogelijk om aan de hand van een enkele roman een uitspraak te doen over een hele groep schrijvers, maar met behulp van de kenmerken die Costantino Maeder ons heeft aangereikt, kunnen we een heel eind komen. Wat is precies de definitie van avant-garde? Het Lexicon van literaire termen geeft de volgende definitie: ‘Generatie of groep kunstenaars die, gezien vanuit een bepaald ogenblik in de geschiedenis van de kunst, zich afzetten tegen de geldende traditie en de bestaande vormencanons, en die experimenteren met nieuwe vormen, technieken en stijlen. [...] De avantgardekunstenaar stelt zich op in de speerpunt van de vernieuwing, progressief, antagonistisch en dus vaak marginaal, waarbij deformatie, hermetisme en onbegrijpelijkheid principieel toegepast worden.’ (Van Gorp 1998, p. 46) Of ze echt nieuwe vormen van literatuur creëren, durf ik niet met zekerheid te zeggen, maar het is wel duidelijk dat de pulpschrijvers experimenteren met technieken, zoals het gebruik van grafische trucs, herhalingen van hele passages en het verzinnen van niet-bestaande woorden. Hun soms shockerende en amorele verhalen maken hen automatisch tot antagonisten van de moraal, en er zijn dan ook de gebruikelijke polemieken in Italië geweest omtrent dit soort literatuur. Ook maakt het zomaar afbreken van zinnen de verhalen uit Woobinda er niet begrijpelijker op. Verder doen deze schrijvers vernieuwende dingen op het gebied van intertekstualiteit: in plaats van literaire teksten is de massamedia de grote inspiratiebron. Ik wil er dan ook op wijzen dat dit soort literatuur niet minder elitair en hermetisch hoeft te zijn dan bijvoorbeeld The Waste Land van T.S. Eliott. Laatstgenoemd werk zit namelijk vol bijbelse, mythologische en andere verwijzingen, die je alleen begrijpt als je deze bronnen kent, en als je de bijbel of de Goddelijke Komedie zou gaan lezen, of de Rainbowpocket van mythologische figuren zou kopen, kom je met een beetje verstand en academische scholing een flink eind. Dit geldt mijns inziens ook voor pulp: om te begrijpen wat Aldo Nove bedoelt als hij het bijvoorbeeld over de televisieserie Woobinda heeft (indien dit programma echt bestaat) vergt namelijk ook een zekere voorkennis. Ten slotte een vraag die ik mij gedurende de lectuur van Woobinda vaak heb gesteld: is dit nou pure onzin? Zit er dan echt geen diepere laag in? Een auteur van een artikel op internet denkt het volgende: Bij het lezen van de verhalen van Aldo Nove is het moeilijk je te onttrekken aan de neiging om hem onder te brengen in de popart-literatuur, met daaraan toegevoegd een postmoderne condition humaine, die duidelijk wordt in een liefdesverhouding met objecten. Deze lijken zo op het eerste gezicht bijna onmiddellijk te worden weergegeven, vloeibaar en geïmproviseerd zoals het objet trouvé of l'écriture automatique. In werkelijkheid is datgene wat spontaan, naïef, kortstondig of erger nog [...], afgeleid, onbeschaafd, popularistisch lijkt, in feite echter de vrucht van een zeer nauwkeurig, maniakaal lyrisch gemeten aandacht voor de mechanismen van het schrijvena. Er zou dus wel degelijk een diepere laag in zitten volgens deze recensent, en in feite is het ogenschijnlijke grove materiaal ‘het symbool van een existentiële pijn (en droom) die verwijst naar een algehele kritiek van het kapitalisme’ (ibidem, mijn vertaling). Dat de personages in Noves werk een existentieel probleem hebben, trek ik niet in twijfel, maar naar mijn inzicht weet Nove daar verder niets van te maken. Zijn werk is gestructureerd als een ‘zapping televisivo’ zodat je | ||||||||||||||||||
[pagina 186]
| ||||||||||||||||||
na afloop inderdaad het gevoel hebt alsof je een beetje hebt zitten zappen, zonder iets echt leuks te zijn tegengekomen. Ik heb het uiteraard over een enkele roman, en om een serieuzer antwoord te geven op de hoofdvraag, of de Italiaanse pulp puur een avant-gardebeweging is of een volwaardige stroming, moet er naar veel meer werken worden gekeken. Ik hoop echter een beeld te hebben gegeven van deze Generazione MTV, die beetje bij beetje een eigen plek in de literaire wereld aan het verwerven is. Persoonlijk blijf ik echter de voorkeur geven aan een ‘goede kannibaal’ als Alessandro Baricco, die bewijst dat je ook modern en ‘cool’ kunt zijn, zonder tegelijk afstotelijk en shockerend te zijn. Andrea Hajek studeert Italiaans, Frans en Literatuurwetenschap aan de universiteit van Utrecht. Dit collegejaar zal zij de studies Frans en Literatuurwetenschap afronden. De auteur wil Monica Jansen bedanken voor haar hulp bij het schrijven van dit artikel. | ||||||||||||||||||
Literatuur
|