| |
| |
| |
De ijzeren schoen
Over Hölderlins Empedokles
Een Unvollendete is vaak interessanter dan een voltooid opus. Dit is een van de stellingen die Rijk Schipper in dit artikel inneemt. Met het onvoltooide werk wordt de Empedokles van Hölderlin bedoeld. Schipper laat in zijn stuk zien dat ondanks het feit dat dit toneelstuk niet een afgerond geheel vormt, dit levenswerk van Hölderlin toch een vruchtbare grond voor ontginning biedt. Misschien juist omdat Hölderlin het niet heeft kunnen voltooien, biedt het zoveel mogelijkheden om het toneelstuk te bekijken. In dit artikel is Schipper op zoek naar de mogelijke reden waarom Hölderlin nooit aan de afronding van het stuk is toegekomen.
Rijk Schipper
Van je vergissingen kun je meer leren dan van je successen, luidt een wijd verbreid inzicht. De laatste maken het mogelijk om vergenoegd achterover te leunen, terwijl de eerste aanzetten tot een hernieuwde inspanning en een betere voorbereiding. Dit inzicht zou ik ook willen toepassen op de geschiedenis van de literatuur. Sommige mislukkingen zijn meer waard dan zogenoemde geslaagde werken. Een Unvollendete intrigeert vaak meer dan een voltooid opus. Latere schrijvers kunnen zich uitgedaagd voelen om een onvoltooid werk van een bevredigend slot te voorzien. Ook kunnen ze leren van de misser die een voorganger heeft begaan, mits de werken voor het overige deel over grote kwaliteiten beschikken.
Een onvoltooid meesterwerk is de Empedokles van Friedrich Hölderlin. Hölderlin (1770-1843) is vooral bekend als dichter van onsterfelijke gedichten, zoals de ‘Hymnen’, ‘Dichterberuf’, de ‘Elegien’ en ‘An die Dichter’. Ook is hij de schrijver van de hoogromantische roman Hyperion, waarin de platonische liefde wordt bezongen. Verder vertaalde hij Griekse auteurs, met een voorkeur voor Sofokles. Minder bekend is dat hij een verdienstelijk denker was, die filosofische verhandelingen schreef over literatuur. Hij was levenslang bevriend met Hegel, die hij zeker beïnvloed heeft. Een veelzijdig schrijver dus, die voor geen enkele intellectuele uitdaging terugdeinsde. Vanaf 1806 kreeg hij helaas last van aanvallen van waanzin en sleet hij de tweede helft van zijn leven in een toren te Tübingen.
Reeds als scholier interesseerde Hölderlin zich voor de antieke filosoof Empedokles (vijfde eeuw v. Christus). Tijdens zijn studie Klassieke Talen las hij diverse fragmenten van Empedokles' werk. In de genoemde roman Hyperion spreekt hij zijn bewondering uit voor deze wijsgeer, die in de Etna sprong uit verlangen een onsterfelijke god te worden. Ook de leer van Empedokles over ‘Liefde en Haat’, die de vier elementen water, aarde, lucht en vuur verenigen respectievelijk scheiden, sprak Hölderlin aan. In zijn denken spelen vereniging en scheiding eveneens een belangrijke rol, zij het op iets andere wijze dan bij Empedokles. Het is hem niet zozeer te doen om de elementen als wel om de verhouding van kunst en natuur. Na het lezen van de antieke filosofiegeschiedenis van Diogenes Laërtius besloot Hölderlin een toneelstuk te wijden aan zijn held.
Hij werkte aan dit toneelstuk in de jaren 1797-1800, waarna hij het onafgemaakt liet liggen. Men is het erover eens dat het werk prachtige passages bevat, maar dat het als dramatisch werkstuk ernstige onvolkomenheden vertoont. Ter verklaring van Hölderlins tekortschieten kan men biografische redenen aanvoeren: zijn naderende waanzin zou reeds zijn schaduw vooruitgeworpen hebben op dit hooggegrepen werk. Ook kan men betogen dat Hölderlin van nature meer een dichter dan een dramaturg was en dat hij zich bij zijn leest had moeten houden. Dit soort verklaringen blijft echter aan de buitenkant staan en doet te weinig moeite om Hölderlins moeilijkheden te verklaren vanuit de dramaturgische opzet van het werk.
Ik ben vooral geïnteresseerd in kwesties van karaktertekening en opbouw van de intrige. Hoe heeft
| |
| |
Hölderlin getracht van een antieke filosoof als Empedokles een boeiend toneelpersonage te maken? Op welke manier heeft hij de historische gegevens gebruikt? Hoe smeedde hij de gebeurtenissen aan elkaar? Is daarbij mogelijk iets misgegaan? Hoe zou het eventueel beter kunnen?
Bij dit soort vragen van dramaturgische aard maak ik ook gebruik van de zogenaamde ‘typologie’. Bepaalde personages uit de Griekse toneelliteratuur hebben model gestaan voor de Empedokles van Hölderlin. Het zal niet verbazen dat dergelijke typen bij de grecomaan Hölderlin rijkelijk voorkomen. Men bedenke dat hij verscheidene Griekse toneelteksten heeft vertaald, vooral van Sofokles. Ook valt te verwachten dat hij voor de plot te rade is gegaan bij antieke auteurs. Typologische overwegingen kunnen helpen om Hölderlins bedoelingen te verhelderen.
| |
Het plan is geboren.
Het is overigens niet goed mogelijk om van één Empedokles te spreken. In de genoemde jaren produceerde Hölderlin drie versies, die nog werden voorafgegaan door een in Frankfurt geschreven ‘plan’ (zomer 1797). Eerst geef ik een kenschets van het plan, daarna bespreek ik de drie versies van de Empedokles met hun sterke en zwakke punten.
In het ‘Frankfurter plan’ kondigt Hölderlin een treurspel in vijf bedrijven aan. Hij beschrijft zijn hoofdfiguur als iemand die ‘vanwege zijn inborst en zijn filosofie’ geneigd is de cultuur van zijn tijd te haten. Empedokles stoort zich aan de beperkingen van het menselijk bestaan, waarin immers niets blijvend is. Niet op het grote geheel, maar op het verstrooiende detail zijn de mensen gefixeerd, wat de filosoof tegen de borst stuit. Zijn misantropie en cultuurhaat komen tot uitbarsting tijdens een feest van de Agrigentijnen, zijn stadsgenoten. Hij maakt zijn vrouw, die hem heeft overgehaald om het feest bij te wonen, bittere verwijten en vlucht naar de hellingen van de Etna. Daar spreekt hij zijn toewijding uit aan de grenzeloze natuur, waarin het particuliere ondergeschikt is aan het universele.
De toon is gezet. Empedokles is ten prooi gevallen aan onlustgevoelens en hij vindt slechts rust in de wijde natuur. Van een echt tragisch conflict kan men echter bezwaarlijk spreken. Wat is de hogere macht waartegen de nietige sterveling zich verzet? Is er een karakterfout bij Empedokles aanwezig die hem ondanks zijn goede bedoelingen te gronde richt? Kan de toeschouwer zich identificeren met de besognes van de hoofdpersoon?
De rest van het plan vertoont nog meer gebreken. We zien allerlei figuren opkomen en afgaan die trachten Empedokles milder te stemmen. Inderdaad laat hij zich naar de stad lokken, om vervolgens weer in woede te ontsteken. Ditmaal is hij vastbesloten zich te verenigen met de onbegrensde natuur door in de Etna te springen. Zijn trouwe leerling Pausanias erkent de grootsheid van Empedokles' voornemen en laat hem alleen. Kort daarop vindt Pausanias aan de rand van de krater de ijzeren schoenen van de meester. Het schoeisel is uitgespuwd door de vulkaan en Pausanias laat het vol ontzag aan Empedokles' familie en zijn aanhangers zien. Hölderlin schijnt hier zijn historische bron niet geheel te hebben begrepen. De antieke filosofiehistoricus Diogenes Laërtius had de anekdote van de schoen (enkelvoud!) ingevoegd om Empedokles' ‘bevrijdende sprong’ belachelijk te maken. In plaats van spoorloos op te gaan in het vurige element, de ether, werd hij als een gewone sterveling door de vulkaan opgeslokt. De Etna verried de mislukking van zijn ‘hemelvaart’ door de schoen uit te braken! Dit sarcasme ontgaat Hölderlin echter en hij laat zijn opzet met deze episode besluiten. Mogelijk kreeg hij later toch argwaan, want in de overgeleverde versies komt geen ijzeren schoen meer voor.
Hölderlin heeft dit Frankfurter plan wijselijk niet ten uitvoer gebracht. Het bevat te veel toevalligheden, zoals het gekibbel in het huis van Empedokles en de persoonlijke ongenoegens van de filosoof. Later zal ook Hölderlin zelf dit soort gegevens bekritiseren als ‘accidenteel’. Gebeurtenissen en karaktertrekken moeten volgens een bepaalde noodzaak in verband staan met het centrale tragische conflict. Het gegeven van de denker die ongenoegen koestert jegens de beperkingen van het leven en de hem omringende cultuur biedt wel gelegenheid voor pathos, maar voor een tragische intrige is meer nodig.
| |
Onbeschaamde trots
In 1797 verhuisde Hölderlin naar Homburg vor der Höhe, waar hij de drie overgeleverde versies van Der Tod des Empedokles schreef. De eerste versie ligt ten grondslag aan hedendaagse opvoeringen. Van de vijf geplande bedrijven schreef Hölderlin er twee. Het eerste bedrijf wordt geopend door twee priesteressen van Vesta, Panthea en Rhea geheten. Zij bevinden zich in de buurt van de tuin van Empedokles. Als een van de vele weldaden van de filosoof noemt Panthea haar eigen genezing door diens hand. Als Panthea's vader, de regent Kritias, en de priester Hermokrates opkomen, besluiten de beide vrouwen het veld te ruimen.
| |
| |
Hölderlin in 1792
De regent en de priester bespreken vol zorg Empedokles' populariteit onder de inwoners van Akragas (Agrigento). Hermokrates brengt in herinnering dat de filosoof zichzelf een god heeft genoemd en dat hij sinds deze euveldaad zijn huis niet meer uit durft te komen. Het volk speculeert over een wonderbaarlijke verdwijning van de held; daarom wil Hermokrates arrangeren dat de mensen Empedokles zullen zien en aldus worden ontnuchterd.
Empedokles komt nu op, terwijl de andere twee een confrontatie vermijden en het toneel verlaten. De filosoof prijst het daglicht, maar hij moet vaststellen dat hij met geestelijke blindheid is geslagen. Nadat hij op gelijke voet met de goden heeft verkeerd, voelt hij zich nu door hen verlaten. Zijn verstoting heeft hij te wijten aan zijn ‘onbeschaamde trots’. Dan voegt Empedokles' leerling, Pausanias, zich bij hem. De meester beschrijft zijn vroegere geluk temidden van de
| |
| |
onmetelijke, goedgunstige natuur. Als hij Pausanias vraagt hem te verlaten, wijst deze het verzoek af. Empedokles verwijt zichzelf dat hij zich boven de natuur heeft verheven en zichzelf de ‘enige god’ heeft genoemd. Nu verwenst hij de dag dat hij werd geboren.
Men krijgt de indruk dat Hölderlin zijn hoofdfiguur heeft gemodelleerd naar de Oidipous van Sofokles. Ook deze eindigde als een blinde nadat hij ongeoorloofde dingen te weten was gekomen. Hij vergat zijn plaats als sterveling en werd daarvoor zwaar gestraft. Duidelijk blijkt de parallel als Hölderlin zijn held laat zeggen:
Der höher denn ein sterblich Auge sah,
der Blindgeschlagne tastet nun uurher -
wo seid ihr, meine Götter?
Nog in het eerste bedrijf keren Hermokrates en Kritias terug, vergezeld door enige stadsbewoners. Zij drijven de spot met de in goddelijke ongenade gevallen filosoof. Empedokles verzoekt de bezoekers hem met rust te laten, waarbij hij uitvalt tegen de ‘huichelaar’ Hermokrates. Vertoornd spreekt Hermokrates een banvloek uit over Empedokles, en deze vervloekt de priester op zijn beurt. Als de overigen het toneel hebben verlaten, biedt Pausanias zijn meester aan hem in ballingschap te vergezellen. Na enige aarzeling neemt Empedokles dit aanbod aan. De typologie kan zo verder worden doorgevoerd: de leerling Pausanias is te vergelijken met Oidipous' dochter Antigone. Beiden leiden zij hun figuurlijk dan wel letterlijk blinde meester dan wel vader bij de hand, terwijl zij de wanhopigen moed inspreken. Zo zegt Empedokles tegen zijn jonge vriend:
Gehe denn,
du Armer! draußen wart' ich, auf dem Wege nach Syrakus; dann wandern wir zusammen. (I, 766-8)
Zoals Antigone Oidipous naar Kolonos leidde, zal Pausanias zijn meester vergezellen naar Syracuse.
Het tweede bedrijf toont Empedokles en Pausanias op de hellingen van de Etna. Empedokles laat doorschemeren zich in de Etna te willen storten om zodoende de verlangde vereniging met de natuur tot stand te brengen. Door de dood zal hij voor zijn zonde kunnen boeten. Vervolgens komen alweer de Agrigentijnen op, onder aanvoering van Hermokrates en Kritias. De priester deelt de filosoof mee dat het volk hem vergeeft. Het wordt overigens niet geheel duidelijk waarom de stemming in Akragas zo is omgeslagen. Van zijn kant verklaart Empedokles dat hij niets meer met de stedelingen te maken wil hebben. Pausanias zet nu de aanval in op de doortrapte priester, daarin bijgevallen door het volk. Men verzoekt Empedokles terug te keren en biedt hem zelfs de kroon aan. Onder zijn bewind heeft Akragas immers gouden tijden gekend:
Ehmals sah mit sanften Augen
auf uns der königliche Mann;
doch gleich den Alten zu Saturnus' Zeit
da freundlich unter uns der Hohe lebt',
und jeder hatt in seinem Hause Freude
Du solltest König sein. O sei es! seis!
Ich grufße dich zuerst, und alle wollens.
Op dezelfde manier smeekten de inwoners van het Griekse Thebe om de terugkeer van Oidipous. De stad was na het vertrek van Oidipous op een dood spoor terechtgekomen en zijn terugkeer zou voor herstel kunnen zorgen. Verontwaardigd wijst Oidipous de verzoeningspoging af, omdat deze te laat komt. Ook Empedokles heeft zijn redenen om rehabilitatie te weigeren. De filosoof wijst de plotselinge adepten er namelijk op dat zij zelf de weg naar de verzoening met de natuur moeten vinden. Hij is niet meer dan een voorbeeld. Nadat het volk is vertrokken, wijst hij Pausanias als zijn opvolger aan.
In de epiloog zien we Panthea terug, nu vergezeld door ene Delia. Pausanias voegt zich bij hen en meldt dat hij Empedokles nergens heeft kunnen vinden. Vol bewondering kijken de drie terug op het leven van de filosoof en weldoener.
Ten aanzien van het Frankfurter plan laat de eerste versie van Der Tod des Empedokles een duidelijke vooruitgang zien. Er is sprake van een echt tragisch conflict: de hoogmoed van Empedokles, die zich verheven heeft geacht boven de natuur. Hölderlin ontleende dit motief aan zijn bron Diogenes Laërtius. In een overgeleverd fragment laat de historische Empedokles weten als een god onder de mensen te verkeren. Kort daarna beklaagt hij zich over zijn ‘verbanning’ uit de goddelijke sfeer.
| |
| |
Nu doet zich in het stuk een merkwaardige ontwikkeling voor. Tijdens de verhitte discussies met zijn stadsgenoten beseft Empedokles dat hij zichzelf geen verwijten hoeft te maken. Vergeleken met hen is hijzelf een wonder van verlichting en bescheidenheid! In het verloop van deze versie verbleekt het schuldmotief inderdaad, en daarmee ook de plot. We zijn terug bij het accidentele gegeven van Empedokles' levensmoeheid en cultuurhaat. Als tragisch conflict is Empdokles' intellectuele verlichting dus ongeschikt. Hölderlin moet dit, al of niet bewust, hebben erkend.
Een blijvend pluspunt is het feit dat de overige toevallige elementen zijn teruggedrongen; we horen niets meer over het gênante gekibbel tussen echtelieden en de bonte stoet van optredende figuren is gereduceerd tot min of meer noodzakelijke personages. Aan de andere kant moet worden opgemerkt dat Empedokles geen volwaardig tegenspel krijgt. Zijn leerling Pausanias is te toegewijd om de meester op andere gedachten te brengen. Verder is de priester Hermokrates al te huichelachtig en bangelijk om Empedokles geloofwaardig te kunnen bestrijden. Niet zonder reden mijden hij en de politicus Kritias in het eerste bedrijf een confrontatie met de held. Voor een dramatisch overtuigende plot zijn dergelijke spanningen en confrontaties echter wel nodig. In deze eerste versie blijft Empedokles' conflict voornamelijk intern. Zijn verlangen om in de Etna te springen is een lyrisch-pathetische aangelegenheid, die geen dramaturgische noodzakelijkheid vertoont. Er was dus meer werk te doen voor Hölderlin.
| |
Al te grote mensenliefde
Voor de tweede versie heeft Hölderlin opnieuw vijf bedrijven voorzien. Hij is echter niet verder gekomen dan het schrijven van drie scènes voor de eerste akte. We zien weer de priester Hermokrates verschijnen, in gezelschap van de niet nader geïntroduceerde Mekades. In de verte bevindt zich een koor van Agrigentijnen. De koorleden zijn kennelijk luidruchtig, want Mekades vraagt bezorgd: ‘Hörst du das trunkne Volk?’. Hermokrates antwoordt dat zij Empedokles zoeken. De twee bespreken de populariteit die de wijsgeer geniet in brede lagen van de bevolking.
In deze versie draagt Empedokles duidelijk de trekken van Prometheus. Deze stal het vuur uit de werkplaats van Athene om het aan de hulpeloze mensen te geven. Door het bezit van het vuur konden de mensen pas echt tot beschaving komen en de goden in gelukzaligheid naar de kroon steken. Prometheus wierp zich dus op als een soort belangenbehartiger voor de mensen tegenover de goden, die hen liever klein wilden houden. Daarvoor werd de Titaan wreed gestraft door Zeus, die hem aan een rotswand van de Kaukasus liet nagelen. Zo'n weldoener van de mensheid is Empedokles ook. Zijn tegenstrever Hermokrates verklaart:
Net als Prometheus zal hij moeten boeten:
daß er zu sehr geliebt die Sterblichen.
Hij heeft immers de goddelijke genade gevulgariseerd:
Die Seele warf er vor das Volk, verriet
Der Götter Gunst gutmütig den Gemeinen.
Iedereen die filantropische activiteiten à la Prometheus ontplooit, zal rekening moeten houden met goddelijke wraakzucht:
es sich gemacht, und leben soll,
wie er, und vergehn wie er, in Weh und Torheit jeder
der Göttliches verrät, und allverkehrend
in Menschenhände liefert!
De priester verwijt Empedokles niet zozeer zijn overmoed tegenover de goden als wel het in gevaar brengen van de gevestigde orde. Onder zijn invloed zal het volk een oncontroleerbaar enthousiasme gaan vertonen, zoals zij in het geval van het koor al hebben kunnen waarnemen. De religieuze gezagsdragers hebben de taak om het goddelijke licht te dempen. Het is een zonde om het over iedereen te laten schijnen. De illuminaat Empedokles moet verdwijnen, al was het maar om de macht van de zittende clerus te bestendigen. Hermokrates voorziet een spoedige val van Empedokles, omdat deze zich door de idolate stedelingen tot zelfvergoddelijking heeft laten verleiden.
| |
| |
Hieraan voegt Mekades toe dat hij heeft gezien hoe het volk Empedokles op de marktplaats als een god aanbad. Tot zijn verbijstering stond de filosoof dit toe. Hermokrates verzekert zijn verontruste gesprekspartner dat de mensen zich ongetwijfeld tegen Empedokles zullen keren. Als ze zien hoe hij nu in neerslachtigheid is gedompeld, zullen zij hem zeker laten vallen.
Ten opzichte van de eerste versie is de figuur van Hermokrates duidelijk sterker geworden. Hij is uitgegroeid tot een sluwe kerkleider, die Empedokles om machiavellistische redenen uit de weg wil ruimen. We kunnen hem nu beschouwen als een min of meer gelijkwaardige tegenspeler van de hoofdpersoon. Als het tot een confrontatie was gekomen, had deze tot een levendige scène kunnen leiden. Helaas zien we Hermokrates niet meer terug, omdat in de overige twee scènes alleen Empedokles en Pausanias nog voorkomen. Wel blijkt Hölderlin al schrijvende meer van het vak van dramaturg te hebben geleerd.
In de volgende scène verschijnt Empedokles alleen op het toneel. Zoals aangekondigd door Hermokrates bevindt hij zich in een ernstige depressie. Opnieuw wordt hij gepresenteerd als ‘de met blindheid geslagene’. Net als Oidipous is hij uit zijn hoge positie verdreven door de goddelijke toorn. Hij bekent dat hij zich heeft verheven boven de almachtige natuur. De ‘Geest’ heeft hem wel groot gemaakt, maar daarmee tevens vervreemd van de ‘Almoeder’. Hierna voegt Pausanias zich bij hem. De meester spreekt spijtig over zijn levensavond; volgens Pausanias is echter pas de middag van Empedokles' leven aangebroken.
Het schuldbewustzijn van de hoofdpersoon in deze tweede versie is gering. Terwijl het in de eerste versie lange tijd het dragende motief was, wordt het hier verdrongen door Empedokles' prometheïsche zelfbewustzijn. Zijn enige ‘fout’ is dat hij andere mensen deelgenoot heeft willen maken aan de gelukzaligheid van de goden. Zijn ‘bestraffing’ wordt geëist door de jaloezie van de goden en de bekrompenheid van zijn medeburgers.
| |
Familiebanden
Evenals de tweede is ook de derde versie tot drie scènes beperkt gebleven, ondanks een grootse opzet. Er is nu sprake van een broer van Empedokles, Strato geheten. Deze is koning van Akragas. De reeds bekende Panthea is in deze versie Empedokles' zuster. Mogelijk wijst het benadrukken van familiebanden erop dat Hölderlin de afstand van de filosoof tot de overige personages heeft willen verkleinen, om zo de intensiteit van het drama te vergroten. Opnieuw zou er in Griekse stijl een koor moeten opdraven, maar dit komt in de geschreven scènes niet voor.
De eerste akte opent met een monoloog van Empedokles. Hij vertelt het publiek over zijn welbevinden op de Etna:
mit Geist gefullt bis an der Rand, bekränzt
mit Blumen, die er selber sich erzog,
gastfreundlich mir der Vater, Ätna beut.
Smadelijk verdreven door de koning en het volk is hij bij de vulkaan aangekomen. De filosoof erkent dat hij in liefde voor de mensheid is tekortgeschoten en dat hij zijn straf heeft verdiend. Nu zal hij rust vinden in de natuur. Door een sprong in de krater zal hij vergetelheid en verjonging vinden. Wat voor anderen de dood betekent, zal hem verlossing schenken. Dan ziet hij Pausanias naderen, die hem heeft vergezeld naar de Etna. Volgens de toegewijde leerling hebben de Agrigentijnen Empedokles' licht niet kunnen verdragen. Nu moeten zij maar in hun eigen duisternis ten onder gaan. Hij biedt aan een huis voor Empedokles te bouwen, op een daarvoor geschikte plaats. De meester kapittelt Pausanias om zijn al te grote trouw en bezweert hem te vertrekken. Alleen zal Empedokles zijn lot tegemoet gaan. Uiteindelijk geeft Pausanias toe en verlaat hij het toneel.
De uitgangspositie van de derde versie is exact gelijk aan die van Sofokles' Oidipous in Kolonos. Daarin ziet men hoe Oidipous, nadat hij verbannen was uit Thebe, in Kolonos arriveert. Hij weet dat hij zijn laatste uur tegemoet gaat en hij bereidt zich voor op zijn heengaan. Zijn dochter Antigone, die de blinde man naar Kolonos heeft geleid, verklaart hem haar onvoorwaardelijke aanhankelijkheid. Evenwel maakt Oidipous haar duidelijk dat hij alléén de onderwereld zal moeten betreden. Hölderlin heeft dankbaar gebruikgemaakt van dit plot voor zijn eigen Empedokles.
‘Oedipale’ elementen vindt men terug in een aantal verzen. Zo zegt Empedokles in een terugblik op zijn werk onder de mensen:
Wenn ich die Fremdlinge, die gegenwärt'gen,
die Götter der Natur, mit Namen nannt'
und mir der Geist im Wort, im Bilde sich,
im seligen, des Lebens Rätsel löste.
| |
| |
Zo had ook Oidipous het levensraadsel, dat hem werd opgegeven door de Sfinx, opgelost. De stad Thebe werd door zijn intelligentie verlost van de vloek van het monster. Maar als koning van de stad zou Oidipous zijn ondergang tegemoet gaan, zoals het orakel van Apollo reeds had voorspeld. Het was dezelfde god die genoegdoening eiste voor de moord op de vorige koning, Laios. Die moordenaar was Oidipous. Ook Empedokles beseft dat hij zich moet opofferen:
Da faßte mich die Deutung schaudernd an,
es war der scheidende Gott meines Volks!
Den hört ich, und zum schweigenden Gestirn
sah ich hinauf, wo er herabgekommen.
Und ihn zu sühnen ging ich hin.
De filantropische gezindheid van Empedokles doet behalve aan Oidipous ook aan de weldoener Prometheus denken.
Opnieuw blijkt Pausanias de tegenhanger van Antigone. Zoals Oidipous zijn dochter ontraadde hem te volgen op zijn harde weg, bezweert Empedokles zijn leerling:
bist all zu treu, du bist ein töricht Kind.
Even aanhankelijk als Antigone antwoordt Pausanias:
Das sagst du wohl, doch klügers weiß ich nicht,
wie deß zu sein, dem ich geboren bin.
Hij beschouwt zichzelf dus als een kind van Empedokles. Deze metafoor zou heel goed geïnspireerd kunnen zijn op de biologische verhouding van Oidipous en Antigone.
Het schuldmotief, in de eerste versie nog prominent aanwezig, heeft hier verder aan kracht ingeboet. Weliswaar verklaart Empedokles dat hij is tekortgeschoten in mensenliefde, maar als hij geen filantroop is, wie dan wel? We komen niets te weten over concrete misstappen van Empedokles in Akragas. Verder wordt het prometheïsche motief van de tweede versie slechts aangestipt; Empedokles heeft zijn medeburgers het licht doen zien, al was dit niet aan hen besteed. Wat blijft er op deze wijze over van Empedokles' motivatie om in de Etna te springen?
| |
Fataal botsende wereldperioden
Kort na het schrijven van de tweede versie schreef Hölderlin een theoretische verhandeling, die hij ‘Der Grund zum Empedokles’ noemde. Hierin tracht hij het drama een nieuwe, filosofische basis te geven. Hij betoogt dat de geschiedenis periodiek verloopt. Voortdurend zijn er tegengestelde krachten aan het werk, zoals liefde en haat, natuur en kunst en objectiviteit en subjectiviteit. Op het breukvlak van twee perioden vindt een fatale botsing plaats tussen de genoemde krachten. In de figuur van Empedokles, die op zo'n breukvlak leeft, wordt die botsing zichtbaar. Zijn lijden en ondergang zijn exemplarisch, een spiegel voor andere mensen in conflictsituaties. In de hoofdpersoon bereikt de mensheid een hoogtepunt: kunst en subjectiviteit zijn in hem ‘overmatig’ aanwezig. Van hun kant laten de natuur en de objectieve wereld zich niet onbetuigd: zij verlangen een offer van de hoog ontwikkelde mensheid; dit offer heet Empedokles. Zijn ondergang is noodzakelijk; als hij het veld niet zou ruimen, zou hij het aanbreken van een nieuwe periode in de weg staan.
Nu kan men kritiek hebben op een dergelijke wijsgerige onderbouwing van een drama. Hoe kan de botsing van natuur en kunst, of van objectivitiet en subjectiviteit overtuigend gestalte krijgen in een toneelhandeling? Als het wereldhistorische motief op de planken onder woorden zou worden gebracht, zou het veeleer op de lachspieren werken. Toch getuigt Hölderlins onderneming van enige grandeur. Zijn wijsgerig-idealistische uitgangspunt geeft de dialogen van de derde versie een zekere verhevenheid, die men vergeefs zoekt in de meeste ‘uit het leven gegrepen’ vertellingen over ‘gewone mensen’.
Hoe dit zij, Empedokles' intentie om in de vulkaan te springen lijkt te wankelen. Vooral in de derde scène blijkt dat hij maar een zetje hoeft te krijgen om van zijn voornemen af te zien. Hij krijgt bezoek van een ‘grijsaard’ die even later Manes wordt genoemd. Ooit heeft hij deze Egyptenaar ontmoet aan de Nijl en daar veel van hem geleerd. Hij vraagt zich af hoe de oude man op Sicilië terecht kon komen en hij meent een spook te zien:
Kein Wunder ists! Seit ich den Lebenden
gestorben bin, erstehen mir die Toten!
De oude man merkt snedig op dat de doden geen antwoord geven als men hun een vraag stelt. Hij
| |
| |
vertelt dat hij is gekomen om van zijn kant Empedokles enige dringende vragen voor te leggen. Van tijd tot tijd eist de ‘Heer der tijd’, bezorgd over zijn positie, een offer, aldus Manes. Dat offer wordt gebracht door een heiland, die de bliksemschichten uit de vertoornde hemel opvangt. Zelf gaat deze heiland, ‘de afgod van zijn tijd’, aan de goddelijke toorn ten onder, maar zo maakt hij het de mensheid mogelijk een nieuwe periode binnen te treden. Aan Empedokles stelt de oude man nu met klem de vraag of hij wel een heilandsfiguur is. De filosoof raakt ontstemd over deze scepsis en hij tracht zich te rechtvaardigen. Met fijn psychologisch inzicht merkt Manes op:
Dir hat der Schmerz den Geist entzündet, Armer.
Empedokles zegt half honend, half smekend:
Met een diplomatieke hint wil Manes de discussie beëindigen:
Laß uns still sein, o Sohn, und
Toch wil Empedokles het laatste woord hebben. Hij spreekt de verwachting uit de oude man de volgende dag terug te zullen zien. Hier breekt het drama af en heeft Hölderlin het niet meer hervat.
In het licht van het bovenstaande is het mogelijk meer te zeggen over de redenen waarom Hölderlin de pen neerlegde en zijn toneelstuk niet voltooide. Daarbij is het niet nodig toevlucht te zoeken in biografische verklaringen (‘Zijn krankzinnigheid wierp haar schaduwen vooruit’ en dergelijke). Ook hoeft men niet te veronderstellen dat het verhaal van Empedokles' levenseinde te weinig dramatische stof bevat. De geschreven gedeelten van de Empedokles laten doorschemeren waarom de auteur wèl in een impasse geraakte.
Ten eerste kostte het hem veel moeite om van een lyrisch-pathetisch gegeven (Empedokles' onlustgevoelens) tot een echt dramatisch conflict te komen. Hij trachtte zo'n conflict op te zetten als een schuldconflict (à la Oidipous) en als een promethïisch conflict (de filosoof als weldoener van de mensheid die goddelijke geheimen verraadt). Zelfs probeerde hij het conflict een filosofische basis te geven (de filosoof als epochale figuur op het breukvlak van twee wereldperioden). Uiteindelijk vond Hölderlin geen enkele vormgeving van het conflict bevredigend.
Mogelijk gaf het personage Manes met zijn twijfel aan Empedokles' missie de beslissende klap aan Hölderlins concepten. Een tweede reden voor Hölderlins vastlopen is waarschijnlijk de ontwikkeling van Empedokles' tegenspelers. In de eerste versie wordt de meester nog nauwelijks tegengesproken. Zijn gevaarlijkste vijand, de priester Hermokrates, is
De monoloog uit het handschrift van de Empedokles
| |
| |
niet meer dan een karakterloze schurk. Het tegenspel dat de priester in de tweede versie biedt, is serieuzer van aard. Hij blijkt in deze versie een intelligent verstandsmens met een scherp oog voor machtsverhoudingen. Ten slotte is Empedokles' tegenspeler in de laatste versie, de Egyptenaar Manes, eenvoudigweg te sterk voor de filosoof in ballingschap. De oude man stelt de roeping van Empedokles als redder van de mensheid aan de kaak. Hiertegen blijkt diens motivatie, en daarmee die van het drama, niet bestand.
| |
Partijdigheid
Eerder in dit artikel bleek dat Hölderlin al vroeg in zijn leven een speciale belangstelling voor de mens Empedokles en de denker Empedokles aan de dag legde. Het is niet overdreven te veronderstellen dat hij zich met de wijsgeer identificeerde. Al of niet terecht duidde de Empedokles van de eerste versie zijn grootheid als schuld; dit schuldbewustzijn zou wel eens parallel kunnen lopen aan de onzekerheid van de dichter. Deze overwegingen wijzen op een eenvoudige en, mijns inziens, de sterkste verklaring voor Hölderlins echec. Hij vereenzelvigde zich tezeer met de hoofdpersoon van zijn stuk.
Weliswaar onderkent hij de noodzaak dat de toneelschrijver zijn ‘subjectiviteit’ verloochent om die op een ‘vreemde persoonlijkheid’ over te dragen. Deze noodzaak formuleert hij in de eerder genoemde Grund zum Empedokles. Het ziet er echter naar uit dat hij dit goede voornemen niet ten uitvoer heeft gebracht. Als Empedokles spreekt, schijnt de schrijver zelf te spreken. Men leze ook het gedicht ‘Ode an Empedokles’ uit het jaar 1797, dus geschreven in de tijd dat hij aan het drama begon. De laatste strofe van dit gedicht luidt:
Doch heilig bist du mir, wie der Erde Macht,
die dich hinwegnahm, kuhner Getöteter!
Und folgen möcht' ich in die Tiefe,
hielte die Liebe mich nicht, dem Helden.
Voor een dramaturg is een eenzijdige sympathie voor één van de personages een ernstige fout. Alle karakters moeten een gelijke kans krijgen. Pas dan kunnen echte dramatische conflicten ontstaan. Weliswaar heeft Hölderlin getracht zijn hoofdpersoon gelijkwaardige tegenspelers te geven, maar toen hij hierin begon te slagen, vloeide zijn zelfvertrouwen weg. Een aanval op Empedokles beschouwde hij als een aanval op zichzelf. Ontkrachting van Empedokles' motivatie om in de vulkaan te springen werkte voor de schrijver demotiverend om het stuk af te maken. Een toneelschrijver moet een zekere afstand bewaren tegenover zijn personages, hoe sympathiek een (hoofd-)figuur ook is. Partijdigheid van de schrijver leidt tot verzwakking van de dramatiek en kan ook hem- of haarzelf in problemen brengen.
Toch heeft Hölderlin als toneelschrijver ook bemoedigende resultaten geboekt. Verschillende malen is zijn Empedokles opgevoerd; ofwel in de vorm van de eerste versie ofwel als een samenstelling van de drie versies. Hij slaagde erin de tegenspelers van zijn hoofdfiguur sterker te maken en het aantal ‘accidentele’ elementen terug te dringen. Zijn poging om het dramatische conflict een filosofische basis te geven was riskant, maar ook dapper. Centraal kwam de overgang tussen twee wereldperiodes te staan, parallel aan de (vergeefse) strijd die Sofokles' Oidipous voert tegen ‘de almachtige tijd’. Deze the-matiek kan een zekere grandeur niet worden ontzegd. Zo werpt Hölderlins onvoltooide stuk licht op de taak van de dramaturg.
Empedokles' ijzeren schoen werd door de Etna uitgespuwd. Hölderlin liet dit gegeven buiten zijn stuk, omdat hij de spot van zijn historische bron begon te vermoeden. Ik zou dit gegeven juist wel willen handhaven. Het beeld van de leerling die de schoen omhoog houdt is dramatisch sterk. De mogelijke spot zou ik niet uit de weg willen gaan: het stuk zou juist gebaat zijn bij een tragikomische toets. De ‘gelovigen’ zouden dankzij de schoen houvast hebben voor hun overtuiging dat de filosoof de sprong in een etherisch leven daadwerkelijk heeft gewaagd. Voor de sceptici zou er gelegenheid zijn om te glimlachen over een daad die moest leiden tot een transcendent bestaan.
Rijk Schipper studeerde Klassieke Talen en Theologie in Utrecht. In 1997 verdedigde hij zijn proefschrift, getiteld Paus en ketters. Leo de Grotes polemiek tegen de manicheeërs. Hij is nu werkzaam in het onderwijs.
| |
Literatuur
In dit artikel is geciteerd volgens F. Beissner, Hölderlin, Sämtliche Werke, Vierter Band: Der Tod des Empedokles, Aufsätze, Stuttgart 1961.
B. Böschenstein, ‘Frucht des Gewitters’. Hölderlin Dionysos als Gott der Revolution, Frankfurt am Main 1989. |
R. Ferwerda, Empedokles: Aarde, lucht, water en vuur, Amsterdam 1997. |
K. Hildebrandt, Hölderlin: Philosophie und Dichtung, Stuttgart 1943. |
E. Kocziszky, Mythenfiguren in Hölderlin Spätwerk,
|
| |
| |
Würzburg 1997. |
W. Kranz, Empedokles. Antike Gestalt und romantische Neuschöpfung, Zürich 1949. |
E. Mögel, Natur als Revolution. Hölderlins Empedokles-Tragödie, Stuttgart 1994. |
W. Schadewaldt, ‘Die Empedokles-Tragödie Hölderlins’, in: Hölderlin-Jahrbuch 11 (1958/1960), 40-54. |
K.-R. Wöhrmann, Hölderlins Wille zur Tragödie, München 1967. |
|
|