Een phalanx straaljagers
De gedichten van Ida Gerhardt (1905-1997) zijn klassiek in meer dan één betekenis van het woord. Allereerst is er de strenge vorm waaraan zij in verreweg de meeste van haar gedichten met bewonderenswaardige discipline vasthoudt. Rijmschema's metriek, strofenbouw en poëtische gedichttypen, veelal gebaseerd op Grieks-Latijnse voorbeelden, geven haar een strict kader van vormgeving. Dit mag op het eerste gezicht misschien een knellende en beperkende band lijken, maar geeft ook gelegenheid om keuzes net zolang te evalueren totdat het juiste woord op de juiste plaats terecht kan komen. Zo is het dichten een langdurig en moeizaam proces, waarbij de verleiding van een snel en misschien wel gemakzuchtig beslissen wordt weerstaan. De geïnspireerde vondst is het begin, niet het einde; eenmaal gevonden ondergaat de eerste opzet een pijnlijk kritische beoordeling om te kunnen passen in de streng aangehouden vorm. Alleen zo ontstaat een gedicht waarmee de dichter zich tevreden kan stellen, een juiste balans van inhoud en vorm.
Met deze werkwijze betoont Ida Gerhardt zich een waardig vertegenwoordigster van de vormvaste, klassieke dichtkunst. Maar zij is ook in een verdere zin klassiek: de literatuur van de Oudheid is voor haar een levenslange bron van inspiratie geweest, niet alleen als reservoir van vorm, maar eveneens als referentiepunt voor inhoud.
Ida Gerhardt studeerde klassieke talen, eerst in Leiden, later in Utrecht. In de keuze voor dit vak, en in de keuze voor - in eerste instantie - Leiden, blijkt al een eerste en cruciale invloed van de klassieken op haar leven. Als leerling van het Erasmianum gymnasium van Rotterdam had zij een nauwe band ontwikkeld met haar leraar, de classicus/dichter J.H. Leopold, die een blijvende invloed op haar zou uitoefenen, ook nadat hun contact verstoord raakte. Haar liefde voor de klassieke talen en voor het vertalen werd aangewakkerd door Leopold, die met zijn onderwijs en zijn dichtwerk een snaar in de jonge Ida wist te raken.
Enthousiast begonnen met haar studie te Leiden, zag zij zich gedwongen over te stappen naar Utrecht. Aan deze universiteit volgde zij colleges bij de latinist professor H. Wagenvoort, die in zijn benadering van de literatuur een opmerkelijke combinatie van filologie, geschiedenis en interesse voor de sociaal-culturele context hanteerde. In zijn publicaties blijkt hoe door deze manier van werken ook de minder grijpbare, maar niet minder belangrijke, aspecten van het Romeinse bewustzijn zichtbaar konden worden gemaakt. Gevoelselementen stammend uit een cultuur die in oorsprong uiterst nauw verbonden was met het landleven van een boerengemeenschap wist hij bloot te leggen en te beschrijven, zoals de erkenning van de mysterieuze krachten die steeds weer leven blijken te schenken, op voorwaarde dat de boer zijn plichten van zorg voor plant en dier nakomt. Het ligt voor de hand te vermoeden dat Wagenvoort heeft bijgedragen tot versterking van Ida Gerhardts fascinatie voor de Georgica van Vergilius, een dichtwerk over het boerenbestaan, dat zij later op magistrale wijze zou vertalen. Wagenvoort heeft ook het unieke talent van zijn studente erkend: zij kon bij hem in 1942 promoveren op een vertaling van twee boeken van Lucretius' leerdicht De rerum natura, met een inleiding over haar vertaalprincipes en een vergelijking van bestaande vertalingen. Aldus heeft Wagenvoort een beslissende rol gespeeld in de ontwikkeling van Ida Gerhardt als classica, en daarmee indirect ook als dichteres. Hoezeer zij ook met nostalgie bleef terugdenken aan Leiden, haar waardering voor Wagenvoort was zo groot dat zij zich als één van zijn leerlingen aansloot bij een groep oud-studenten die in 1956 een honoraire bundel voor hun Utrechtse leermeester samenstelde.
Eveneens te Utrecht sloot zij vriendschap voor het leven met een studiegenoot, die het zou brengen tot het hoogleraarschap Antieke en Middeleeuwse Filosofie aan dezelfde universiteit: Professor Cornelia de Vogel. Met haar deelde Ida Gerhardt de belangstelling voor de filosofie van Plato, of misschien beter gezegd: voor de figuur van Socrates. Met zijn onophoudelijk en onvermoeibaar streven naar inzicht en gedreven door een hoog idealisme om jonge mensen zich bewust te laten worden van wat werkelijk mooi en waardevol is, is hij voor Ida Gerhardt een voorbeeld om na te volgen. In ieder geval in haar opdracht van lerares: al zoekend en tastend, en met een bewonderenswaardige openheid voor de suggesties en frisse invallen van haar leerlingen, gaf zij leiding aan de ontdekkingstocht in de wereld van de klassieke literatuur. Ook hier streng, maar altijd met het oog gericht op het ideaal van blijvende en waardevolle kennis, onder verwerping van het gemakzuchtige, snelle resultaat.