| |
| |
| |
Driemaal Nabokov
De roman Pnin ontmaskerd
De Russische immigrant Vladimir Nabokov staat bij velen bekend om zijn fenomenale gebruik van de Engelse taal, maar zelf dacht hij daar beduidend anders over. ‘A stumbling and faltering speaker’ noemde hij zich en colleges moest hij, naar eigen zeggen, dan ook weken van tevoren voorbereiden. Deze schijnbare tegenstrijdigheid ziet Geerke Berghuis terug in de roman Pnin (1969). Zij laat zien dat de roman opgevat kan worden als fictionele autobiografie en dat de persoonlijke ontplooiing van de schrijver Nabokov wordt gethematiseerd.
Geerke Berghuis
Vladimir Nabokov is vooral bekend geworden met zijn roman Lolita (1955), een controversieel boek waarin de liefde tussen een volwassen man en een (te) jong meisje centraal staat. Twee jaar na Lolita publiceerde hij de roman Pnin (1957), die over de lotgevallen van een Russische banneling in het Amerikaanse academische circuit gaat. Op het niveau van de plot is Pnin bepaald minder gewaagd dan Lolita, maar dit betekent niet dat de roman niet vernieuwend en tegendraads is. De nadruk ligt dit keer echter niet op de thematiek, maar op het gebied van literaire conventies.
In Pnin speelt Nabokov met literaire procédés, met als doel zijn lezers op het verkeerde been te zetten en daarmee bestaande conventies te ontmaskeren, vooral de conventie van het genre. Nabokov maakt gebruik van het gegeven dat een lezer een ander verwachtingspatroon heeft van een autobiografie dan bijvoorbeeld van een sciencefictionroman en hij experimenteert met de regels en voorschriften van de verschillende literaire genres. Hoewel Pnin in eerste instantie de schijn van eenvoud wekt, blijkt de roman een verborgen laag te bevatten. In de loop van de tijd zijn er verschillende interpretaties van Pnin verschenen, waarin men de autobiografische elementen van het boek erkent. Nu bevatten ook fictionele werken vaak autobiografische elementen en interpreten hebben Pnin tot nu toe altijd gezien als een fictioneel werk.
Toch kan Pnin wel degelijk beschouwd worden als een autobiografie. Niet de Russische banneling Pnin staat dan centraal, maar de verhouding van het werk tot de auteur Vladimir Nabokov is dan van belang. In dit artikel zal middels een hermeneutische interpretatie een poging worden gedaan om aannemelijk te maken dat in Pnin de persoonlijke ontplooiing van Nabokov wordt gethematiseerd.
| |
Ordeverstoring
Op het eerste gezicht lijkt de roman Pnin in niets op een autobiografie. De belangrijkste conditie van de autobiografie is immers dat verteller, hoofdpersonage en auteur één en dezelfde persoon zijn en in dit geval hebben we te maken met drie verschillende personen: een verteller, het hoofdpersonage Professor Pnin en Vladimir Nabokov als auteur. Philippe Lejeune heeft uitgebreid studie gedaan naar het genre van de autobiografie en in zijn invloedrijke werk Le pacte autobiographique (1979) heeft hij het begrip autobiografie als volgt gedefinieerd:
DÉFINITION: Récit rétrospectif en prose qu'une personne réelle fait de sa proper existence, lorsqu'elle met l'accent sur sa vie individuelle, en particulier sur l'histoire de sa personalité. (Definitie: retrospectieve vertelling in proza die een persoon uit de realiteit maakt [op basis] van zijn eigen bestaan en waarin hij het accent legt op zijn persoonlijke leven en in het bijzonder op de geschiedenis van zijn persoonlijkheid.) (In: Van Schoonneveldt 1999, p. 4)
| |
| |
Nabokov hield zich bezig met autobiografische procédés en hij experimenteerde veelvuldig hiermee. Zijn fictionele (auto)biografieën reflecteren op het genre, zij onthullen de (auto)biografie als fictioneel werk. In principe zijn autobiografieën volgens Nabokov altijd fictionele werken. Nader bekeken gaat het in Pnin echter om een fictioneel werk, dat ook als autobiografie beschouwd kan worden. Hiermee lijkt het verband tussen fictie en autobiografie in de roman Pnin circulair te zijn: het fictionele werk blijkt een autobiografie, maar de autobiografie kan alleen maar fictioneel werk zijn.
Voor aanvang van Pnin probeert Nabokov de
lezer ervan te overtuigen dat het verhaal in het boek pure fictie is. Hij deelt ons namelijk mee dat alle personages in de roman fictioneel zijn en dat elke overeenkomst met echte personen op toeval berust. Deze mededeling mag misschien een Amerikaanse conventie zijn om juridische bescherming te bieden tegen de eventuele wrok van personen die zich in het werk herkennen, maar dan nog heeft Nabokov ervoor gekozen om hem niet weg te laten en zet hij bewust het fictionele pact in: hij ontkent elke overeenkomst tussen de werkelijkheid en de wereld die in de roman wordt beschreven. (Lejeune 1989, p. 14) Nabokov speelt met de heersende conventies, hij wekt een bepaald verwachtingspatroon bij de lezer, dat later niet blijkt te voldoen. Met het inzetten van het fictionele pact leidt Nabokov de lezer bewust om de tuin en verstoort hij de orde die er binnen de genres heerst.
| |
De lotgevallen van Professor Pnin
Pnin (1957) bestaat uit zeven hoofdstukken, die in totaal vijf jaar van het leven van Professor Timofey Pnin bestrijken. Het eerste, derde, vierde en zesde hoofdstuk zijn voor het verschijnen van het boek Pnin in The New Yorker gepubliceerd. Uiteindelijk bevat het boek zeven verschillende episodes, waardoor critici nog wel eens gemeend hebben dat het uit los zand bestaat. Zelfs Howard Nemerov, een groot bewonderaar van Nabokov, vond dat ‘as a novel, this book looks somewhat accidental’ (In: Gorden 1967, p. 145). Toch is er in Pnin sprake van een vooropgezet plan, een zorgvuldig uitgedachte structuur, waarin Pnin, de verteller en Vladimir Nabokov de rode lijn vormen die de verschillende episodes met elkaar verbindt. Professor Pnin wordt in het eerste hoofdstuk als volgt geïntroduceerd:
Portret van Nabokov (1931) door Aleksei Remizov
Ideally bald, sun-tanned, and clean-shaven, he began rather impressively with that great brown dome of his, tortoise-shell glasses (masking an infantile absence of eyebrows), apish upper lip, Chick neck, and strong-man torso in a tightish tweed coat, but ended, somewhat disappointingly, in a pair of spindly legs (now flannelled and crossed) and frail-looking, almost feminine feet. (Nabokov 1969b, p. 7)
Pnin is op weg naar Cremona, waar hij een lezing zal geven voor een vrouwenclub. Hij is zo eigenwijs geweest om duidelijke instructies in de wind te slaan en zelf uit te zoeken hoe hij het snelst in Cremona kan komen. De lezer weet inmiddels dat hij hierbij een hopeloos verouderd spoorboekje heeft gebruikt en zodoende in de verkeerde trein is beland. Uiteindelijk komt alles goed door een vriendelijk aangeboden lift. Pnin blundert wel vaker, maar hij kan zeker niet worden beschouwd als het type verstrooide professor:
| |
| |
Pnin, it should be particularly stressed, was anything but the type of that good-natured German platitude of last century, der zerstreute Professor. On the contrary, he was perhaps too wary, too persistently on the lookout for diabolical pitfalls, too painfully on the alert lest his erratic surroundings (unpredictable America) inveigle him into some bit of preposterous oversight. It was the world that was absentminded and it was Pnin whose business it was to set it straight. His life was in constant war with insensate objects that fell apart, or attacked him, or refused to function, or viciously got lost as soon as they entered the sphere of his existence. (Ibidem, p. 13)
Pnins grootste gevecht is het gevecht met de Engelse taal. Als de geboren Rus eenmaal in de VS is aangekomen, blijkt hij grote moeite te hebben met het Engels; hij kent de taal amper en ook jaren later lukt het hem niet foutloos te spreken:
A special danger area in Pnin's case was the English language. [...] By 1942 he was able to interrupt his narration with the phrase, ‘To make a long story short.’ By the time Truman entered his second term, Pnin could handle practically any topic; but otherwise progress seemed to have stopped despite all his efforts, and by 1950 his English was still full of flaws. (Ibidem, p. 14)
Naast de grammaticale fouten die hij maakt, heeft Pnin grote moeite met de Engelse uitspraak, zoals prachtig is beschreven in de volgende passage:
If his Russian was music, his English was murder. He had enormous difficulty (‘dzeefeecooltsee’ in Pninian English) with depalatization, never managing to remove the extra Russian moisture from t's and d's before the vowels he so quaintly softened. (Ibidem, p. 66)
Foutloos Engels spreken blijft voor Pnin een onmogelijke opgave en hij ziet zich genoodzaakt om lezingen en colleges helemaal uit te schrijven. Zonder deze tekst is hij hulpeloos. Pnin denkt een oplossing gevonden te hebben voor zijn probleem met de taal: hij laat zijn tanden en kiezen trekken om zijn onwillige mond te veramerikaniseren.
After that, during a few days he was in mourning for an intimate part of himself. [...] And when the plates were thrust in, it was like a poor fossil skull being fitted with the grinning jaws of a perfect stranger. [...] Ten days passed - and suddenly he began to enjoy the new gadget. lt was a revelation, it was a sunrise, it was a firm mouthful of efficient, alabastrine, humane America. (Ibidem, p. 38)
Een dergelijke ‘oplossing’ ligt in de lijn van Pnins blunders en gestuntel. Het trekken van je tanden is immers een nogal rare manier om een taal mee te ‘leren’ en deze absurde actie maakt van Pnin een soort stripfiguur, een karikatuur.
Pnins verleden is grotendeels in duister gehuld. Pnin zelf vertelt in sneltreinvaart - het is als het ware een mini-autobiografie - over zijn jeugd in Rusland, zijn adolescentie en zijn komst naar Europa:
Born in St. Petersburg in 1898. Both parents died of typhus in 1917. Left for Kiev in 1918. Was with the White Army five months, first as a ‘field telephonist,’ then at the Military Information Office. Escaped from Red-invaded Crimea to Constantinople in 1919. Completed university education - [...] Well, to make a long story very short: habituated in Paris from 1925, abandoned France at beginning of Hitler war. Is now here. (Ibidem, pp. 33-34)
Verder komen we nog van Pnin te weten dat hij een jeugdliefde heeft gehad, de joodse Mira Belochkin, die tijdens de Duitse bezetting is omgekomen in een concentratiekamp. Hij trouwde vervolgens met Liza, nadat deze na een ongelukkige affaire met een bekende littérateur een zelfmoordpoging gedaan had. Het huwelijk mislukte en Liza verliet Pnin voor de Duitse psychiater Eric Wind, van wie zij zwanger raakte.
Pnin is vaak het slachtoffer van misbruik, vooral van zijn ex-vrouw Liza en haar nieuwe man Eric Wind. Zij gebruiken Pnin om de overtocht naar Amerika mogelijk te maken en Liza gebruikt Pnins liefde voor haar om hem zo ver te krijgen dat hij zakgeld stuurt naar het kind van haar en Eric. In relatie tot Liza is Pnin ronduit naïef, hij laat zich steeds gedwee voor het karretje van zijn ex-vrouw spannen.
Wanneer Pnin met zijn pas gekochte autootje (hij heeft net met veel pijn en moeite zijn rijbewijs gehaald) naar het landgoed van een bevriend Russisch echtpaar trekt, ondergaat hij een ware metamorfose.
| |
| |
Op dit landgoed ontmoet hij oude Russische vrienden en kennissen en in deze context lijkt Pnin een totaal ander mens: hij is welbespraakt en blinkt zelfs uit in sport. Het vertrouwde beeld van de tragikomische stuntelaar maakt gedurende het verblijf bij zijn Russische vrienden plaats voor dat van een intellectuele volwassen man.
Als Pnin eindelijk de kans ziet om een huis te huren, geeft hij een feestje om zijn nieuwe woning in te wijden. Na dit feestje krijgt hij echter slecht nieuws: Dr. Hagen, aan wie Pnin zijn aanstelling aan de universiteit van Waindell te danken heeft, zal vertrekken en diens opvolger heeft een hekel aan Pnin. Aangezien Pnin geen vaste aanstelling heeft, ziet het er somber voor hem uit.
| |
De openbaring van Vladimirovich
In eerste instantie lijkt er in Pnin een alwetende verteller te zijn. Later blijkt echter dat er naast het auctoriale vertelperspectief ook een personale vertelinstantie in het verhaal voorkomt die, naarmate het verhaal vordert, steeds meer de overhand neemt. De identiteit van deze personale verteller blijft verborgen tot het laatste hoofdstuk, waarin dit mysterieuze personage zich openbaart. Zijn naam is Vladimir Vladimirovich en hij is de landgenoot van Pnin die uiteindelijk Pnins plek aan Waindell zal innemen. De verteller beschrijft zijn herinneringen aan Pnin, inclusief die waarin Pnin hem voor een leugenaar uitmaakt.
Vladimir Vladimirovich vraagt Pnin per brief of hij hem bij wil staan aan Waindell, maar tot zijn verbazing en verdriet weigert Pnin dit pertinent. Vladimir Vladimirovich logeert bij de familie Cockerell, waar hij tot in den treuren ‘getrakteerd’ wordt op Pnin-imitaties van Mr. Cockerell. Na deze met Pnin-imitaties gevulde avond heeft Vladimir Vladimirovich een vervelend gevoel. De volgende ochtend vertrekt Pnin, wat tevens het einde van het verhaal betekent. Vladimirovich wil hem nog tegenhouden, maar:
Then the little sedan boldly swung past the front truck and, free at last, spurted up the shining road, which one could make out narrowing to a thread of gold in the soft mist where hill after hill made beauty of distance, and where there was simply no saying what miracle might happen. (Nabokov 1969b, p. 191)
| |
Professor Pnin als het Russische bewustzijn van Nabokov
Er is door de tijd heen een aantal interpretaties van Pnin geweest, waaronder die van Galya Diment. In haar werk Pniniad: Vladimir Nabokov and Marc Szeftel beweert zij dat het personage Pnin op Marc Szeftel gebaseerd is. Szeftel was een collega van Nabokov aan de universiteit van Cornell. Diment schrijft over hem:
Marc Szeftel's personal history appears to have been, indeed, ‘the history of pain’: his tragic losses, constant wanderings from place to place, as well as his lack of clearly visible talents, recognition, and material success caused serious doubts as to the larger meaning of his presence on earth, and this weighed heavily upon him throughout his life. [...] In the long run, Nabokov's and Szeftel's relationship was much like that of VV and Pnin in the novel. [...] Like Pnin, Szeftel had integrity, moral convictions, and a devout commitment to scholarly pursuits. Like Pnin, he was also, undoubtedly, vastly superior in those qualities to many who made him into a figure of fun. (Diment 1997, p. 89-90)
Er zijn echter aspecten aan haar stelling die deze niet geheel overtuigend maken. Als zij stelt dat de relatie tussen Szeftel en Nabokov doet denken aan die van Pnin en Vladimir Vladimirovich, spreekt zij namelijk haar eigen stelling tegen. Volgens Diment werd Szeftel door al zijn collega's ondergewaardeerd en was Vladimir Nabokov zijn belangrijkste opponent. Pnin is onhandig, maar wel een sympathiek personage. Het lijkt mij niet waarschijnlijk dat Nabokov zijn hoofdpersonage op deze Szeftel, aan wie hij immers een hekel aan had, heeft gebaseerd.
Natuurlijk kan het personage Pnin een aantal eigenschappen van Marc Szeftel hebben meegekregen en natuurlijk kan Nabokov een anekdote over Szeftel hebben verwerkt in zijn Pnin, maar Galya Diment wijst op de universele kenmerken van de ‘mislukte’ academicus en doet het daarna voorkomen alsof Szeftel hierin uniek was. Er zullen wel meer gefrustreerde geleerden rondlopen dan alleen Diments Szeftel.
Het lijkt mij waarschijnlijker dat niet een andere persoon in Nabokovs leven, maar Nabokov zelf model heeft gestaan heeft voor het personage Pnin. Op het eerste gezicht lijkt het taalvermogen van Pnin haaks te staan op dat van de schrijver Nabokov, een man die door velen geroemd werd om zijn bloemrijk Engels. Nabokovs sprankelende taalgebruik laat dat van Amerikaanse collegae ondanks zijn immigrantenstatus ver achter zich en hij heeft hiermee vele schrijvers
| |
| |
illustratie Raymond Reinewald
geïnspireerd. In een gesprek met zijn latere biograaf Brian Boyd blijkt echter dat Nabokov zelf een andere mening over zijn beheersing van de Engelse taal toegedaan was:
I'm a stumbling and faltering speaker. I'd feel much better if there existed a magic eraser to delete said words in retrospect and a magic pencil to form new ones in the air. When I lectured in colleges I'd prepare even topical jokes weeks ahead and nobody laughed. (Boyd 1992, p. 192)
Pnins positie aan Waindell College doet denken aan een weinig rooskleurige en onzekere periode uit Nabokovs leven, namelijk aan zijn eerste stappen in de Amerikaanse academische wereld. In 1941 was zijn eerste tijdelijke aanstelling aan de Stanford University die van docent creatief schrijven en pas in 1948, vele tijdelijke banen later, kon hij de onzekerheid verruilen voor een vaste aanstelling aan Corneli. Nabokov moest erg wennen aan de manier waarop het academische leven zich in Amerika afspeelde en hij ergerde zich mateloos aan het feit dat op Cornell Russisch werd gegeven door een docent die het Russisch zelf nota bene niet eens beheerste. (Ibidem, p. 197) De auteur verwerkte dit gegeven in Pnin; we vinden het terug in de vermakelijke passage waarin Blorenge - hoofd van de Franse faculteit die geen Frans spreekt en niet van literatuur houdt - uitlegt aan Dr. Hagen waarom hij Pnin niet kan gebruiken:
‘He does speak it [Frans], eh?’
‘Well, yes.’
‘In that case,’ said Blorenge, ‘We can't use him in First-Year French. It would be unfair to our Mr. Smith, who gives the elementary course this term and, naturally, is required to be only one lesson ahead of his students. (Nabokov 1969b, p. 142)
Naast het taalvermogen en de academische omgeving vertoont ook de jeugd van Pnin parallellen met die van Nabokov. Zowel Pnin als Nabokov zijn geboren aan het eind van de jaren negentig in het St. Petersburg van de negentiende eeuw en beiden maakten deel uit van de uittocht van Russische intellectuelen en liberalen tijdens de Russische burgeroorlog van 1918-1922.
| |
| |
Pnin en Mira werden door deze burgeroorlog uit elkaar gedreven, net als Nabokov en zijn jeugdliefde Tamara, over wie hij uitgebreid vertelt in zijn autobiografie Speak, Memory (1969).
Na hun verbanning uit Rusland haalden zowel Pnin als Nabokov een universitaire graad aan een Europese universiteit (Pnin in Praag, Nabokov in Cambridge), waarna ze allebei uitweken naar Parijs (Nabokov met een omweg). Omdat Frankrijk bezet dreigde te worden door de nazi's, vertrokken Pnin en Nabokov naar de Verenigde Staten, waar zij zich allebei vestigden aan een universiteit in het oosten van het land. Pnins jeugdliefde Mira, die net als Nabokovs geliefde vrouw Véra joodse was, blijkt jaren nadat Pnin haar uit het oog is verloren, omgekomen te zijn door toedoen van de nazi's. Mira's dood in een concentratiekamp had ook de dood van Véra kunnen zijn als de Nabokovs niet op tijd naar Amerika gevlucht waren. Op deze manier krijgen twee vrouwen uit Nabokovs leven, Tamara en Véra, gestalte in Mira Belochkin.
Er zijn dus op meerdere gebieden parallellen aan te wijzen tussen Pnin en de Nabokov in zijn vroege Amerikaanse jaren: ze hebben allebei moeite met de Engelse taal en hun jeugd en werkklimaat vertonen opvallende overeenkomsten. Pnin zou in dit verband kunnen worden beschouwd als het Russische bewustzijn van Nabokov: beiden hebben nog duidelijke banden met hun geboorteland en kunnen maar moeilijk aarden in de Amerikaanse cultuur. Pnin staat dan voor de Russische banneling die Nabokov ooit geweest is, voordat deze zich een plaats verwierf in de Amerikaanse samenleving.
| |
Het Amerikaanse bewustzijn
In Pnin hebben we te maken met twee vertelinstanties: een alwetende verteller en een personale verteller. In het begin voert de alwetende verteller het woord, maar de personale verteller treedt naarmate het verhaal vordert steeds meer op de voorgrond en neemt uiteindelijk de overhand.
Op het moment dat duidelijk wordt dat er naast de auctoriale verteller ook een verteller is die een personage in het verhaal is, gaat de lezer zich afvragen in hoeverre deze personale verteller betrouwbaar is. Vladimir Vladimirovich blijkt immers een rivaal van Pnin te zijn en het vermoeden is gerechtvaardigd dat hij Pnin graag in een kwaad daglicht wil stellen. Pnin zelf bevestigt de vermoedens van de lezer dat we hier te maken hebben met een onbetrouwbare verteller als hij ten overstaan van Vladimir Vladimirovich in een bevriend gezelschap een boekje opendoet over Vladimirovich' betrouwbaarheid: ‘Now, don't believe a word he [de verteller, G.B.] says, Georgiy Aramovich. He makes up everything. He once invented that we were schoolmates in Russia and cribbed at examinations. He is a dreadful inventor.’ (Ibidem, p. 185) Opvallend is dat de lezer ook deze woorden van Pnin weer via de verteller te weten komt. Omdat de aanwezigen allen Russen waren, zal Pnin Russisch hebben gesproken en heeft de verteller Pnins woorden moeten vertalen om ze aan de lezer over te brengen. Dit houdt in dat de woorden van Pnin maar liefst twee keer gefilterd zijn: door de taal en door de intenties van Vladimirovich.
Zelfs om erachter te komen of de verteller onbetrouwbaar is of niet zijn we dus afhankelijk van deze verteller, hij heeft alle macht. Vladimir Vladimirovich lijkt Pnin expres belachelijk te maken. Zo laat hij Pnin ‘viscious and sawdust’ (Nabokov 1969b, p. 59) zeggen voor whisky en soda; een verspreking die Pnin nooit gemaakt kan hebben, omdat het Russische soda bijna net zo klinkt als het Engelse. (Toker 1986, p. 465)
Duidelijk is dus dat we niet altijd te maken hebben met een alwetend point of view. Pas in het laatste hoofdstuk komt de lezer te weten hoe de relatie tussen Vladimirovich en Pnin in elkaar steekt. Vladimirovich blijkt namelijk een net zo grote rol in het lot van Pnin te vervullen als Liza Wind en Dr. Hagen. In deze laatste episode wisselt de focalisator van Pnin naar dat van Vladimirovich en deze geeft toe dat hij Pnin opzettelijk heeft willen dwarsbomen en dus voor een deel verantwoordelijk is voor Pnins situatie.
De vraag is nu wie deze Vladimirovich precies is en hoe zijn leven verweven is met dat van Pnin. Vóór hoofdstuk zeven is er een aantal passages waar we met Vladimir Vladimirovich te maken hebben, alleen is hij dan nog slechts een mysterieus personage. Later pas treedt Vladimirovich op als personale verteller. De eerste keer dat deze ter sprake komt, is wanneer de lezer geïnformeerd wordt over Liza, Pnins eerste vrouw: ‘Pnin wrote her a tremendous love letter - now safe in a private collection - and she read it with tears of self pity while recovering from a pharmacopoeial attempt at suicide because of a rather silly affair with a littérateur who is now - But no matter.’ (Nabokov 1969b, p. 45)
Deze littérateur is Vladimir Vladimirovich. Hij is entomoloog en een prominent Anglo-Russisch schrijver. Dit in eerste instantie onbekende personage vertoont duidelijke overeenkomsten met de auteur Nabokov: zijn liefde voor vlinders, zijn succesvolle
| |
| |
schrijverschap en zijn vlekkeloze Engels. Vladimirovich krijgt een vaste aanstelling aan de English Department van Waindell en wanneer Pnin dit hoort, deelt hij mee dat hij nooit onder Vladimir Vladimirovich zal werken. Vladimirovich heeft in grote lijnen dezelfde achtergrond als Pnin en Nabokov, maar kan tegelijkertijd worden gezien als tegenpool van Professor Pnin. Immers, Vladimirovich is volledig geïntegreerd in de Amerikaanse samenleving, dit in tegenstelling tot Pnin.
De naam Vladimir Vladimirovich ondersteunt de veronderstelling dat hij de Amerikaanse Nabokov verbeeldt, want Vladimir Vladimirovich zijn de eerste twee voornamen van Nabokov. Pnin verwondert zich over de Amerikaanse gewoonte om elkaar zo snel bij de voornaam te noemen: ‘In the beginning Pnin was greatly embarrassed by the ease with which first names were bandied about in America: after a single party, [...] you were supposed to call a gray-templed stranger “Jim”, while he called you “Tim” for ever and ever.’ (Nabokov 1969b, p. 104-105)
In dit verband is het buitengewoon treffend dat de verteller, die goed in de Amerikaanse samenleving is geïntegreerd, uitgerekend de twee voornamen van Nabokov draagt.
Vladimirovich spreekt doorgaans op een ietwat neerbuigende manier over Pnin, hij lijkt hem niet voor vol aan te zien en hem als een soort kind te beschouwen. Eens noemt hij Pnin zelfs ‘poor Pnin, poor albino porcupine’ (ibidem, p. 44) Vladimirovich doet overduidelijk moeite om Pnin tot lachobject te reduceren en lijkt daarin precies op Cockerell, de befaamde Pnin-imitator van Waindell. Het lijkt of Vladimir Vladimirovich tot inkeer komt nadat hij een hele avond met deze Cockerell en diens imitaties van Pnin heeft doorgebracht. Op de één of andere manier heeft hij hierdoor een rotgevoel gekregen, waarschijnlijk omdat hij beseft dat hij zelf net zo gemeen is tegenover Pnin als Cockerell.
De verteller presenteert zich als Amerikaan, spant met de lezer samen, maar wordt uiteindelijk ook zelf te kijk gezet: ditmaal door de impliciete auteur. De term impliciete auteur wordt door de narratoloog Shlomith Rimmon-Kenan gedefinieerd als ‘the governing consciousness of the work as a whole, the source of the norms embodied in the work’ (Rimmon-Kenan 1983, p. 86) en is dus niet identiek aan de auteur Vladimir Nabokov zelf. De impliciete auteur overdrijft de imitaties van Cockerell zodanig, dat Vladimirovich zich gaat generen: ook hij presenteert Pnin immers als een clown, een trekpop zonder inhoud, om anderen te laten lachen. Ook hij loopt volledig over Pnin heen en respecteert hem niet. Cockerell is de spiegel die Vladimir Vladimirovich wordt voorgehouden.
De rode draad door Pnin is de relatie tussen de zelfgenoegzame verteller Vladimir Vladimirovich, de klunzige Pnin en Nabokov: de personale verteller en het hoofdpersonage verbeelden beiden een kant van Nabokov. Vladimir Vladimirovich staat in Pnin voor de in de Amerikaanse samenleving opgenomen en geïntegreerde Nabokov die zich heeft losgemaakt van zijn Russische erfgoed. Hij heeft zich de Engelse taal eigen gemaakt en is ondanks zijn immigrantenstatus een succesvol Amerikaans romancier geworden, net als Nabokov in zijn latere jaren.
| |
Pnin als autobiografie
De roman Pnin kan gelezen worden als Nabokovs transformatie van Russische emigrant tot succesvol Amerikaans romanschrijver. Pnin staat hierbij voor de Russische banneling Nabokov die nog niet heeft kunnen aarden in Amerika en Vladimirovich voor de Amerikaanse Nabokov die zich tot een succesvol Amerikaans romancier heeft ontwikkeld.
Professor Pnin kan worden beschouwd als Nabokovs Russisch bewustzijn. Het is voor Pnin bijna onmogelijk om in de Amerikaanse samenleving te integreren en alleen als hij onder Russen is (bijvoorbeeld op het landgoed van zijn Russische vrienden) komt hij volledig tot zijn recht. Dit in tegenstelling tot zijn tegenpool Vladimir Vladimirovich, die zich juist als een vis in het water lijkt te voelen in Amerika.
In de roman Pnin bant Nabokov zijn Russische identiteit uit door deze (als Pnin) door de geïntegreerde en succesvolle Vladimirovich belachelijk te laten maken. Vladimirovich reduceert Pnin op deze manier en verdringt hem steeds meer totdat Pnin uiteindelijk plaats moet maken voor zijn tegenhanger Vladimirovich.
Wanneer we nu terugkeren naar Lejeunes definitie van de autobiografie, denk ik dat duidelijk is dat Pnin, mits symbolisch opgevat, wel degelijk een autobiografie kan worden genoemd. De auteur kijkt terug op de aanpassingsproblemen die hij heeft gehad bij zijn komst in Amerika en het overwinnen daarvan: gaandeweg het verhaal maakt de gebrekkig Engels sprekende Pnin plaats voor de succesvolle romancier Vladimir Vladimirovich. De focus is het individuele leven van de auteur, hoewel vermomd, en in het bijzonder het verhaal van zijn persoonlijkheid.
Ooit heeft Nabokov afscheid moeten nemen van zijn vroegere Russische zelf om goed in de
| |
| |
Amerikaanse maatschappij te kunnen functioneren en als autobio-grafie gelezen. De roman vertelt over deze gebeurtenis in Nabokovs leven. Vladimir Vladimirovich, de Ameri-kaanse Nabokov, neemt steeds meer de plek in van Professor Pnin, de Rus Nabokov. In de laatste scène voelt Vladimirovich sterk de behoefte om Pnin bij zich te houden, zoals Nabokov wellicht even de neiging heeft gehad zijn transformatie van Rus naar Amerikaan tegen te houden.
Vladimirovich staat lijnrecht tegenover Pnin. Hij maakt er een sport van Pnin belachelijk te maken en ziet hem vooral in zijn onhandigheden. Wanneer we Pnin als deel van Nabokov zien, is duidelijk dat het hier vooral om zelfspot gaat. Nabokov lacht in wezen om de Russische banneling die hij ooit geweest is.
Pnin wordt alleen maar vanaf de buitenkant getoond, waardoor hij makkelijk wordt onderschat. Hiermee confronteert Nabokov de lezer met zijn kortzichtigheid: we beoordelen Pnin alleen maar op zijn taalvermogen en klunzigheid. Pnin wordt in de roman óf uitgelachen, óf zielig gevonden, maar in ieder geval niet als een gelijkwaardig persoon gezien. Het is logisch dat Vladimir Vladimirovich Pnin wel kent,
Nabokov in Berlijn (1936)
maar Pnin hem niet echt: Vladimirovich is immers de latere Nabokov, die op zijn vroegere ik (Pnin) terugkijkt. Pnin weet slechts dat Vladimirovich hem altijd dwars heeft gezeten en zijn weigering onder Vladimir te werken kan dan ook symbolisch worden opgevat: de twee kunnen niet naast elkaar bestaan, omdat zij een en dezelfde persoon zijn. De verteller verdrijft Pnin uiteindelijk van Waindell, een metafoor voor hoe de Russische Nabokov plaats moet maken voor de Amerikaan die hij aan het is geworden.
De verteller heeft hier wel moeite mee en hij probeert Pnin nog tegen te houden, maar tevergeefs. Er is ook geen weg meer terug, want in de loop van het boek wordt Pnin meer en meer gereduceerd tot karikatuur. Slechts de grove karaktertrekken zijn nog zichtbaar, vergelijkbaar met oude herinneringen die naarmate de tijd verstrijkt steeds meer aan details inboeten en uiteindelijk tot hoofdlijnen worden gereduceerd. Nabokov probeert zijn Russische zelf nog te behouden, maar kan hem niet meer in al zijn facetten voor de geest halen en moet ten slotte accepteren dat zijn Russische zelfbewustzijn, zijn Pnin, voorgoed tot het verleden behoort.
| |
| |
| |
Literatuur
G. Barabtarlo, Phantom of Fact; A Guide to Nabokov's Pnin. Ann Arbor 1989. |
L.M. Bell, ‘For the Record’. In: Journal of Modern Literature 13 (1986) 2, pp. 321-325. |
M. Besemeres, ‘Self-translation in Vladimir Nabokov's Pnin’. In: Russian Review: An American Quarterly Devoted to Russia Past & Present 59 (2000) 3, pp. 390- 407. |
B. Boyd, Vladimir Nabokov; The American Years. London 1992. |
D. Cowart, ‘Art and Exile: Nabokov's “Pnin”’. In: Studies in American Fiction (1982) 2, pp. 197-207. |
G. Diment, Pniniad; Vladimir Nabokov and Marc Szeftel. Seattle 1997. |
A. Gordon, ‘The Double Pnin’. In: Nabokov: The Man and his Work. Madison 1967, pp. 144-156. |
P. Lejeune, ‘On Autobiography’. In: Theory and History of Literature 52 (1989), H.1. |
P. Meyer, ‘Barabtarlo, Gennadi. Phantom of Fact’. In: The Russian Review: an American quarterly devoted to Russia, past and present 49 (1990) 3, pp. 376-378. |
D.E. Morton, ‘Nero of the People: Ping-pong Pnin’. In: Vladimir Nabokov. New York 1974, pp. 83-101. |
V. Nabokov, Speak, Memory: An Autobiography Revisited. Middlesex 1969a. |
V Nabokov, Pnin. 4e dr. Londen, 1969b. |
H. Nemerov, ‘The Morality of Art’. In: The Kenyon Review 19 (1957), pp. 313-321. |
S.J. Parker, ‘Genadii Barabtarlo, trans., “Pnin” by Vladimir Nabokov’. In: Slavic Review: American quarterly of Soviet and East European studies 43 (1984) 4, pp. 735-736. |
L. van Schoonneveldt, ‘Het ware leven? De (auto)biografie gedeconstrueerd in de fictionele (auto)biografieën van Vladimir Nabokov’. In: Vooys: tijdschrift voor Letteren 17 (1999) 3/4, pp. 4-21. |
L. Toker, ‘Self-conscious Paralepsis in Vladimir Nabokovs “Pnin” and “Recruiting”’. In: Poetics Today 7 (1986) 3, pp. 459-469. |
|
|