Vooys. Jaargang 19
(2001-2002)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe is het met de poëzie gesteld in Nederlandstalig letterland? De doemdenkers voorspellen dat de dood van de poëzie steeds dichterbij komt. Dat niets minder waar is, blijkt uit het onderzoek dat Patrick Rooijackers heeft gewijd aan een lijst van 640 dichtbundels. Een zoektocht naar structurering. Patrick Rooijackers Voor me ligt een lijst van 640 dichtbundels, samengesteld uit de gegevens over de in 1988 in Nederland (en Vlaanderen) verschenen drukwerken zoals die bekend zijn bij de Nederlandse Centrale Catalogus. Op deze lijst staan vertalingen, streekgebonden bloemlezingen, gelegenheidsbundels, poëzieoverzichten, therapiebundels, kinderbundels, bloemlezingen uit het werk van één auteur, enzovoorts, enzovoorts. Bedenkend dat enkele honderdduizenden Nederlanders tegenwoordig geregeld hun poëtische inspiratie aan het papier schijnen toe te vertrouwen, valt dat aantal nog enorm mee, maar toch... met een ontmoedigende regelmaat sla ik de tientallen pagina's om, en om, en om. En je vraagt je af: wat valt er in hemelsnaam uit deze diffuse massa aan feitjes naar voren te brengen? En wat te doen met de curiosa die her en der opduiken en een wanhopig wordende poëzieliefhebber nog sterker dan gewoonlijk doen twijfelen aan een zinvolle invulling van zijn bestaan? Wat bijvoorbeeld te zeggen van de bundel Ik rijm en dicht als jij je hemdje licht van Bart Drost, die volgens de annotatie ‘gedichten en tekeningen over pedofilie’ bevat? Of wat te zeggen van de bundel Vliegende woorden in de vroege ochtendzon vormen een gedicht die onder andere bijdragen van ‘Aafke’ herbergt en die uitgebracht is bij ‘het verlaten van de Lorentzschool door klas 6, groep 8’? Maar goed, laat ik de merkwaardige gevallen voor wat ze zijn en van de pragmatische wijsheid uitgaan dat elke handeling zinvol is zolang de zinloosheid ervan niet bij voorbaat al vaststaat. Laten we onder deze pragmatische wijsheid de lange, lange lijst die voor ons ligt, te lijf gaan, nader trachten bloot te leggen. Natuurlijk is het materiaal enerzijds te omvangrijk om tot in detail te behandelen, anderzijds is de productie van dichtbundels van één jaar weer te beperkt om de Nederlandse dichters- en drukkerswereld zonder welke terughoudendheid dan ook statistisch te kunnen categoriseren, classificeren en analyseren. Maar misschien zijn er desalniettemin enkele dingen te ontdekken die kenmerkend zijn voor dichtend Nederland. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wies en onwies: sprekwoorden in riemkesZo staat er bijvoorbeeld een groot aantal vertaalde dichtbundels op mijn lijst. Waarom kun je aan de hand van deze bundels niet iets algemeen zinnigs over het poëziewereldje kunnen zeggen? Je zou immers in principe moeten kunnen zien op welke talen onze literatoren zich bij voorkeur richten. We inventariseren. Met enig tellen tref ik 63 vertalingen naar het Nederlands aan - ongeveer een tiende van mijn lijst - en wat direct opvalt, is dat het Duits ohne weiteres de meest vertaalde taal is: 13 vertalingen ontdek ik, waarvan er drie bloemlezingen zijn uit het werk van Friedrich Hölderlin (1770-1843), een dichter wiens status in de twintigste eeuw inderdaad tot mythische proporties is gegroeid. De plaats van de tweede meest vertaalde taal in 1988 wordt door twee talen gedeeld: het Engels (maar dat is weinig verrassend) en het Russisch, beide vertegenwoordigd met zes vertalingen. Onder meer Charles B. Timmer en Karel van 't Reve stonden in dat jaar garant voor een vertaling van werken van Russische dichters. Is dit toeval of mag ik hieruit concluderen dat er in Nederland een grote aandacht voor Russische poëzie is? Op de derde plaats staat dan nog het Frans - maar dat was te verwachten - met vijf vertalingen en verder werden er onder andere nog vertalingen geproduceerd uit het Zweeds, Hebreeuws, Spaans, Indonesisch, Italiaans, Galicisch en, jawel, het Toeareg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vertalingen naar een andere taal dan het Nederlands zijn vrij zeldzaam: de bundel Wies en onwies; sprekwoorden in riemkes, naar het Gronings ‘vertoalde en bewaarkte sneldichten van Constantijn Huygens’ van W.H. van der Ploeg is wat dat betreft een uitzondering. Interessant is ook het feit dat de vertalingen in veruit de meeste gevallen gewijd zijn aan auteurs uit de negentiende of twintigste eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geleid door een verheven handNatuurlijk vormen de vertalingen slechts één facet van mijn lijst, zoals er zoveel meer kleine gegevens interessante perspectieven openen. Zo is het een treffend feit dat er (althans volgens mijn informatie) in de poëzieproductie van 1988 slechts 31 herdrukken te vinden zijn: een verrassend laag cijfer dat veel zegt over de vraag die er over het algemeen naar poëzie is of over de risico's die de moderne uitgeverijen durven te nemen. Maar deze losse opmerkingen creëren natuurlijk weinig overzicht. Ik zit nog steeds met een grote, lange lijst met honderden titels opgescheept en nog steeds is deze chaos aan feitjes onoverzichtelijk, ongestructureerd en ongedefinieerd. Hoe kunnen we dit oplossen? Er zijn, stel ik vast, een aantal manieren om structureel deze wirwar te proberen te ontrafelen. We kunnen trachten de bundels in onze lijst te categoriseren in soorten bundels maar ook kan ik mijn lijst proberen in te delen op gegevens als de uitgever, het oplagecijfer en de omvang van de bundels. Laat ik eens zien hoever de eerste mogelijkheid, de soort bundel, ons brengt. Grofweg blijken de dichtbundels die na aftrek van de vertalingen resteren, te kunnen worden gerangschikt in vier categorieën bundels: in dichtbundels sec van één auteur, in bloemlezingen, in verzamelde werken en in - wat ik wil noemen - ‘groepsgebonden’ bundels. De eerste (en grootste) groep sla ik - voorlopig althans - over. De tweede groep dan: de bloemlezingen. Er is een grote diversiteit aan soorten bloemlezingen aan te wijzen. Allereerst is er de bloemlezing uit het werk van één auteur waarvan er vijftien verschenen in 1988, gewijd aan bekende dichters zoals Kopland, Campert en Achterberg, maar ook aan dichters wier bezoekjes aan de Helikon minder algemeen bekend zijn - zoals Maria van der Steen. Een aardig voorbeeld uit deze categorie is een bloemlezing uit het werk van Fred Portegies Zwart, genaamd For reviewers only, die, aldus de an-notatie bij de titelbeschrijving, alleen bestemd is voor recensenten, teneinde deze in staat te stellen ‘zich een beeld te vormen van deze, naar het oordeel van de uitgever, onvoldoende opgemerkte dichter’. De anno-tatie vervolgt: ‘Lezing en bespreking van de reeds verschenen en nog te verschijnen bundels van harte aanbevolen!’ Een ander veel voorkomende soort bloemlezing is de themabloemlezing. Daarvan zijn er zeventien in onze lijst aan te treffen en de onderwerpen variëren van schaken, beeldende kunsten ‘politiek vervolgden’ tot bloemen, muziek, asperges en een ‘thematische bloemlezing over de stilte’. Speciale vermelding verdient hier het thema kerst. Maar liefst zes kerstbundels zijn er in 1988 verschenen. Poëzie en kerst gaan hand in hand. Een derde categorie nemen de streekgebonden bloemlezingen in beslag met 26 bundels: Utrecht ontving een bloemlezing maar ook plaatsen als Lier, Hulshout en Deurne. Met name de Stichting Beeldende Kunst Gelderland heeft een groot aantal (9) van deze bundels op haar naam staan. Ten slotte zijn er nog de groepsbloemlezingen en de poëzieoverzichten. Het onderscheid tussen deze twee is vaag en tien titels kunnen in deze groep worden ondergebracht. De meest geruchtmakende groepsbloemlezing in dit tiental is zonder meer Maximaal, waarin dichters als Joost Zwagerman, Arthur Lava en Dalstar zich in 1988 vol rumoer op het literaire podium verstaanbaar maakten en bij welke gelegenheid Michael Zeeman zich nog mocht verheugen in een over hem uitgeworpen bak rotte vis. Ook groepsbloemlezingen als Ieder hangt aan zijn gevallen toren, samengesteld door Rogi Wieg en De nieuwe wilden van Elly de Waard doen in 1988 enige stof opwaaien bij hun verschijning. Samen beslaan deze bloemlezingen 68 titels, meer dan een tiende van mijn lijst dus. De groep ‘verzamelde werken’ (hierbij reken ik ook verzamelbundels) neemt in vergelijking hiermee een aanzienlijk kleiner deel van het geheel in beslag. Hij bestaat uit elf titels en de dichters die zo'n Verzameld Werk waardig geacht worden, zijn bijna zonder uitzondering bekenden: Kees Stip, Slauerhoff, Bernlef, T. van Deel, Achterberg, Alain Teister, Marsman, Leopold, Jozef Eijckmans en P. Hawinkels. Doorgaans verschenen deze bundels bij gerenommeerde uitgevers. Dan is er de laatste groep die weer een wat groter aandeel in mijn lijst heeft: de ‘groepsgebonden’ bundels. Je treft hierin ‘therapiebundels’ aan (circa zeven; denk bijvoorbeeld aan een uitgave van de Nederlandse Vereniging voor Autisme), kinder- en jongerenbundels (samen 14 bundels), gelegenheidsbundels (± 25 bundels), en ‘religieus geïnspireerde bundels’ (25 titels). Van deze laatste categorie wordt het overgrote deel (18 titels) ingenomen door protestants georiënteerde gedichten. De titels van deze religieuze bundels zijn vaak | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veelzeggend. Zo verscheen bij de Vereniging tot Verspreiding van de Heilige Schrift de bundel Geleid door een verheven hand van Truus van der Roest en ook verscheen Maria lof: een ontmythologiserende interpretatie in sonnetten van Cornelis Goslinga, volgens de annotatie een ‘sonnettencyclus over Maria vanuit protestantse optiek’. De rooms-katholieken steken daartegen met vier bundels schril af en je kunt je afvragen in hoeverre Fer van Assche met Korte metten, volgens de annotatie ‘speelse gedichten over de katholieke kerk’, een lofzang op het katholicisme heeft geschreven. Met name de groepsgebonden bundels weerspiegelen de rol die poëzie speelt in de samenleving: poëzie is katharsis, een therapiemiddel, een diepere vorm van geloofsbeleving (in met name de protestante geloofsgemeente). Poëzie is een manier om het blijvende, monumentale karakter van een bepaalde gebeurtenis kracht bij te zetten. En ook de streekgebonden bundels geven een idee wat poëzie in den lande voor betekenis heeft: poëzie is een middel om de eigen identiteit vast te leggen. En dat er relatief veel kerstbundels verschenen zijn, zegt veel over de wijze waarop Kerstmis wordt beleefd, maar het zegt evenveel over het imago van poëzie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Weinig boeiend en zinvolDe typen bundels geven een glimp van de functie die poëzie in de maatschappij toebedeeld heeft gekregen. Toch resteert na deze categorisering nog een fors aantal bundels die niet in een bepaalde categorie onder te brengen is. Ongeveer tweederde van mijn lijst is geen bloemlezing of vertaling. Wat moet ik met al deze honderden dichtbundels, hoe is deze groep nu nog enigszins te ontleden? Ik zou de oplagecijfers door kunnen nemen, maar deze staan slechts zelden vermeld. We zouden naar het aantal bladzijden van de bundels kunnen gaan kijken, ook al lijkt dat eveneens weinig zinvol. Maar over dit laatste is misschien toch nog meer te vertellen. Bij 379 van de 640 bundels is in de titelbeschrijving het aantal bladzijden vermeld. Als we deze op een rijtje zetten, komen we tot de volgende grafiek: (aantallen op x-as met vijf vermenigvuldigen voor aantal bladzijden van bundels, y-as: aantal bundels) De lezer denkt misschien: wat wil de schrijver in godsnaam met deze grafiek? Toegegeven, in eerste instantie lijkt deze grafiek weinig interessants naar voren te kunnen brengen. Toch is er wel degelijk iets opvallends over de bovenstaande grafiek op te merken. Gelet op de pieken in de grafiek beslaat de gemiddelde bundel tussen de dertig en vijfenzestig bladzijden. Welke bundels vallen buiten dit gebied? Hebben zij een bepaald kenmerk waardoor hun plaats buiten het ‘gemiddelde’ te verklaren valt? Dat is inderdaad het geval. Verzamelbundels en bloemlezingen nemen het grootste gedeelte van de bundels met een omvang van meer dan zeventig bladzijden in beslag. En de bundels in de grafiek die minder dan dertig bladzijden omvatten, hebben dikwijls een punt gemeenschappelijk dat we weer op een ander vlak moeten zoeken. Deze zijn namelijk vooral uitgebracht bij een bibliofiele uitgever: uitgevers die bundels in kleine oplagen voor de verzamelaar uitbrengen. En dit brengt me bij een ander manier om mijn kluwen aan gegevens, de haast gewraakte 640 bundels, te categoriseren: door de uitgever nader onder de microscoop te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Momenten van zelfherkenningGa ik inventariseren op uitgever, dan levert dat een lijst op met een enorm aantal uitgevers en drukkerijen, soms bekend in de oren klinkend maar even vaak totaal onbekend. Wie heeft bijvoorbeeld ooit gehoord van de uitgeverij Zaadnoordijk die in 1988 de bundel Zy uitbracht? Of wie kent uitgever Jan Jense die in 1988 een bundel Rijmen en gedichten over wandelsport en de natuur tot zijn fonds mocht rekenen? Dat achter uitgeverij Zaadnoordijk Tineke Zaadnoordijk schuilgaat die naast uitgever tegelijkertijd auteur is van het boekje Zy en dat Jan Jense zelf zijn werkje bij elkaar heeft gerijmd en gedicht, verklaart in deze context veel. Minstens 32 titels van onze 640 bundels lijken zo, door hun auteur zelf, te zijn uitgebracht en er zijn nog veel meer titels die, in dit opzicht althans, nogal dubieus in de oren klinken. Zo zal de firma Instant Printing - drukker van gedichten van Paul H.F. Brenneker - wel niet bijzonder vaak dichtbundels uitbrengen en is Grafi Workshop Solidair in Rotterdam zich misschien er niet eens van bewust uitgever te heten van Momenten van zelfherkenning van Kenneth L. Rellum. Kortom, heel wat titels lijken uitgaven te zijn van beginnende dichters of dichters die tevergeefs een professionele uitgever voor hun poëtische activiteiten probeerden te vinden. Welke uitgeverijen brachten nu de meeste poëziebundels uit? Voor 1988 levert dat de volgende rij aan uitgeverijen op (ik beperk me tot de eerste twintig): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zeker, er staan enkele bekende uitgeverijen bij: Meulenhoff, Querido, De Bezige Bij, De Arbeiderspers, Bert Bakker, Manteau en ook Kok te Kampen zijn alle tot op zekere hoogte weinig verrassende namen. Een niet onaanzienlijk deel van deze rij bestaat uit bekende uitgeverijen. Maar uitgeverijen als De Koofschep en De Beuk zullen bij minder mensen een blik van herkenning oproepen. Wie meer wil weten over deze uitgevers, raadplege, zoals ik, het internet en de telefoon. Grofweg kunnen deze twintig uitgeverijen in vier klassen worden ingedeeld. De eerste groep bestaat uit de gerenommeerde uitgevers, de tweede groep uit bibliofiele uitgevers, de derde groep bestaat uit stichtingen en verenigingen en de vierde groep uit de uitgeverijen met het interessante uitgangspunt: ‘U schrijft. Wij drukken. U betaalt.’ De eerste groep mag voor zich spreken, maar de andere drie zal ik hier kort toelichten. De bibliofiele uitgevers beslaan een niet onaanzienlijk deel van de twintig uitgeverijen: Avalon Pers, Exponent, Mikado Pers, AMO, De Lange Afstand, In de Bonnefant en Prop zijn alle bibliofiele uitgevers. Hun uitgaven zijn bestemd voor de echte liefhebber; gedrukt in kleine oplagen, ambachtelijk gezet (met loden letters) worden de uitgaven zelfs soms door de auteur gesigneerd of op andere wijze nader onder handen genomen. Zo voorzag Bernlef dertig van de 115 exemplaren van zijn Verzwegen visioen (uitgegeven bij Exponent) van een handgeschreven gedicht. Samen hebben deze niet-commerciële drukkerijen een zeventigtal titels op de markt gebracht. En dan reken ik niet eens de andere bibliofiele uitgevers mee die niet bij de eerste twintig uitgeverijen zitten, zoals het bekende Sub Signo Libelli van Kleis. Meer dan tachtig bundels moeten dat jaar door bibliofiele uitgeverijen/drukkers zijn geproduceerd. In de derde groep, de stichtingen, is een grote verscheidenheid te ontdekken. Allereerst nummer 1 op mijn lijst: Stichting De Beuk, die in 1988 maar liefst twintig dichtbundels - en daarbij geen bloemlezingen, vertalingen en dergelijke - uitbracht. Deze uitgever, die al vanaf de jaren '50 werkzaam is, blijkt al rond de 1500 titels te hebben geproduceerd, en ook al bestaat zijn fonds grotendeels uit minor poets, enkele bekende namen springen wel naar voren zoals Hans Andreus en Simon Vinkenoog. De Beuk is begonnen als een literair collectief dat op kosten van zijn leden bundels uitbracht. Gaandeweg zijn de opbrengsten van de bundels echter voldoende gebleken om de kosten te dekken. (Een deel van de opbrengst ontvangen de dichters overigens niet, zij ontvangen slechts een gering aantal exemplaren voor eigen gebruik.) Een stichting die tot het einde van haar bestaan (1991) wel enkel ledengebonden uitgaven uitbracht, is de stichting De Koofschep, die in 1986 werd opgericht door de Vlaming Roger Wastijn en de Nederlander Ton Luiting. Typisch voor zulke stichtingen is dat bijvoorbeeld een van de toenmalige leden van De Koofschep, een beeldend kunstenares, haar curriculum vitae op het internet heeft geplaatst en dat daarop - afgezien van enkele onbeduidende publicaties in tijdschriften - twee bundels van haar hand prijken, beide uitgegeven door De Koofschep. Na de opheffing van deze vereniging verschenen echter (veelzeggend genoeg?) van haar geen bundels meer, noch publicaties in tijdschriften. Voor mensen die beginnen met dichten is het misschien interessant om eens te denken aan De Opwenteling in Eindhoven. De doelstelling van deze vereniging is namelijk ‘het aanbieden van een platform aan jonge en beginnende dichters zodat deze hun talent ontwikkelen’. Stuurt u uw gedichten in, dan worden deze beoordeeld ‘op een manier, die de auteurs de kans geeft om stappen vooruit te zetten in hun artistieke ontwikkeling’. Door financiële problemen (het stopzetten van subsidie) is deze doelstelling overigens uitgebreid met ‘het uitbrengen van een commerciële reeks publicaties in samenwerking met maatschappelijke organisaties’, waardoor onder andere in samenwerking met PSV een gedichtenbundel over voetballen tot stand kwam. Het bekende Poëziecentrum Gent heeft zich ten doel gesteld de Vlaamse dichtkunst te stimuleren en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stichting Beeldende Kunst Gelderland, ten slotte, is al eerder ter sprake gekomen: zij houdt zich vooral bezig met het uitbrengen van regionale uitgaven. De vierde groep dan nog: de ‘U betaalt, wij drukken’-uitgevers. Nummer 6 zal weinig mensen bekend zijn: de inmiddels opgeheven uitgeverij De Postiljon in het Vlaamse Dilbeek die een serie Dilbeekse Cahiers op haar naam heeft staan. Deze merkwaardige uitgeverij die de meeste Vlaamse dichtbundels op haar naam heeft staan, is een grote uitzondering in de rij van twintig uitgeverijen. Drijvende kracht achter deze uitgeverij was de dichter Wilfried De Boeck die, op verzoek van dichters, bereid was hun bundels uit te brengen. De dii minores moesten hiervoor wel een slordige 60 à 70.000 Belgische franken neerleggen maar de heer De Boeck zorgde er dan wel voor dat hun bundels ook onder de aandacht van recensenten werden gebracht... Kortom, deze lijst van twintig uitgeverijen laat zien dat weliswaar bekende uitgevers een belangrijk deel van de uitgaven van poëziebundels beslaan - zeker als je ook op de namen van de dichters let -, maar dat daarnaast stichtingen en bibliofiele uitgeverijen een fors deel van de productie van dichtbundels op hun naam hebben staan. En de bundels die door de dichter zelf worden uitgebracht, nemen ook een niet te verwaarlozen aandeel in het geheel in. Amateur-dichtend en professioneel dichtend Nederland gaan hand in hand op onze lange, lange lijst van 640 dichtbundels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gedichten en gedachten van een paterMaar heeft deze zoektocht naar structurering nu iets opgeleverd? Niet veel in ieder geval. Honderden en honderden titels in mijn lange, lange lijst blijven nog steeds onbesproken en herbergen waarschijnlijk stuk voor stuk een eigen wereld en een eigen verhaal. Daarbij steken de kleine, halfstatistische feitjes in mijn verhaal maar mager af. Maar toch. Kleine feitjes kunnen aardige dingen zeggen. En er is alleen al aan droge gegevens nog zoveel meer te vertellen. Een vergelijking van de kwantitatieve productie van dichtbundels in Nederland en in Vlaanderen levert zeker genoeg stof tot nadenken op. Want waarom staan er zo bizar weinig Vlaamse dichtbundels op mijn lijst, ook al is deze lijst van Nederlandse bronnen afkomstig? En ook een poging om alleen al de titels van alle bundels (van Klankwater en Wegen tot Ze zeggen maar... en Bewustzijn) eens nader te bestuderen, zou boeiende informatie kunnen geven over wat de gemiddelde dichter ‘poëtisch’ vindt klinken. De laatste jaren willen er nog wel eens pessimistische stemmen opklinken die op jammerende toon de dood van de poëzie verkondigen. Maar gaat dat niet wat ver? In een land waarin mensen als Paul Brenneker bundels kunnen uitbrengen met de titel Gedichten en gedachten van een pater, een oude man die aan het denken en dichten is geslagen en niet meer stoppen kan moet de dichtkunst toch wel floreren? Baseren we ons bij onze doemdenkerij niet al te zeer op dat kleine kringetje van bekende dichters en bekende uitgeverijen? Zeventig jaar geleden sprak een vermaard Nederlands poëet eens: ‘Wanneer ooit Gods geheim in zijn sublieme simpelheid zal worden geraden, dan is het een dichter, die het verlossende woord zal mogen spreken.’ Naar de kwantiteit dichters gemeten zouden we het met het raden van dat verlossende woord tegenwoordig toch heel wat makkelijker moeten hebben dan zeventig jaar geleden. Nee, met een beetje geluk komen we er wel. Maar laten we in hemelsnaam hopen dat het iemand op zal vallen onder al die honderden dichters. Deze tekst is een bewerking van een referaat voor het onderzoekscollege van dr. Jos Joosten en dr Thomas Vaessens, ‘Postmodernisme voorbij?’, dat medio 2000 aan de Universiteit Utrecht gehouden werd en waarbij men zich concentreerde op het jaar 1988. |
|