Die ‘blanke man’, ‘bevoogdende vader’ en ‘hoogleraar letterkunde’ is dus David Lurie, docent aan een Kaapse Hogeschool. De professor leidt in Kaapstad een kaal leven, zijn driften en ambities heeft hij in duidelijke hokjes opgeborgen. Het gaat mis als werk en liefde zich met elkaar vermengen. Een kortstondige seksuele relatie met een jonge studente maakt zijn positie als docent onhoudbaar. Als de relatie ontspoort klaagt zij hem aan bij een commissie tegen discriminatie en seksuele intimidatie. Hij erkent schuld, maar weigert halsstarrig de commissie verder in zijn ziel te laten roeren. Dat is olie op het vuur en zijn ontslag is al snel een feit.
David besluit tijdelijk naar het platteland te trekken, naar zijn (bewust) alleenstaande dochter Lucy. Zij heeft daar een hondenkennel en een klein stukje boerenland, ook is ze actief in de dierenbescherming. Alhoewel hij haar dierenliefde en esoterische instelling nogal bespottelijk vindt, gaat hij bij haar vriendin in een dierenkliniek werken. Zijn leven komt in een rustiger vaarwater.
Maar dan wordt hij opnieuw uit ‘Gods genade’ gestoten. Drie zwarte mannen overvallen Lucy in haar huis. David wordt tijdens de overval in brand gestoken en vervolgens in de wc opgesloten. Ondertussen zijn de mannen bij zijn dochter, en David is machteloos. Lucy en David overleven de aanval, Lucy is verkracht. Ze raakt in verwachting en besluit het kind te houden. Ze trouwt met iemand die overduidelijk connecties heeft met haar verkrachters; deze man belooft haar voortaan te beschermen. Ze blijft op haar boerderij wonen. David speelt in haar leven nauwelijks nog enige rol van betekenis. Op haar radicale beslissingen heeft hij geen enkele invloed kunnen uitoefenen.
Vogelaar beargumenteert in zijn reactie helaas niet waarom hij meent dat deze dochter en vader iets vertegenwoordigen, en ook niet waarom dat dan toekomst/vrouw/zwarten/platteland/dier versus verleden/man/blank/stad/cultuur zou zijn. Zelfs al zou je een dergelijke symbolische waarde aan David en Lucy toekennen, dan vergeet Vogelaar nog dat de toekomst die ‘zwarten, dieren en vrouwen’ tegemoet gaan, in de roman wordt voorgesteld als een aaneenschakeling van onverschilligheid, barbarij en vernedering. Zo hypercorrect is het allemaal niet.
Bovendien heeft Vogelaar absoluut ongelijk als hij over Lucy zegt: ‘Ze is door zwarten verkracht, maar ziet de vernedering als achterstallige schuld, zodat ze zelfs bereid is de vrucht van die overweldiging te dragen.’ Het is juist David die telkens denkt dat zijn dochter voor de geschiedenis in het stof wil kruipen. Zij benadrukt juist dat het echte leven niets met abstracte concepten als ‘geschiedenis’ en ‘schuld’ te schaften heeft.
David vraagt haar bijvoorbeeld waarom ze haar verkrachters niet bij de politie heeft aangegeven: ‘Then help me. Is it some form of private salvation you are trying to work out? Do you hope you can expiate the crimes of the past by suffering in the present?’ (Coetzee 1999, p. 112) Zij antwoordt dan zeer stellig: ‘You keep misreading me. Guilt and salvation are abstractions. I don't act in terms of abstractions. Until you make an effort to see that, I can't help you.’ (Ibidem, mijn cursivering, SP)
Een vergelijkbare dialoog ontspint zich over de vraag waarom Lucy op de boerderij wil blijven:
‘Be sensible, Lucy. Things have changed. We can't just pick up where we left off.’
‘Why not?’
‘Because it's not a good idea. Because it's not safe.’
‘It was never safe, and it's not an idea, good or bad.
I'm not going back for the sake of an idea. I'm just going back.’ (Ibidem, mijn cursivering, SP)
Lucy weigert halsstarrig haar lot te historiseren. Zij wil de overval niet tot een publieke kwestie maken.
‘You want to know why I have not laid a particular charge with the police. I will tell you, as long as you agree not to raise the subject again. The reason is that, as far as I am concerned, what happened to me is a purely private matter. In another time, in another place it might be held to be a public matter. But in this place, at this time, it is not. It is my business, mine alone.’
‘This place being what?’
‘This place being South Africa.’ (Ibidem)
De gedachtegang van Lucy is maar moeilijk te begrijpen. Haar keuzes stellen ons voor raadsels. Waarom gaat ze niet weg na de verkrachting? Waarom doet ze geen aangifte? Coetzee geeft geen commentaar. Disgrace is een personale roman; we zitten aan de blik van David Lurie vastgeklonken. Uitspraken van personages worden niet expliciet geïroniseerd, vertellerscommentaar ontbreekt nagenoeg geheel, en David komt niet tot een bijzonder inzicht in de motieven van zijn dochter.