Vooys. Jaargang 19
(2001-2002)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Moord door onverschilligheid
| |
SlaapwandelaarsHet is 9 augustus 1945. Na Hiroshima is ook op Nagasaki een atoombom gevallen. Een verschrikkelijke explosie, een verwoestende schokgolf en honderdduizenden doden zijn het gevolg. Enkele uren later, op de eerste verdieping van One Evelyn Place, Princeton, USA schrijft de Oostenrijkse schrijver Hermann Broch een brief. Hij schrijft er duizenden in zijn leven, in die dagen zo'n zeven à acht per dag. Deze ochtend begint hij met een brief aan Volkmar von Zühlsdorff, vriend en medewerker van een Duitse culturele instelling in Amerika. Beiden in ballingschap, schrijven ze elkaar over de toekomst van Duitsland. Von Zühlsdorff wil terug om aan de wederopbouw van het land te werken. Broch, sinds 1938 in Exil in Amerika, denkt daar anders over: ‘Ik ben Hitler voor mijn uitzetting (ja zelfs voor de opsluiting die daaraan voorafging) zeer dankbaar, want het betekent nogal wat om op mijn leeftijd in de waarste zin van het woord een “nieuw” leven te mogen beginnen. Ik zou er persoonlijk niets van willen missen.’Ga naar eind1 Hermann Broch is in 1886 in Wenen geboren. Zijn vader is groothandelaar in textiel en vindt het logisch dat de jonge Broch een opleiding voor de textielindustrie volgt. In 1907 wordt Hermann assistent-directeur in de spinnerij van zijn vader en in 1915 wordt hij directeur van de fabriek. Maar Broch wil zijn tijd besteden aan de filosofie en het schrijven. En ondanks het feit dat de naderende economische crisis zijn schaduw al vooruitwerpt en de prijzen dalen, verkoopt hij in 1927 het familiebedrijf. In de Weense cafés mengt hij zich onder schrijvers en intellectuelen als Franz Blei, Robert Musil, Alma Mahler, Daniel Brody en Elias Canetti, maar opvallen doet hij niet. Miljonairsvrouw en mecenas van de kring rond Blei, Gina Kaus, beschrijft hem als de ‘hintergründigste Mensch’ die ze ooit gekend heeft.Ga naar eind2 Tussen 1931 en 1932 verschijnt Brochs romantrilogie Die Schlafwändler. De romans zijn geen commercieel succes, maar oogsten nationaal en internationaal veel waardering van critici en intellectuelen. In de drie delen beschrijft Broch de drie geestesgesteldheden in de Europese mentaliteit van voor en na de Eerste Wereldoorlog. Centraal staat de vraag of er nog wel | |
[pagina 55]
| |
waarden kunnen bestaan in een wereld die wordt gekenmerkt door zinloos geweld. Hij ontleedt de beschavingsgeschiedenis in een patroon van waardenverval. Na de Grote Oorlog is er in zijn ogen sprake van parallel lopende waardesystemen die geen geheel meer vormen. Er zijn geen grote, bindende verhalen meer, maar in plaats daarvan zijn er geestesgesteldheden die elkaar kunnen gaan domineren. De mentaliteit die Broch als de dominerende ziet na 1918 is die van de zakelijkheid. Huguenau, het belangrijkste personage in Huguenau of de zakelijkheid, het derde deel van Die Schlafwändler, is geen Mann ohne Eigenschaften, maar een Mann ohne Moral. Hij vergeet de moord die hij gepleegd heeft, herinnert zich alleen zijn zakelijke successen. De versplintering in parallelle waardesystemen is onoverzichtelijk en beangstigend voor de mensen en roept de vraag op naar een nieuw, bindend element. Op de laatste bladzijden van Huguenau of de zakelijkheid kondigt die zich aan. Groot is de angst van de mens die zich van zijn eenzaamheid bewust wordt en zijn eigen herinnering ontvlucht; een overwonnene en een uitgestotene is hij, teruggeworpen in de diepste angst van het geschapene, in de angst van degene die geweld ondergaat en geweld pleegt, en teruggeworpen in een overweldigende eenzaamheid kunnen zijn vlucht en zijn vertwijfeling en zijn afstomping zulke proporties aannemen, dat hij wel op de gedachte moet komen zichzelf geweld aan te doen om aan de ijzeren wet van het gebeuren te ontsnappen. En in de vrees voor de stem van het Oordeel, die uit het duister dreigt op te klinken, ontwaakt in hem met verdubbelde kracht het verlangen naar de Leider die hem licht en mild bij de hand neemt, orde schept en de weg wijst, de Leider die zelf niemands volgeling is en die voorop gaat op het onbetreden pad van de gesloten kring, om op te stijgen naar steeds hogere niveaus, op te stijgen tot een steeds stralender toenadering, hij die het huis opnieuw zal bouwen, opdat uit de dood weer leven zal ontstaan, hijzelf opgestaan uit de massa der doden, de heilbrengende die door zijn eigen handelen betekenis zal geven aan het onbegrijpelijke gebeuren van deze tijd, opdat de tijd opnieuw geteld zal worden. Dat is het verlangen.Ga naar eind3 Na Die Schlafwändler zet Broch de kritische analyse van zijn tijd voort. Zijn filosofische bespiegelingen en zijn romankunst blijven communicerende vaten. De Europese cultuur bevindt zich in een crisis en de personages zijn slaapwandelaars of ‘onschuldigen’. Ze bevinden zich in wat Broch ‘de schemertoestand’ noemt. Daarin kunnen volksmenners, demagogen en machtswellustelingen eenvoudig de macht over de massa naar zich toe trekken. Zo treft in Der Versucher een eenvoudige boerengemeenschap in haar midden ineens een leider aan, die richting geeft aan onvermoede verlangens. De analyse van de schemertoestand en wat erop volgt, had idealiter moeten uitmonden in een psychologie van de massawaan. In de jaren veertig werkt Broch daar intensief aan, maar hij heeft zijn werk niet kunnen afmaken. Uit zijn nalatenschap blijkt dat de kritische theorie verder ging dan louter een beschrijving van het fenomeen van de massa, zoals we die vinden bij beroemde tijdgenoten als LeBon, Ortega Y Gasset, Freud en Canetti. | |
Brandspiegel van de tijdgeestIn de jaren dat Broch in Princeton woont, begint hij zijn dagen met het onderhouden van zijn gigantische correspondentie. Zijn brieven zijn geen opgeblazen zichtkaartjes, maar zijn een bevlogen aanzet tot veelomvattender bespiegelingen. Brievenschrijver Broch denkt hardop. Hij spreekt zich uit in de hoop dat de anderen meekneden aan zijn gedachten. Hij toont zich van zijn betrokken, emotionele en kwetsbare zijde. De brief aan Von Zühlsdorff is daarop geen uitzondering. | |
[pagina 56]
| |
Het joodse probleem openbaart [...] de ‘schuld’ van het Duitse volk: twintig jaar lang heeft de Duitser de krankzinnigste jodenhetze met totale onverschilligheid aangezien, en door deze beestachtige onverschilligheid is hij medeplichtig geworden aan een beestachtig systematische massamoord. U ziet, ik spreek niet over politiek [...], ik spreek van gewone misdaad, namelijk degene die in de getto's begaan is. Iedere Duitser, die niet in de concentratiekampen geweest is - en zelfs menig ingezetene van de kampen - is op zijn minst verdacht van medeplichtigheid aan moord door onverschilligheid. Dat mag de rest van de wereld niet schoonwassen. Onverschilligheid (en in het bijzonder tegenover joden) is een algemeen menselijke eigenschap. Maar het Duitse volk - en hier denk ik met nadruk in onderscheiden rassen - het zowel in het goede als in het kwade meest extreme volk van het avondland, heeft zich opnieuw de brandspiegel van de tijdgeest betoond: het heeft, zoals ik op een nazistische radiozender gehoord heb, de andere volkeren de ‘adelaarsvlucht geleerd’. Ook in de oorlogvoering heeft Duitsland de andere volkeren de ‘adelaarsvlucht’ geleerd. Duitsland was bewapend, het Westen niet; dat was misschien een slordigheid van de democratie, op dit moment is het haar sterkste argument. Dat de Engelse steden in mindere mate verwoest zijn dan de Duitse, is geen bewijs van Duitse edelmoedigheid, maar een gevolg van de verrassende inhaalmanoeuvre in de bewapening van het Westen. Als Duitsland het Westen ingehaald zou hebben bij de vervaardiging van een atoombom, dan zou New York nu het lot van Nagasaki delen. Je zou het als een geniale zet van Hitler kunnen uitleggen dat hij, door zijn inzicht in technische mogelijkheden en noodzakelijkheden, de gehele mensheid ertoe gedwongen heeft hem na te volgen. Von Zühlsdorff is verbijsterd door de brief van Broch. Met name Brochs beschuldiging van ‘medeplichtigheid door onverschilligheid’ van de Duitsers stuit hem tegen de borst. In zijn antwoordbrief vraagt hij Broch dan ook naar diens mening over de Amerikanen, die op hun beurt de berichten hebben aangehoord over het bombar-dement op Nagasaki. Wat te denken van hun medeplichtigheid aan de tweehonderd-duizend doden in één klap, in een land dat de oorlog allang verloren had? De atoombom stelde Broch inderdaad voor een uiterst pijnlijk probleem. Zijn pleidooi voor de democratie en de humaniserende invloed daarvan stond ineens op gespannen voet met de realiteit dat ook een vrije, democratische natie kan besluiten met één druk op de knop tot massale vernietiging over te gaan. Volkmar von Zühlsdorff was in Berlijn een straatvechter tegen het opkomend fascisme. In ballingschap in de Verenigde Staten richtte hij samen met prins Hubertus zu Löwenstein in 1936 het American Guild for German Cultural Freedom alsmede de German Academy of Arts and Sciences in Exile op. Fonds en academie waren beide gevestigd in New York en nauw verbonden. Het Fonds verstrekte werkbeurzen aan Duitse en Oostenrijkse schrijvers die waren gevlucht voor vervolging door het nazi-regime. In 1946 keerden Zu Löwenstein en Von Zühlsdorff terug naar Duitsland. | |
De mythische samenhang tussen schuld en boeteOp dat moment is de briefwisseling tussen Von Zühlsdorff en Broch al behoorlijk intensief en scherp. Beiden zijn uitgesproken tegenstanders van een regime als dat van Hitler en in hun brieven reflecteren zij intensief op de toekomst van Duitsland en Europa. Von Zühlsdorff is dertig jaar jonger dan Broch, en hoopvol gestemd over de wederopbouw. Broch, hoe betrokken ook, is sceptischer. Hij is bovendien een man van geschiedfilosofie en van poëzie. Zijn engagement zit in zijn schrijverschap. Al mijn werk en al mijn denken is nu al vele jaren met dit ene probleem bezig: hoe kan de mens (dus geenszins alleen de Duitse) weer naar de weg van toenemende menselijkheid worden geleid? De uiteindelijke, praktische oplossing zal - en daarvan ben ik zelfs overtuigd - uit Duitsland komen, omdat daar de schuld het nadrukkelijkst gelegen heeft en omdat daar de mythische samenhang tussen schuld en boete zo tastbaar aanwezig is. Bij de wedergeboorte van de wereld zal Duitsland de leidende rol spelen, zodra de Duitser begrepen heeft wat schuld door onverschilligheid betekent. In die zin heeft u doorgaans gelijk, als u zegt dat ik voor Duitsland schrijf. En daarom ben ik ook van mening dat iedereen die van goede wil is, naar Duitsland terug kan | |
[pagina 57]
| |
illustratie Judith van de Graaf
en moet gaan, iedereen maar geen jood: want de dader verstijft bij de aanblik van het slachtoffer en bovendien zouden niet de doden, maar de levenden terugkeren en zij zouden zich om die reden vaak als ‘overwinnaars’ gedragen en daarmee de Hitlergeest opnieuw aanwakkeren. | |
[pagina 58]
| |
Deze passage in de brief, waarin Broch zegt dat de joden beter niet terug kunnen keren naar Duitsland, lijkt bijzonder ongepast unzeitgemäss. Paradoxaal genoeg wijst Von Zühlsdorff er in zijn brief dan ook op, dat als je dan toch een scheiding wil aanbrengen tussen joden en Duitsers, je dat dan net zo goed meteen volgens de wetten van Neurenberg kan doen. Von Zühlsdorff gelooft nog in de maakbaarheid. Hij ziet vooral een taak weggelegd in de praktische wederopbouw ter plaatse. Zodra het mogelijk is, gaat hij terug. Hij dringt er bij Broch op aan dit ook te doen, maar Broch geeft er echter meerdere malen blijk van dat hij dat niet ziet zitten. Toch zal hij uiteindelijk nog wel een reis voorbereiden. Brochs betrokkenheid achter de schrijftafel lijkt geen grenzen te kennen; werkdagen van achttien uur zijn geen uitzondering. De vrees niet alles te kunnen zeggen wat hij moet zeggen, houdt hem uit zijn slaap. In 1951 is hij volkomen uitgeput en hij sterft na een hartaanval. Hij zal Europa niet meer terugzien. In Brochs optiek betekent onverschilligheid voor de politiek eigenlijk ethische onverschilligheid en hij vecht daar tegen. Vijftig jaar na zijn dood werkt in Europa het om zich heen grijpende liberalisme de politieke onverschilligheid in de hand. Er gaapt een steeds grotere kloof tussen politiek en maatschappij. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de Koude Oorlog. Ook die oorlog is een bindend, want polariserend verschijnsel geweest. Maar hij is voorbij en het waardenverval zet zich voort. In een deel van de nieuwe, naoorlogse wereld desintegreren gemeenschappen langs etnische lijnen - wat in enkele gevallen inderdaad het beste is. In andere delen zaait het individualisme uit. Nieuwe samenhangen zijn over het algemeen slechts economische samenhangen. Terwijl begrippen uit de markteconomie het vocabulaire van de massa domineren, is het engagement gereduceerd tot stille tochten tegen zinloos geweld, volksgerichten tegen pedofielen en onverholen vreemdelingenhaat aan de poorten van asielzoekerscentra. Er lijkt alleen nog ‘voor’ of ‘tegen’ te bestaan in de staat die geen gemeenschap meer kent. De kaalste vorm van democratie, het individualisme, heeft tot redeloze angst en eenzaamheid geleid. In de verte klinkt de strijdkreet alweer. Het wachten is eigenlijk alleen nog op de Verlosser, of de moord. Gert den Toom is schrijver en essayist. Daarnaast is hij verbonden aan de Utrecht School of Governance. |
|