advertenties, maar alleen van uitgevers, drukkers en pennenverkopers. Met smart zat ik op het moment te wachten dat Vrijstaat Austerlitz advertorials zou gaan plaatsen om geld te genereren maar dat tijdschrift ging, samen met zijn uitgeverij, ten onder voordat het zover was. Ik geloof niet dat de literatuur eronder geleden zou hebben. Ook dichteressen rijden tenslotte auto, ook romanciers gebruiken deodorant, ook essayisten proberen wel eens een mooi overhemd uit te zoeken.
Een enkele uitzondering daargelaten, blijft het in de huidige situatie aanmodderen in het moeras van fantasieloze, risicoloos samengestelde, armoedig vormgegeven en gedateerde tijdschriften, die ook vaak nog aan de leiband van uitgeverijen liggen. Nieuwe, gedrukte tijdschriften zijn eigenlijk dead on arrival.
De introductie van internet opende in theorie spannende vergezichten. Nieuwe, democratische en goedkope mogelijkheden dienden zich aan voor de literaire tijdschriften. De startpagina's www.literatuur.pagina.nl en www.meander.nl laten zien wat er op dit moment gebeurt. Op vwvw.rottendstaal.nl volgt Bart FM Droog ondertussen tandenknarsend de laatste ontwikkelingen van de Nederlandse literatuur op internet. Er daar word je niet vrolijk van. De verhouding tot internet toont dan ook weer eens aan hoe kortzichtig het literatuurbedrijf is. De uitgeverijen hadden hun digitale verbindingen met de rest van de wereld nog maar net gelegd, of internet diende zich aan. De verschillende uitgeverssites zijn dan ook ronduit zielig. Men maakt uiterst beperkt gebruik van de mogelijkheden, beschouwt het net als een eenzijdig communicatiemedium of is slechts aanwezig met een postadres. De tergend trage ontwikkelingen op dit terrein leggen een identiteitsvraagstuk in het literatuurbedrijf bloot. Enerzijds wordt er nog steeds een goddelijke, ongrijpbare status gecultiveerd (Van Oorschot, ook onvindbaar op internet), anderzijds hypen hypercommerciële cultuurbarbaren de streekromans van vroeger als de literatuur van de toekomst (Vassalucci, met een reclamefolder op het net). Daartussenin is men zoekende.
Natuurlijk is een uitgeverij een bedrijf als elk ander en wil het geld verdienen, maar internet biedt nu juist de mogelijkheid om aan de verkoop van de boeken nog een maatschappelijke waarde toe te voegen, iets bij te dragen aan de cultuur - waar dat in het uitgeefbeleid steeds minder het geval is. Dit is een cruciale betekenis die internet voor schrijvers, uitgeverijen en het literaire tijdschrift kan hebben.
Een tijdschrift, het woord zegt het al, zou zijn tijd moeten weerspiegelen. Terwijl juist internet het literaire tijdschrift de gelegenheid biedt om aan haar oorspronkelijke bedoelingen tegemoet te komen, zijn bij vrijwel alle ingangen de drempels lager. Het biedt nieuwe kansen door de verminderde betekenis van de factor geld. Bovendien voegt het een audiovisueel element toe. Maar de bestaande tijdschriften maken er nauwelijks gebruik van.
Natuurlijk zijn er nadelen. Dezelfde democratie die zoveel mogelijk maakt, levert een karrenvracht aan amateur- en schrijfclubsites op die ontroerend van enthousiasme en multimediale huisvlijt zijn, maar zelden enig niveau hebben. De pretenties, de meligheid en de zelfbevredigende woordspelingen zijn niet van de lucht. De allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie levert niet noodzakelijkerwijs literatuur op. Meestal niet zelfs.
Een ander nadeel is dat internet een typisch voorbeeld is van de markteconomische spektakelmaatschappij. Hypes zijn dus aan de orde van de dag en verminderen het zicht op de waarde van zowel de inhoud als de vorm. Men moet stilstaan bij de interactie tussen tekst en beeld, zich afvragen wat een spectaculaire flash-animatie toevoegt aan een traditioneel sonnet, of banners en buttons de literatuur niet verdringen.
Ten slotte zie ik ook effecten ontstaan die de literatuur in zijn huidige vorm bedreigen. Waar