van de gasexploitatie. Iemand krijgt een idee, wil dit tot uitvoer brengen, moet de nodige obstakels overwinnen, krijgt broodnodige hulp en samen met zijn helpers slaagt hij er uiteindelijk in zijn plan tot voltooiing te brengen. Eigenlijk lijkt dit gedeelte van het boek op een jongensboek, bijvoorbeeld een deeltje uit de Kameleonreeks of de Euro 5-reeks. Jonge mensen met nieuwe ideeën weten iets tot stand te brengen, ondanks de tegenwerking van conservatieve ouderen met macht.
In het tiende en elfde hoofdstuk wordt over Krols tweede grote project verteld en ook deze geschiedenis is uitermate herkenbaar. Krol presenteert zich daarin als een oudere werknemer die al een tijdje geen grote successen heeft behaald en al lang door nieuwe jonge honden is voorbijgestreefd. Nog eenmaal wil deze ‘oude, wijze man’ zijn waarde bewijzen en hij krijgt weer een ‘Idee’. Hij wil een ‘Data Atlas’ van het gehele bedrijf samenstellen; alle systemen die in de multinational gehanteerd worden, beschrijven en tot elkaar relateren: ‘Als ik alle systemen beschreven had, inclusief hun in- en uitgangen, was ik klaar. Dus: convergent, uniek, volledig en ook nog leesbaar. En draagbaar.’
Geheel in de stijl van W.F. Hermans, de bekendste Nederlandse bèta-schrijver, voegt Krol aan het verhaal een ‘Epiloog’ toe, waarin hij verslag doet van een mislukking. Waar Hermans zijn romanpersonages bedrogen liet uitkomen, daar doet Krol in deze autobiografie verslag van zijn eigen desillusie. Het door Krol opgezette systeem voor het gasveld, dat hij als een van de hoogtepunten in zijn loopbaan beschouwt, blijkt een onvolkomenheid te bevatten. De weerbarstige materie van het enorme gasveld is zelfs met behulp van wiskundige modellen en computers niet afdoende in kaart gebracht. De illusie een kloppend systeem vervaardigd te hebben is niet langer houdbaar. Een schrale troost voor Krol is dat degene die dagelijks met het systeem werkt, zegt: ‘Ik laat het mooi zo.’
Het autobiografische gehalte van 60000 uur is niet groot. Voor een literatuurliefhebber is het interessant om te weten te komen dat de schrijver Krol ook een glansrijke loopbaan in de informatica heeft gehad. Maar verder komt de lezer over de persoon Krol eigenlijk niet veel te weten. Hier schuilt ook voor een gedeelte het bèta-element van Krols autobiografie in. Krol verhaalt uitgebreid over allerlei technische, bij voorkeur wiskundige problemen, maar houdt de beschrijving van zijn persoonlijke geschiedenis uiterst summier. Regelmatig krijgt de lezer passages als de nu volgende voorgeschoteld: ‘Mathematisch wordt de put-capaciteit weergegeven door een lijn schuin naar beneden, en de capaciteit van de droger door een lijn schuin omhoog. De paradox wordt opgelost op het snijpunt van beide lijnen, het is namelijk hetzelfde gas.’ Zo precies als Krol zo'n wiskundig probleem beschrijft, zo onscherp is het beeld dat hij van zichzelf geeft. Krol vindt het plezierig om met de auto door kleine Groningse dorpjes te rijden, kan met de ene collega goed en met de andere slecht overweg en heeft in een bepaalde periode elke ochtend op weg naar kantoor last van ‘een grote, zwarte hond [...] die naar me gromde en me aangevlogen zou zijn als zijn bazin hem niet telkens stevig aan de lijn had gehad.’ Veel meer informatie over zichzelf geeft Krol niet.
De persoon Krol komt nog enigszins tot leven in enkele aforismen, die als wandspreuk op een kantoor niet zouden misstaan: ‘Vergaderen is een vorm van verval’ en ‘'n Plant maakt het gezellig op kantoor. Vooral als hij al maandenlang dood in de pot staat. Teken dat er gewerkt wordt.’ De enige passage waarin de lezer het gevoel krijgt dicht bij Gerrit Krol te komen is die waarin Krol zijn entree in de literatuur beschrijft. ‘Ik maakte m'n tafel schoon en begon. Ik schreef. De ramen stonden open, ik rook de vrieslucht in de straten. Ik hoorde de kinderen spelen en schreeuwen - voor het eerst in m'n leven. Ik schreef en schreef en als in een versnelde film: de knoppen braken open, de ene na de andere.’
Zo weinig als Gerrit Krol over zichzelf schrijft, zo onvoorstelbaar veel doet Boudewijn Büch dat. Niet alleen is Büchs boek veel dikker - Krol beschrijft 60000 uur in 114 pagina's, Büch 8760 in 286 -,