een interview van Pascal Verbeken voor De Standaard zegt Krabbé wat dit voor zijn werkwijze betekent: ‘Voor een schrijver betekent dit dat je thema helder moet zijn en dat het beperkte aantal zetten dat je doet, alleen uit het thema mag voortkomen. Negentig procent van mijn schrijfwerk zit precies in die economie.’
Voor een groot lezerspubliek is Krabbés literaire soberheid geen bezwaar - misschien is het voor hen zelfs een aanbeveling -, want zijn laatste drie boeken zijn grote successen geworden. Hoge verkoopcijfers en buitenlandse uitgaven lijken net zo bij zijn romans te horen als het accent aigu bij zijn achternaam. Uitgeverij Bert Bakker geeft voor Krabbés grootste succes Het gouden ei een verkoopcijfer van 60.000 en van het in 1997 verschenen De grot zijn inmiddels ook al 35.000 exemplaren verkocht. Van het eerste werk zijn vertalingen verschenen in onder meer Amerika, Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Japan, en ook voor het tweede werk zijn de buitenlandse uitgevers warm gelopen.
Het zou interessant zijn om te zien of buitenlandse critici dezelfde bezwaren hebben tegen Krabbés werk als de meerderheid van hun Nederlandse vakbroeders. Zouden Warren en Blom een Amerikaanse, Engelse, Franse, Italiaanse of Japanse geestverwant hebben? Op deze vraag zal nu geen antwoord komen, omdat ik zèlf iets in wil brengen tegen het oordeel van beide recensenten. ‘Iets in willen brengen’, dat klinkt niet als de opmaat voor polemisch vuurwerk, maar eerder als een aanzet tot nuancering. Daarmee is het een goed gekozen formulering, want nuanceren is precies wat ik wil doen.
Het volledig weerleggen van wat Warren en Blom beweren kan en wil ik niet. Zelf valt mij ook op dat Krabbé zijn van een fantastisch plot voorziene romans karig literair aankleedt. Qua stijl, maar zeker ook qua verhaal wekken zijn boeken de indruk met een fileermes bewerkt te zijn. In sneltreinvaart leidt Krabbé de plot naar een ontknoping, de - al dan niet overbodige - ballast ontbreekt in het geheel. Deze indruk van Krabbés werk verschilt niet van wat Warren en Blom constateerden. Alleen zagen zij dit als een voorbeeld van Krabbés ideeënarmoede, en daar ben ik het niet mee eens. De doelmatigheid van Krabbés stijl en de sterke sturing van de lezer die zijn boeken kenmerkt, vind ik wel behoorlijk irritant. Als lezer word je nauwelijks de kans geboden zelf iets te ontdekken en word je geacht - nieuwsgierig en radend naar de ongetwijfeld verrassende afloop - aan het handje van de schrijver mee te lopen.
De oorzaak van dit alles is dat Krabbé zijn ideeën van ‘het schrijven als componeren’ en ‘de plot als een schaakprobleem’ af en toe wat erg ver doorvoert. Hij is zich hier zelf van bewust, want in het interview voor De standaard zegt hij daarover: ‘Als ik er na Het gouden ei op vooruit ben gegaan, dan komt dat precies omdat ik heb geleerd dat een zekere slordigheid mag en misschien wel moet. [...] In De grot heb ik een paar dingen gestopt die maar indirect met het thema verband houden.’ In ieder geval heeft de doelmatigheid van stijl en verhaal volgens mij niets te maken met een ontbreken van aansprekende ideeën over de wereld, de mens en het leven van die mens op de wereld.
Het zou te ver gaan om van een ideeënrijkdom te spreken, maar Krabbés werk kent wel degelijk rijke ideeën. De romans Het gouden ei, Vertraging en De grot, maar ook de verhalen uit De paardentekenaar blijven na lezing in het geheugen gegrift. Dit is niet alleen vanwege de plot, maar ook omdat bepaalde thema's blijven intrigeren. Een sterk punt van de wijze waarop Krabbé met deze ideeën omgaat, is dat ze helemaal geïntegreerd zijn in het verhaal. Niet de schrijver, maar het verhaal brengt iets naar voren. Een goed voorbeeld hiervan is Krabbés fascinatie voor de menselijke geest, die Krabbé onder meer in zijn succesroman Het gouden ei heeft gethematiseerd. In een interview van Yvonne Kroonenberg voor de Haagse post zegt Krabbé daarover: ‘Daarin komt een man voor die [...] mentale oefeningen doet en hij trekt er de consequenties uit. Hij wil weten hoever hij kan gaan en tot zijn eigen verbazing blijkt hij tot het einde te kunnen gaan. Hij ziet dat als een wetenschappelijk experiment. Zo iemand fascineert me.’ Waartoe dit op de proef stellen van het geweten leidt, zal geen lezer van Het gouden ei vergeten. Een ander gedachte-experiment is het overschrijden van grenzen. In De rots, een verhaal uit De paardentekenaar, beklimmen een vader en