redactioneel
De redactie van Vooys probeert steeds weer afleveringen samen te stellen, waarin nèt iets anders tegen de letteren en de literatuurwetenschap wordt aangekeken. In dit zomernummer van Vooys wordt daarom ruim aandacht besteed aan onderwerpen die men onterecht - vaak uit gewoonte en gewenning - vanzelfsprekend is gaan achten of over het hoofd is gaan zien.
In de diverse bijdragen wordt dan ook steeds opnieuw geprobeerd om de ogen van de lezer te (her-)openen. Zo stelt Frank van Gestel in het hoofdartikel voor om de Histooriën van Hooft te ‘vertalen’ in hedendaags Nederlands en integraal uit te geven, zodat de lezers met hun eigen ogen de pracht van dit meesterwerk kunnen aanschouwen. Dieuwke van der Poel leest een aantal Middeleeuwse liederen vanuit genderperspectief en Gaston Franssen belicht nogmaals Vestdijks veel becommentarieerde gedicht ‘De uiterste seconde’.
Verder in dit nummer een interview met Ingmar Heytze, een jonge, Utrechtse dichter. Uit het gesprek met Karin Smeets blijkt dat hij een heel eigen kijk op de moderne Nederlandse poëzie heeft. Ook de recensies en duodecimo's blinken uit in helderheid en doorzichtigheid. Deze keer is er sprake van een Vestdijkgids, die de lezers schitterende doorkijkjes laat aanschouwen; een dissertatie die ‘het andere’ duidelijk in beeld brengt en ten slotte het lucide, maar soms iets te doorzichtige proza van Tim Krabbé.
Tot slot is het hier de plaats om de nieuwe columnist Tom van Deel te verwelkomen en vertrekkend hoofdredacteur Jeroen Kapteijns te bedanken voor zijn jarenlange bijdrage aan Vooys. Beiden veel succes gewenst.