dat dit een ‘hachelijke onderneming’ is. Desondanks beweert Sötemann dat Kouwenaar een ‘uitgesproken metafysisch dichter’ is, of beter: ‘dat zijn werk in hoofdzaak bestaat uit metafysisch gerichte verzen’. Onder ‘metafysica’ wordt dan niet verstaan ‘een verzameling niet voor toetsing vatbare uitspraken over onzichtbare zaken’ (volgens Kouwenaar ‘blabla’), maar: ‘het pogen zich rekenschap te geven van de grond-dimensies van het bestaan: van zijn en niet-zijn, van dood en leven, stof en geest, oorzaak en gevolg, ruimte en tijd, van de menselijke identiteit’. Kouwenaar zegt in dit verband: ‘Iets uit de tijd pakken, dus eigenlijk iets onsterfelijk maken, dat kan helemaal niet, maar niettemin wordt het in elk gedicht weer geprobeerd. Poëzie schrijven is vechten tegen de bierkaai.’ In een gedicht zegt Kouwenaar het als volgt:
tegen beter weten onwetend
Volgens Sötemann heeft Kouwenaar hier in vijf regels ‘zijn hele uiterst complexe en fundamenteel paradoxale inzicht in de glorie èn in het onvermogen van het dichten en de poëzie samengebald’. Net als bij symbolisten als Mallarmé en Valéry is voor Kouwenaar het einddoel van de poëzie onbereikbaar.
De vijfde beschouwing gaat over ‘De poetica van Gerrit Kouwenaar’. Volgens Sötemann is Kouwenaar ‘een van de weinige Vijftigers die bereid en in staat gebleken is tot reflecteren op zijn eigen bezigheid als dichter, in interviews en artikelen’. Op basis daarvan is het mogelijk Kouwenaars versexterne uitgangspunten en doelstellingen in kaart te brengen. Sötemann brengt de poëticale opvattingen van Kouwenaar in verband met ‘de grote Europese traditie die de poetica van de laatste eeuw beheerst’, namelijk die van de autonome poëzie. Daarbij horen namen als Mallarmé, Baudelaire en T.S. Eliot. De laatste omschreef poëzie als ‘not a turning loose of emotion but an escape from emotion’. En Kouwenaar heeft gezegd: ‘Ik streef naar 't losmaken van het gedicht, de enige band met mij moet zijn dat ik 't gemaakt heb.’ En: ‘[...] die taal moet worden ontdaan, niet van persoonlijke gevoelens of ideeën, maar van persoonlijke gebondenheid’. Kouwenaar gebruikt taal als ‘materiaal’ en niet als ‘hulpmiddel’. Poëzie mag ook niet al te simpel zijn: ‘je moet het niet te gemakkelijk maken, dan heeft het niets meer met poëzie van doen’. Het materiaal van de dichter, de taal, is in beginsel ontoereikend. Kouwenaar spreekt van ‘de leugenachtige en dubbelzinnige taal als creatief instrument’. Uiteindelijk gaat Kouwenaars poëzie over poëzie. Kouwenaars opvattingen over poëzie kunnen, wat de Nederlandse literatuur betreft, vergeleken worden met die van Nijhoff. Sötemann geeft daartoe een zeer lange, maar treffende, opsomming van poëticale citaten van Nijhoff die in verband gebracht kunnen worden met Kouwenaars poëtica, zoals bijvoorbeeld: ‘Een gedicht bestaat uit woorden, niet uit gedachten.’
Sötemanns boek wordt besloten met de beschouwing ‘Kouwenaar en Boutens’. Het betreft de tekst van een toespraak bij de opening van een tentoonstelling over Kouwenaar in 1993 in het Letterkundig Museum. Datzelfde jaar was er in hetzelfde museum een grote tentoonstelling over P.C. Boutens (1870-1943). Op het eerste oog lijken de dichters weinig met elkaar gemeen te hebben, maar Sötemann maakt in kort bestek aannemelijk dat er tal van overeenkomsten zijn. Helaas zijn de portretten van Boutens en Kouwenaar niet afgedrukt in het boek, anders zou de lezer de opvallende uiterlijke overeenkomsten tussen deze ‘twee indrukwekkend besnorde figuren’ kunnen zien. Maar dat is slechts een bijkomstigheid. Kouwenaar en Boutens zijn indrukwekkende vakmensen, ze beheersen hun ‘métier’ als weinig anderen; ze zijn zich er allebei van bewust dat taal ontoereikend is en dat het uiteindelijke doel van poëzie niet te bereiken is. Zo sprak Boutens van ‘spraaklooze gedichten’ en ‘het lied dat alles bijna / Zegt’. Voorts zijn de gedichten van Kouwenaar en Boutens niet gemakkelijk toegankelijk. Kouwenaar heeft hierover gezegd: ‘Poëzie is in diepste wezen altijd moeilijk, zij is dat altijd geweest en zal het altijd blijven [...]. De lezer krijgt het evenmin